Psychologie 2
H1, 2, 13, 14, 15
Ontwikkeling: Reeks progressieve veranderingen die tot hogere niveaus van differentiatie
en functioneren leiden
Verandering, Vooruitgang, Rijping, Groei, Differentiatie, Leren
Theorie: Een ordelijk, geïntegreerd stel op bewijzen gebaseerde uitspraken van gedrag
(beschrijft, verklaart en voorspelt)
Ontwikkelingspsychologie: Is het systematische en wetenschappelijke onderzoek van
veranderingen in menselijke gedragingen en psychische activiteiten over de tijd
We willen ontwikkelingsprocessen beschrijven en verklaren
John Locke (filosoof)
Verlichting (mens staat centraal)
Kind als tabula rasa
Modelgedrag (nurture)
Doel opvoeding: zelfcontrole
Jean-Jacques Rousseau (filosoof) lijkt op Piaget
Romantiek
Aangeboren natuurlijke goedheid mens
Rijpen
Geen kennis, maar zelfstandig
Denken
2 Principes:
1. Ontw. Verloopt volgens innerlijke biologische tijdtafel (nature)
2. Ontw. Verloopt volgens aantal stadia:
Zuigeling, van geboorte tot 2 jaar
wereld ervaren via zintuigen
Kindertijd, van 2 tot 12 jaar
competenties leren
Late kindertijd, van 12 tot 15 jaar
lichamelijk sterker worden
Adolescentie, vanaf 15 jaar
einde egocentrische kinderjaren
,Darwin’s evolutietheorie (nature) (bioloog)
Natuurlijke selectie of survival of the fittest
Soorten hebben kenmerken die aangepast zijn aan hun omgeving
Individuen die het beste zijn aangepast aan hun omgeving overleven en planten zich
voort
Hun genen worden doorgegeven aan volgende generaties
Freud psychoseksuele ontwikkeling
Deterministisch model biologisch
Seksuele energie vind plaats in fase/erogene zone:
Orale fase (0-1,5) ES
Anale fase (1,5-3) ICH
Fallische fase (3-6) – Oedipuscomplex ÜBER-ICH
Latentie fase (6-11)
Puberteit (11 jaar meisjes, 13 jaar jongens)
Jean Piaget
- Oudere kind is intelligenter en denkwijzen verschillen fundamenteel met jongere
kind
- Intelligentie levensfunctie
- Bouwstenen cognitie: denkschema’s – flexibel
- Adaptatie: aanpassen aan omgeving
- Door accommodatie en assimilatie leert kind wereld om zich heen beter te
begrijpen
Sociale cognitie: Denken over de gevoelens, gedachten en intenties van anderen en het
denken over de ander als persoon
Verklarend onderzoek
1. Methode: Baby biografieën (observeren en interpreteren)
Validiteit & betrouwbaarheid: Subjectief, niet te controleren door derden en kwalitatief
(Kwalitatief onderzoek is meer beschrijvend van aard en richt zich op interpretaties,
ervaringen en betekenis.)
2. Methode: Wetenschappelijk (verbanden tussen 2 of meerdere factoren verklaren
m.b.v. experiment)
Validiteit & betrouwbaarheid: Objectief, herhaalbaar, experiment en kwantitatief (meting,
omzetting in aantallen; beoordeling in aantallen)
Technieken verzamelen gegevens over kinderen
Observatie
Interview en vragenlijst
! Je moet operationaliseren om te meten: omzetten van iets abstracts in meetbare
kenmerken
Gedrag meten onderzoeksmethoden
Dwarsdoorsnedeonderzoek: Methode om een ontwikkelingseffect te meten door op 1
meettijdstip minstens 2 groepen proefpersonen van verschillende leeftijden met elkaar te
vergelijken
Longitudinaal onderzoek: Bijna zelfde als hierboven. Verschil: gedrag van steeds dezelfde
groep kinderen wordt op minstens 2 verschillende tijdstippen vastgelegd, met daartussen
duidelijk tijdsverschil.
Kostbaar, tijdrovend, praktische problemen en heeft dwarsdoorsnedeonderzoek niet.
(herhaaldelijk en steeds op dezelfde TIJD & manier metingen worden verricht om een ontwikkeling in kaart te brengen)
Cohort: groep mensen met zelfde geboortejaar
Nature (nativisten): aangeboren, biologische gegevenheden, gebaseerd op genetische
erfelijkheid
, Nurture (omgevingspsychologen): door vorming, fysieke en sociale wereld, invloed op
biologische en psychologische ontw.
Leer theoretische stroming - Behaviorisme
Menselijk (sociaal) gedrag is aangeleerd
Gedragsverandering & ervaring!!
Black Box: input en output van belang, op welke wijze leerproces binnenin gaat, niet
relevant
Wie:
Skinner: operante conditionering
- Operant: willekeurig gedrag
Watson: conditionering van emoties
- Gedragsveranderingen door conditioneringsprocessen
- Angstreactie kan geconditioneerd worden
Pavlov: klassieke conditionering
Bandura: leren door imiteren
- Mensen kunnen nadenken over consequenties en de gevolgen ervan zien, dieren
niet
- Leren door observatie, modeling
Leerprincipes
1. Gewenning (habituatie)
2. Uitdoving (extinctie)
3. Bekrachtiging
4. Straf
5. Bekrachtiging, continue of onderbroken
6. Imitatie
Rijpingsmodel
Rijping, erfelijkheid (gen)
Ontw. voorgeprogammeerd, ligt verankerd in genen
Gepredetimineerd rijpingsschema/nativisme/maturisme (fasen, perioden)
Kritiek: deterministisch (eenmaal onthecht altijd onthecht?) en ontw, is volledig in
handen omgeving/natuur?
Bio-ecologische model Bronfenbrenner
1. Bio systeem (kindkenmerken)
Intrapersoonlijke factoren – intelligentie, temperament etc.
2. Microsysteem (meestal gezin)
Altijd meerdere microsystemen
Relaties van kind met mensen uit directe omgeving
Face-to-face-relaties
Motor van ontwikkeling, beïnvloeding
3. Mesosysteem
Relaties tussen verschillende microsystemen
Opvoeders beïnvloeden het kind direct via ‘eigen microsysteem’ en indirect via andere
microsystemen
4. Exosysteem
Maatschappelijke systemen die via de microsystemen het kind (indirect) beïnvloeden.
Het kind zelf is geen onderdeel van dit systeem.
5. Macrosysteem
Waarden, normen, wetten en regels.
Een systeemlaag zonder mensen.
6. Chronosysteem
Slaat zowel op het kind zelf: hij wordt ouder ...
… als op de veranderingen in een maatschappij tijdens een bepaalde tijdsperiode
Opvoedingsstijlen