Samenvatting ontwikkelingspsychologie
DEEL 1; de ontwikkeling van het kind
Hoofdstuk 1; een inleiding in de ontwikkeling van het kind
Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie naar groei, verandering, en
stabiliteit bij mensen
- Van conceptie tot ouderdom, maar met een accent op de jaren tot de volwassenheid
Thematische gebieden binnen de ontwikkelingspsychologie:
Leeftijdsgroepen en individuele verschillen (kan erg variëren per persoon):
- Prenatale periode van conceptie tot geboorte
- Babytijd geboorte tot 2 jaar
- Peuter- en kleutertijd van 2 tot 6 jaar
- Schooltijd van 6 tot 12 jaar
- Adolescentie van 12 tot 20 jaar
Deze leeftijdsgroepen zijn sociale constructies: idee over de realiteit dat breed geaccepteerd
is, maar afhangt van de maatschappij + cultuur op een bepaald moment.
- Ontwikkelingspsychologen hebben het over een gemiddelden: het moment waarop
kinderen gemiddeld genomen bepaalde mijlpalen bereiken
Hoe ouder kinderen worden, hoe duidelijker de onderlinge diversiteit (de omgevingsfactoren
gaan een rol spelen)
Een specifieke ontwikkelingsperiode is de prepuberteit: periode voorafgaand aan de
puberteit, waarin alle (hormonale) veranderingen in het lichaam optreden, maar nog niet
van buitenaf zichtbaar zijn.
Ieder mens behoort tot een specifieke cohort: groep mensen die rond dezelfde tijd op
dezelfde plek zijn geboren
Vb.: babyboom kinderen
,Normatieve gebeurtenis: gebeurtenis die zich voor de meeste individuen binnen een groep
op dezelfde manier voltrekt
- Vb.: bereiken van de puberteit gebeurde bij iedereen ong. in dezelfde periode
Cohorteffecten: treden op als gevolg van normatieve, historisch bepaalde invloeden
Vb.: specifiek historisch moment wereldoorlog, economische groei / crisis
Leeftijdsgebonden invloeden: zijn gelijk voor mensen in bepaalde leeftijdsgroepen, ongeacht
waar/wanneer ze opgroeien puberteit, menopauze
Normatieve/ Sociaal-culturele invloeden: etnische afkomst, sociale klasse, lidmaatschap van
een cultuur
- Leidt tot conformiteit omdat men de gevolgen van afwijkend gedrag vreest
Vb.: Kim denkt antwoord B Docent vraagt; ‘’Wie denkt antwoord A?” alle leerlingen
steken hun hand op Kim steekt ook hand op, want wil niet uitgelachen worden
Niet-normatieve gebeurtenis: specifieke gebeurtenis die plaatsvinden in het leven van een
bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hier niet mee te maken krijgen
Vb.: 16-jarige examen leerling wint landelijke wetenschapswedstrijd/ 6-jarige verliest ouders
door auto-ongeluk
Kinderen: verleden, heden en toekomst
Middeleeuwen: kinderen gezien als imperfecte mini volwassenen droegen dezelfde
kleding.
Eerste geschriften waarin kinderen methodisch bestudeerd werden: babybiografieën
Nieuwe psychologische inzichten maakten mensen bewust van de invloed die hun kindertijd
had op hun volwassen leven.
- Alfred Binet: 1e die zich richtte op de intelligentie van kinderen + onderzoeker naar
geheugen en hoofdrekenen
- G. Stanley Hall: 1e die het denken + gedrag kinderen onderzocht d.m.v.
vragenlijsten. Ook de ontdekking dat adolescentie als aparte ontwikkelingsperiode
werd gezien
In de 1e helft van de 20e eeuw ontstonden de eerste grootschalige, systematische studies
naar veranderingen in het leven van kinderen + ontwikkeling rest van het leven
- Doel: aard van groei, verandering + stabiliteit tijdens kindertijd en adolescentie op
een wetenschappelijke manier bestuderen.
Continue verandering: geleidelijke ontwikkeling waarbij prestaties op een bepaald niveau
voortvloeien uit die van de vorige niveaus
- Is kwantitatief (hoeveelheid); ontwikkeling van kind wordt groter of meer
Vb.: veranderingen in lengte van een kind continue groei
- Manier waarop kinderen denken, praten en handelen vertoont sterke
overeenkomsten met manier waarop hun lichaam groeit: geleidelijk
ontwikkelingsproces
,Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen/stadia plaatsvindt, en waarbij
elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief (inhoud) anders is dan gedrag in eerdere stadia
- Ontwikkeling kan heel abrupt (discontinue) verlopen sprongetjes vooruit
Vb.: kind kan sluitspieren nog niet beheersen: plast in bed; door rijping kan het deze wel
controleren zijn ontwikkeling maakt een sprongetje.
Kritieke periode: specifieke tijd in ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis de
grootste en onomkeerbare gevolgen heeft. Ontstaat:
- Wanneer de aanwezigheid van bepaalde soorten omgevingsstimuli noodzakelijk is
voor een normale ontwikkeling
- Wanneer blootstelling aan bepaalde stimuli abnormale ontwikkeling tot gevolgen
heeft.
Stimuli: prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of inwendige omgeving waarop
een organisme reageert
Plasticiteit: mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of fysieke structuur
veranderbaar is
- Het blijkt dat kinderen late ervaringen kunnen gebruiken om eerdere achterstanden
in te halen hierdoor lopen ze geen blijvende schade op als ze bepaalde sociale
ervaringen hebben gemist
Daarom spreken ze nu van een gevoelige periode:
Een afgebakende periode (meestal vroeg in het leven) waarin mensen extra gevoelig zijn
voor bepaalde omgevingsinvloeden die betrekking hebben op een bepaalde fase van de
ontwikkeling
het concept van gevoelige periode onderkent de plasticiteit van mensen in ontwikkeling
In elk levensstadium is sprake van ontwikkelingsgroei en -verandering. Sociale omgeving
heeft grote invloed op iemands ontwikkeling.
Nature-nurturedebat: gedrag en eigenschappen; aanleg of opvoeding en leefomgeving?
Nature: eigenschappen, capaciteiten en vermogens die mensen van hun ouders erven
maturatie: proces van het zich geleidelijk ontvouwen van voorbestemde genetische info.
Nurture: omgevingsinvloeden die ons gedrag bepalen
- Biologische invloeden: vb.: drank- en drugsgebruik van zwangere vrouw op
ongeboren kind of de hoeveelheid en het soort voedsel dat een kind krijgt
- Sociale invloeden: vb.: manier waarop ouders hun kinderen opvoeden of invloeden
van leeftijdsgenoten
- Maatschappelijke factoren: vb.: sociaaleconomische omstandigheden waarin mensen
zich bevinden
, Hoofdstuk 2; theoretische perspectieven en onderzoek
Perspectieven bij het kijken naar kinderen
Theorie: verklaring of voorspelling ten aanzien van een verschijnsel, die een raamwerk biedt
om de relaties tussen een reeks feiten of principes te begrijpen
Psychodynamische perspectief: gedrag wordt gemotiveerd door innerlijke krachten,
herinneringen en conflicten.
- Door onbewuste processen en waar hij weinig controle over heeft + jeugdervaringen
Oorsprong: in kindertijd kunnen iemands gedrag gedurende het hele leven beïnvloeden
Vb.: Marije heeft in de kindertijd geen goede relatie op kunnen bouwen met haar vader, zij zou daardoor
nu in liefdesrelaties op zoek kunnen gaan naar een vaderfiguur, maar dan komen de verlatingsangst en
pijnlijke gevoelens terug
Psychoanalytische theorie (Freud): theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten
bepalend zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag
Vb.: kind kan te weinig aandacht ervaren van ouders en kan dit gaan compenseren met aandacht vragen
van juf en later van partner
Volgens Freud heeft persoonlijkheid 3 aspecten: Id, Ego en Superego
- Id: primitieve, onbewuste, ongeorganiseerde, aangeboren deel, aanwezig bij de
geboorte; bevat motieven en handelt impulsief functioneert vanuit genotsprincipe
- Ego: bewuste, rationele deel; veiligheid van individu bewaren en helpen te integreren
in samenleving persoon in balans vanuit: facetimeego
Functioneert vanuit: realiteitsprincipe
- Superego: vertegenwoordigt iemands geweten maakt onderscheid tussen goed en
kwaad wordt overgenomen van ouders, leraren en andere belangrijke personen
Psychoseksuele ontwikkeling: vijf fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin genot
of bevrediging telkens gericht is op een andere biologische functie en een ander deel van het
lichaam
- Als er iets mis gaat in een bepaalde fase, leidt dit tot fixatie: stagnatie van de
psychoseksuele ontwikkeling in onvolwassen stadium
Vb.: orale fixatie: overmatig eten, roken of alcoholisme / anale fixatie: koppig, vrekkig
Psychosociale ontwikkeling (Erikson): de verandering in onze interacties met anderen en in
hoe we aankijken tegen het gedrag van anderen en onszelf als leden van maatschappij
Volgens Erikson is er in elk stadium sprake van een crisis of conflict dat het individu moet
oplossen om door te kunnen naar het volgende stadium.
Verschil Erikson en Freud:
Freud zegt dat ontwikkeling min of meer compleet is na adolescentie. Erikson zegt dat groei
en verandering het hele leven doorgaan de adolescentie is volgens Erikson juist het
startpunt van de ontwikkeling van een eigen identiteit
Psychodynamische theorieën beschrijven redelijk goed gedrag van het verleden, maar
kunnen geen nauwkeurige voorspellingen opleveren van toekomstig gedrag