Samenvatting per week van het vak Internationaal Recht, gegeven door Margriet Geurden-Cuypers. Betreft de stof van zowel hoor- als werkcolleges ondersteund met de theorie van het boek van Sonja van Hall
'Contracten in de internationale handel' (hfst. 1 /m 7).
Het publiekrecht kenmerkt zich doordat bij de rechtsrelatie een overheidsorgaan betrokken is dat gebruikmaakt
van een bepaalde bevoegdheid die burgers en ondernemingen niet hebben. Het privaatrecht kenmerkt zich door
het ontbreken van deze overheidsmacht; elke partij kan van het privaatrecht gebruikmaken. De belangrijkste
onderwerpen die bij het privaatrecht horen zijn de overeenkomst, onrechtmatige daad en eigendomsrechten en
aanverwante goederenrechtelijke onderwerpen.
De vraag in internationaal recht zal telkens zijn: “Is het Nederlands recht van wel toepassing?”. Bij toepassing
van verdragen is het van belang om te weten dat er onderscheid wordt gemaakt tussen verbintenissenrecht en
goederenrecht.
- Verbintenissenrecht bestaat uit het overeenkomstenrecht en het recht met betrekking op onrechtmatige
daden: de prestatieplichten van de partijen staan centraal. Het bestaat uit regelend en aanvullend recht
waarbij contracten mogen afwijken van de rechtsregel.
- Goederenrecht bepaalt de verhouding van één bepaalde partij ten opzichte van een goed bepaald: het
bevat dwingend rechterlijke regels zodat partijen geen andere oplossingen in hun contracten kunnen
opnemen.
Zodoende kennen we binnen het verdragsrecht aangaande het internationale handelsverkeer voornamelijk
verdragen betrekking tot het verbintenissenrecht (daarover wordt men het simpelweg makkelijker eens vanwege
het flexibelere karakter), maar geen goederenrechtelijke verdragen. Hierom zijn er speciale verdragen
geschreven om handelsproblemen te verhelderen: (1) het Weens Koopverdrag voor de internationale
koopovereenkomst en (2) het internationale wegvervoerverdrag (het CMR) voor vervoersproblemen.
Naast het verdragsrecht kan ook het privaatrecht van een ander land van toepassing zijn op de overeenkomst,
zodoende gaan de toepassing van verdragen en het nationaal recht hand in hand. Binnen het privaatrecht over de
wereld kennen we de volgende rechtsfamilies, waarbij het draait om welke plaats de rechter in het systeem heeft:
1. Common-law landen, ofwel het ‘rechtersrecht’: de rechter heeft de functie om het recht te vormen; de
belangrijkste rechtsbron is niet het wetboek, maar de rechtspraak (‘case law’).
2. Civil-law landen: de wet is de voornaamste rechtsbron en de rechter is hieraan gebonden (alleen als het
recht geen oplossing biedt wordt gebruik gemaakt van uitspraken in andere zaken, zijnde
jurisprudentie).
3. Mix
Internationale ipr-regelingen zijn onder te brengen in twee categorieën: (1) de objectieve verwijzingsregels,
welke slechts een rechtsstelsel aanwijzen dat het probleem inhoudelijk oplost, en (2) het materieel recht, waarbij
het verdrag de oplossingen bevat.
De drie internationaal privaarechtelijke problemen
Er zijn drie problemen te onderscheiden die zich bij geschillen tussen partijen in internationale handel kunnen
voordoen. De 3 zogenoemde ‘ipr-problemen’ staan onderstaand beschreven, met voorts de stappen die moeten
worden doorlopen om het probleem op te lossen (de stappen zijn in de tekst genummer).
1. Eerste ipr-vraag: “Welk recht is van toepassing?”
Is er een (1) contract in het geding, dan kan deze de oplossing voor het probleem bevatten
(contractsvrijheid). Is dat niet het geval, dan wordt bekeken welk recht van toepassing is door raadpleging
van verdragen of toepassing van nationaal recht.
Eerst wordt onderzocht of er sprake is van een speciale clausule waarin een rechtskeuze wordt gemaakt.
Wanneer de rechtskeuze wordt gemaakt voor het privaatrecht van een land dat verdragsstaat is van het
Weens Koopverdrag (hierna: WKV), dan zijn deze regels op de overeenkomst van toepassing. Willen de
partijen het WKV uitsluiten dient dit expliciet in het contract te worden opgenomen.
1
Theorie Internationaal Privaatrecht
, Voorts wordt gecontroleerd of er een specifiek verdrag van toepassing is op de rechtsrelatie; bij
internationale koopovereenkomst dient dat voor (2) het Weens Koopverdrag onderzocht te worden (er
moet worden voldaan aan artt. 1-6 WKV en partijen dienen verdragsluitende staten te zijn). Mocht dit niet
het geval zijn wordt er gekeken of er een algemene regel van toepassing is, zoals (3) de Rome 1
Verordening (als er ten minste één partij uit de EU bij betrokken is) om nationaal recht te bepalen. Hiermee
wordt dan het onderliggende recht, ofwel ‘the gapfilling law’ bepaald.
Zijn er geen internationale regelingen die toegepast kunnen worden, dan dienen de conflictregels van het
land van de rechter te bepalen welk rechtsstelsel van toepassing is (= dus obectieve verwijzingsregel).
2. Tweede ipr-vraag: “Welke rechter is bevoegd?”
Allereerst dient te worden gekeken of er sprake is van een (1) arbitragebeding; partijen kunnen in hun
overeenkomst aangeven de problemen door deskundigen (‘arbiters’) willen laten oplossen in plaats van in de
rechtszaal.
Is er geen keuze voor arbitrage vastgelegd, dan kunnen er een of meer gerechten bevoegd zijn. Dit kan in
een specifiek verdrag staan (zoals bij het internationaal wegvervoersverdrag, het CMR) of in een algemene
regeling. De algemene regeling in Nederlands betreft de EEX-Verordening (of Brussel 1 Verordening
genoemd).
Ook de EEX-Vo respecteert partijautonomie en stelt (2) de forumkeuze (de keuze voor bevoegdheid van
een bepaalde rechter) voorop krachtens art. 25 EEX-Vo. Bovendien dient ook eerst vastgesteld te worden
of er sprake is van een onderwerp waarbij de verordening een vaste rechter heeft aangewezen; deze
onderwerpen staan in art. 24 EEX-Vo en wijzen één rechter aan (forumkeuze heeft dan geen zin).
Voor de onderwerpen internationale arbeidsovereenkomst (art. 22 EEX-Vo), consumentenovereenkomst en
verzekeringenovereenkomst dienen de (3) bijzondere bevoegdheidsregels van de EEX-Vo te worden
toegepast. Is er geen forumkeuze en zijn de bijzondere onderwerpen niet aan de orde, dan kan de (4)
hoofdregel van de EEX-Vo worden toegepast: de rechter van het land van de gedaagde is bevoegd (art. 4
EEX-Vo).
Naast de art. 4-rechter kan nog een gerecht bevoegd zijn, hetgeen wordt bepaald door artt. 7 en 8 EEX-Vo.
Hiervoor zijn met name de twee bepalingen binnen (4) art. 7 lid 1 sub b EEX-Vo van belang, aangaande de
(ver)koop van roerende zaken ( plaats van beoogde levering) en verstrekking van diensten ( plaats waar
dienst verstrekt wordt/had moeten worden).
3. Derde ipr-vraag: “Kan een buitenlands vonnis direct uitgevoerd worden in een land?”
Binnen EU / EEX-Vo aangesloten
Er wordt een Europese Betalingsbevelprocedure (EBB-procedure: artt. 38 – 39 EEX-Vo) gestart
waarmee men de gelegenheid krijgt een eenvoudige (en dus goedkope) procedure te starten waarvoor geen
advocaat verplicht is en de betekening eenvoudig kan plaatsvinden. Maakt de gedaagde geen gebruik om
verweer te voeren, dan kan het uitgevaardigde betalingsbevel direct ten uitvoer gelegd worden.
Buiten EU
Zijn partijen buiten de EU gevestigd, dan zal gekeken moeten worden of er nog een verdrag geldig is of dat
er sprake is van een bilateraal verdrag (een verdrag tussen de twee landen). Komt het vonnis niet uit een
verdragsland, dan bepalen de ipr-regels in welke mate het buitenlands vonnis heropend mag worden door de
rechter van het land van executie. Je zal via een exequatur (‘het deponeren van een vonnis’) het vonnis in
het andere land uitvoerbaar krijgen; dit door het verzoek te doen je vonnis voor te mogen leggen bij de
rechter in het land waar het uitgevoerd dient te worden.
Vanwege het risico van heropening van de zaak wordt in het internationale handelsverkeer vaak gebruik
gemaakt van arbitrage als de wederpartij uit een niet-EU-land komt! Indien een buitenlands arbitraal
vonnis in Nederland moet worden uitgevoerd, is het Verdrag van New York van toepassing: art. 3 bepaalt
dat als er een geldig arbitraal beding is, het buitenlandse vonnis op dezelfde wijze behandeld, en dus erkend
en ten uitvoer gelegd moet worden als een nationaal arbitraal vonnis.
2
Theorie Internationaal Privaatrecht
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper isaengelen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,48. Je zit daarna nergens aan vast.