Deze samenvatting is gemaakt d.m.v . het boek Taalkunde van Hans Hulshof en de aantekeningen uit de lessen.
De volgende leerdoelen komen aan bod:
- verschillen mensentaal en dierentaal
- taalverschillen binnen een taalgemeenschap
- behaviorisme
- generatieve taalkunde
- cognitieve taalkunde
...
Verschillen mensentaal en communicatie dieren
Taalkunde = studie van eigenschappen van de menselijke taal
Groot deel van de communicatie bij dieren gaat over voedsel
Communicatie in het dierenrijk ontstaan door ritualisering van gedrag
Minder direct dan lichamelijk contact
> sprake van communicatie als dier X gedrag vertoont gericht aan dier Y, waarbij dier Y reageert en
dat voordeel heeft voor dier X
Gedrag van dier X is een signaal
Signaalgedrag is van oorsprong niet communicatief, maar door herhaling (ritualisering) wordt dit
herkend.
Menselijke taal is productief
> veel combinatiemogelijkheden, dus er kunnen oneindig veel boodschappen gevormd worden
Niet uniek voor de menselijke taal > bijen dansen bvb
Menselijke taal heeft culturele transmissie
> taal wordt geleerd aan kinderen
Dieren kunnen meteen bij geboorte al geluid maken, een hond leert niet blaffen
Niet uniek voor menselijke taal > vogels van verschillende eilanden
fluiten bvb anders
Verplaatsing = buiten het hier en nu praten
Niet uniek voor mensen > bijen praten over 'daar' waar het eten is
> wel uniek voor de menselijke taal is liegen en ontkenning
Emotionele lading = woord kan op verschillende manieren worden opgevat, bv mama als de vrouw
of mama als noodkreet
> niet uniek voor mensen maar wordt niet zomaar gebruikt bij dieren (aangeleerd bij aap bvb) > gaat
mensen makkelijker af
Gearticuleerd = zin bestaat uit onderdelen met woorden die een eigen betekenis hebben
> niet uniek voor menselijke taal > bijen kunnen dat ook om aan te geven waar voedsel is
Voorbeeld = verkeersbord, rode rand en boodschap binnen in
Dubbele articulatie = talige boodschappen die zijn opgebouwd uit betekenisvolle stukken, die weer
zijn opgebouwd uit nietszeggende stukken
> wel uniek voor menselijke taal
Combinaties van klanken zijn makkelijker te onderscheiden, dit maakt de taal
betrouwbaarder
Welke taalverschillen kunnen er zijn binnen een taalge
meenschap en waardoor is deze veroorzaakt?
Fonetiek = studie van spreken en verstaan
Fonologie = studie van regelmatigheden in klankstructuren
,Dialectologie = studie van regionale taalverschillen, probeert de verschillen tussen taalgebruikers te
verklaren vanuit de plaats waar mensen wonen.
> veroorzaakt door woonplaats of herkomst van spreker
Dialecten die vallen onder een taal maar meer lijken op een andere taal horen toch
bij de taal van dat land. Dit komt doordat die mensen daar eenmaal wonen
Dialect = vormen van taalgebruik in bepaalde gebieden of gemeenschappen.
sociolinguïstiek = relatie tussen taal en maatschappij
> veroorzaakt door leeftijd, situatie, hoog/ laag opgeleid
Sociolect = taalvariëteit die gekoppeld wordt aan sociale klasse, sekse of leeftijd.
Verschil tussen de groepen is biologisch, het biologische verschil heeft gevolgen voor
de sociale consequenties en dat veroorzaakt talige verschillen. (komt dus niet alleen door
biologisch verschil maar vooral door culturele verschil)
Standaardtaal = taal die door het grootste deel van de bevolking gesproken wordt
Kenmerken waardoor taalgebruik kan verschillen:
Leeftijd
Sekse
Klasse
Groep
Situatie
Idiolect = persoonlijk taalgebruik, bvb slissen
Taalattitude = associaties die een taal of een dialect opwekt bij een spreker
Oorzaak van verschillen man en vrouw op gebied van taal gebruik:
Vrouwen gebruiken meer standaardtaal, omdat mannen dialect al stoer ervaren en
vrouwen vaker standaardtaal spreken om de kinderen het goede aan te leren.
Vrouwen zijn wat voorzichter en mannen vallen vaker in de rede
Toonhoogte bij vrouwen is gemiddeld hoger dan bij mannen, vrouw rond 190hz en
man rond 100hz
Poldernederlands = accent dat door het hele land te horen is, word als net ervaren, bv melluk
Groepstaal = taal die gesproeken wordt door een groep menen die om de een of andere reden een
eenheid vormen.
Jongerentaal wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door sociale situatie of woonplaats
maar ook interesses
Peer group = een groep gelijkgestemden
Straattaal = taalgebruik tussen vooral meertalige jongeren in grote steden
Register = taalstijl
Codewisseling = vermengen van twee talen
, Belangrijkste kenmerken van taalverwervingstheorie
van het behaviorisme, generatieve taalkunde en
cognitieve taalkunde
Behaviorisme = taalverwerving door imitatie
Generatieve taalkunde = aangeboren taalvermogen verwerft de taal
In kindertaalgebruik zitten abstracte grammaticale regels en een kind heeft dus
kennis van abstracte grammaticale regels zonder dat dit aangeleerd is
Cognitieve taalkunde = taalaanbod, interactie en algemene cognitieve vermogens; verwerven taal
Cognitief vermogen waar baby's over beschikken, zorgt voor patroonherkenning.
Dat een kind de grammaticale regels gebruikt zegt niet dat hij ze kent of zich er
bewust van is, dus het is niet aangeboren
Poverty of the stimulus = stelling: op basis van de gesprekken die kinderen horen zijn ze niet in staat
om de abstracte grammatica te begrijpen.
Intention reading = vermogen om de bedoelingen van anderen te begrijpen
Overgeneralisaties = regels toepassen die niet nodig zijn, vooral bij kinderen
Kritische periode = periode waarin je het makkelijkste een taal leert
Taalverwervingsperiode: geboorte tot 9e jaar
Voortalige periode = geboorte – 1e jaar
Fonologische vaardigheden worden verwerft: klanken herkennen en verstaan maar ook leren ze
welke spraakcontrasten (klankonderscheidingen) bij hun moedertaal horen
> aan het einde van de voortalige periode zit de brabbelfase klanken worden gecombineerd
+ baby's tot tien maanden kunnen ook klankverschillen horen in vreemde talen
Vroegtalige periode = 1 jaar – 2 jaar en 6 maanden
Semantische en syntactische vaardigheden worden verwerft
+ syntactisch heeft betrekking op de woordvolgorde
> eenwoordfase: baby kent betekenis toe aan klanken
> meerwoordfase: baby gaat woorden combineren (telegramstijl)
3 typen praters hier in:
} expressieve stijl = gebruiken veel woorden met een sociale functie, leren eerst grote lijnen en
daarna details
} referentiële stijl = gebruik veel zelfstandige naamwoorden, van details naar grote lijnen en
maken minder fouten
}gemengde stijl = expressieve stijl en referentiële stijl
Differentiatiefase = 2 jaar en 6 maanden – 5e jaar
> Verbeteren klanken en verwerven ontbrekende klanken, ook wordt de woordenschat
uitgebreid.
> ontwikkeling van metalinguïstisch bewustzijn (= kind leert na te denken over taal)
> morfologische vaardigheden ontwikkelen, kind maakt samenstellingen en vervoegt
werkwoorden
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper THakkers. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,48. Je zit daarna nergens aan vast.