Scheikunde samenvatting
Les 1 Nieuwe stoffen, nieuwe materialen
Natuurlijke materialen: materialen uit de omgeving aantreft zoals, hout, steen, leem.
Grondstoffen: deze stoffen heb je nodig voor het maken van materialen of andere
stoffen zoals, zand, kalk en soda.
Nieuwe materialen zijn ijzer, staal, plastic, aluminium, lood, zink, cement, verf en
gewapend beton. De technieken om deze materialen op grote schaal e maken, zijn
nog niet zo oud.
Kunststof wordt een plastic genoemd
Voor identificatie van een stof heb je stofeigenschappen nodig.
Voorbeelden stofeigenschap
Kookpunt
Smeltpunt
Kleur
Geur
Smaak
Dichtheid
Hardheid
Buigzaamheid
Brandbaarheid
Oplosbaarheid
Chemische reactie kan je weergeven in een reactieschema.
Een reactie schema ziet er als volg uit.
Beginstoffen –> eindstoffen (reactieproducten).
Chemische reactie: Verdwijnen van stoffen terwijl er andere stoffen terugkomen.
Beginstoffen: stoffen waar je het proces mee begint.
Reactieproduct: de stoffen die ontstaan noem je de eindstoffen of reactieproducten.
Les 2 Zuivere stoffen en mengsels
1
,Als je met stoffen gaat werken, is het belangrijk dat je weet wat de gevarensymbolen
of pictogrammen betekenen.
Gevarensymbool: pictogrammen die gevaren aangeven.
Op een chemiekaart kan je aflezen hoe je veilig met de stof kan werken. Ook staan
er allerlei eigenschappen van de stof op.
Chemiekaart: uitgebreide informatie over de eigenschappen van een stof.
Zuivere stof: als het om één stof gaat zoals water, kristalsuiker, ijzer en krijt.
Mengsels: bestaat uit meerdere stoffen zoals, frisdrank.
Heterogene mengsels: Mengsels waarin je verschillende stoffen kunt zien, zoals
zand, je ziet dat het verschillende kleuren heeft.
Homogene mengsels: mengsels waarin je de verschillende stoffen niet kunt
onderscheiden zoals lucht, je kunt niet zien of dit een mengsel of zuivere stof is.
MAC: Maximale Aanvaarde Concentratie. Als je langere tijd in een bepaalde ruimte
bent waarin de MAC-waarde overschreden wordt, kan dit gevolgen hebben voor je
gezondheid. De MAC-waarde drukken we uit in mg/m3 lucht
Voorbeeld opgave:
Er valt in een klaslokaal van 7x5.5x3 een Thermometer met 1ml kwik. Hoeveel
mg/m3 kwik?
7x5.5x3 = 115.5 m3 lucht
M=?
V= 1ml (1cm3)
P= 13.5 g/cm3
Formule: M = PxV
M = 13.5g (135000mg) in 115.5 m3 lucht
Mac waarde = 135000mg/ 115.5 m3 = 117mg/ m3
Les 3 Soorten mengsels
2
, Oplossing: Heldere vloeistof waarin stoffen zijn opgelost. Een oplossing is een
homogeen mengsel, je ziet niet dat er verschillende stoffen in voorkomen.
Bijvoorbeeld suikerwater, de stof suiker opgelost in het oplosmiddel water.
Suspensie: Een troebele vloeistof waarin kleine stukjes van een vaste stof
zweven zoals, sinaasappelsap met vruchtvlees en cacao in chocolademelk.
Bezinken: als je een suspensie met rust laat zakken de vaste deeltjes langzaam naar
de bodem.
Emulsie: ondoorzichtige, troebele vloeistof waarin druppels van een andere vloeistof
zweven zoals, melk. Als je melk onder een microscoop bekijkt, kun je kleine
vetdruppeltjes zien.
Emulgator: Een emulgator is een stof die helpt bij het mengen van twee stoffen die
normaal gesproken niet of moeilijk mengbaar zijn. Op die manier wordt een emulsie
gevormd. Het zorgt ervoor dat een emulsie niet gaat ontmengen.
Als je een beetje olie aan water toevoegt, ontstaan er twee lagen. Als je flink schudt,
ontstaat er een ondoorzichtige vloeistof: een emulsie. Als je deze emulsie met rust
laat, zie je de oliedruppeltjes aaneengroeien. Na korte tijd drijft het olielaagje weer op
het water, de emulsie is ontmengd.
Voorbeelden van producten die emulgatoren bevatten zijn; margarine, mayonaise en
gezicht crèmes.
Rook: een gas waarin vaste deeltjes zweven.
Nevel: Kleine vloeistofdruppels die in gas zweven zoals mist.
Aerosol: hetzelfde als nevel alleen aerosol is meer in spuitbussen met deodorant of
haarlak.
Kookpunt: wanneer de stof gaat koken, bij water is dat 100 ℃.
Smeltpunt: wanneer is het bevroren (ijs), bij water is dat 0 ℃.
Kooktraject: als je geen vast kookpunt hebt maar het koken wat langer duurt.
Smelttraject: als je geen vast smeltpunt hebt maar het smelten langer duurt.
Een zuivere stof heeft een kookpunt en smeltpunt temperatuur verandert niet.
Een mengsel heeft een kooktraject en een smelttraject temperatuur verandert.
Massapercentage: de massa (in gram) van een stof die voorkomt in 100 gram van
het mengsel, uitgedrukt in procenten.
massa ( opgeloste ) stof
Massapercentage: x 100
massa mengsel
Volumepercentage: met volumepercentage geef je aan hoeveel (milli)liter van een
vloeistof voorkomt in 100 (milli)liter van het vloeistofmengsel, uitgedrukt in procenten.
volume ( opgeloste ) vloeistof
Volumepercentage: x 100%
volume vloeistofmengsel
3