Literatuur Forensische behandel en zorgprogramma’s
Dit document bevat een samenvatting van alle verplichte literatuur die je moet kennen voor de
cursus ‘Forensische behandel en zorgprogramma’s aan de Universiteit van Tilburg. Deze cursus is een
onderdeel van het masterprogramma Forensische Klinische Psychologie. De samenvatting is
geschreven voor studiejaar 2020/2021.
Literatuur week 1 Blz 2
Literatuur week 2 Blz 7
Literatuur week 3 Blz 16
Literatuur week 4 Blz 30
Literatuur week 6 Blz 36
Literatuur week 7 Blz 43
,Week 1 literatuur Forensische behandel- en zorgprogramma’s
https://files.enflow.nl/fd9938a8-0039-4987-aee4-d3773cabfd43/f31a1cab-67fa-4d00-a1c3-
2c5823f4e14f/publications/zp-fvz-versie-13.pdf
H3: Behandelmodellen
Dit hoofdstuk gaat over de onderliggende principes en modellen van zorgprogramma’s in forensische
klinische settingen. Er wordt hieronder onderscheid gemaakt tussen algemene modellen die van
invloed zijn op de hele zorg en specifieke modellen die van toepassing zijn op specifieke onderdelen
van behandeling:
Algemene modellen die behandeld worden:
o What Works principes:
Deze principes zijn leidend voor forensische verslavingszorg en reclassering. De What Works
principes bieden algemene richtlijnen voor diagnose, risicomanagement, behandeling en
resocialisatie. De principes worden toegepast op individuele kenmerken van cliënt. De eerste drie
principes (ook wel RNR-principes):
1. Risicoprincipe: de behandeling van mensen met een hoog risico moet intensiever en meer
gestructureerd zijn dan die van mensen met een laag risico, waarbij het ook om de
beveiliging gaat.
2. Behoefteprincipe: de behandeling moet zich richten op factoren die de kans op recidive
vergroten.
3. Responsiviteitsprincipe: de behandeling moet zijn afgestemd op de eigenschappen van de
individuele cliënt.
In recentere onderzoeken zijn nieuwe principes toegevoegd aan het RNR model:
4. Het professionaliteitsprincipe: het professionele handelen moet voldoen aan de daarvoor
gestelde wettelijke voorwaarden (BIG en WGBO).
5. Het integriteitsprincipe: de behandeling moet op de bedoelde wijze worden uitgevoerd.
6. Het eigen-context principe: een interventie of behandeling moet zoveel mogelijk in de eigen
context van de persoon plaatsvinden.
o Good Lives Model:
Het GLM is gebaseerd op een algemene rehabilitatietheorie, ontwikkeld als een aanvulling op en
alternatief voor interventies die zich uitsluitend op het RNR-model baseren. Dit model wordt in de
praktijk toegepast op seksuele delinquenten. Het GLM richt zich op positieve factoren, zoals het
bevorderen van de motivatie van de cliënt en het werken aan een vertrouwensband tussen de
therapeut en cliënt. De cliënt leert om zich te richten op zijn primaire levensbehoeftes.
o Herstelmodel:
Het herstelmodel gaat uit van drie fasen die mensen doorlopen na een (psychiatrische) ziekte of
verwonding:
1. In de eerste fase, de ‘stabilisatiefase’ of ‘acute fase’, zijn de interventies gericht op
stabilisering en vermindering van acute symptomen en klachten.
2. In de tweede fase, de ‘heroriënteringfase’, oriënteert de patiënt zich op de gevolgen van de
ziekte. ‘Wat betekent het met deze ziekte te leven? Welke gevolgen heeft dat voor mij en
mijn omgeving?’ De verwerking van de gevolgen van de ziekte of het ongeval en het stigma
dat de ziekte met zich meebrengt, neemt in deze fase een belangrijke plaats in.
, 3. In de derde fase, de ‘re-integratiefase’, probeert de herstellende patiënt zich zo optimaal
mogelijk en met zo min mogelijk professionele hulp een nieuwe plek in de maatschappij te
verwerven met inachtneming van zijn beperkingen.
Bij verslaving is een ander herstelmodel dominant. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen
maatschappelijk, functioneel, klinisch en persoonlijk herstel.
o Rehabilitatiemodel:
Dit model heeft als doel om (forensische) cliënten te ondersteunen bij het eigen herstelproces.
Rehabilitatie gebeurt in samenspraak met de cliënt en is gericht op een grotere kwaliteit van leven,
optimale autonomie en maatschappelijke participatie. Directe hulpverlening wordt gecombineerd
met begeleiding met als doel de participatie zoveel mogelijk te vergroten.
o Biopsychosociale model:
Verslaving wordt steeds meer gezien als een hersenziekte. Het biopsychosociale model is bedoeld
om tot een beter begrip te komen van gezondheid en ziekte, waarbij de psychiatrische ziekte beter in
kaart gebracht en behandeld kan worden.
Specifieke modellen die behandeld worden:
o Model van Marlatt (terugvalpreventie):
Terugvalpreventie is een belangrijk onderdeel van de behandeling, het is gericht op het voorkomen
van terugval of het beperken van risico’s wanneer terugval optreedt. Het model van Marlatt is
gecentreerd rondom de zogenoemde hoge risicosituaties en de gedachten en gevoelens over deze
situaties. Centraal staat het leren herkennen van de risicofactoren. Als deze risicofactoren gekend
zijn, worden aan de cliënten verschillende coping vaardigheden aangeleerd om het risico te
verminderen. Tevens worden plannen opgesteld om risico’s te vermijden of om te gaan met
onverwachte risicosituaties.
o Motivatiecyclus (motivatie):
Het is de uitdaging om bij forensische cliënten om de motivatie om te buigen van externe- naar
intrinsieke motivatie. Het vergroten van de behandelmotivatie is essentieel, omdat voortijdige uitval
veel voorkomt. Motiverende gespreksvoering is een techniek die de bereidheid voor de behandeling
vergroot en weerstand verminderd. In het motivatiecyclus-model van Prochaska en DiClemente
wordt motivatie opgevat als een gefaseerd verlopend proces (cyclus) waarin een persoon in
verschillende mate gemotiveerd kan zijn om aan gedragsverandering te werken. Afhankelijk van de
motivatiefase waarin de persoon zich bevindt, kunnen verschillende interventies worden ingezet om
de motivatie te bevorderen. Prochaska en DiClemente baseren deze stadia op empirisch onderzoek
bij mensen met allerlei verslavingen. Dit model kan met name behulpzaam zijn om ervoor te zorgen
dat de behandelaar met zijn actieplannen niet sneller gaat dan de cliënt.
o Barriers to Change Model (motivatie):
Volgens het Barriers to Change model is verandering een stroom waarin zich een tiental barrières
voordoen die overwonnen moet worden om succesvol te veranderen. Deze barrières hebben voor
het overgrote deel betrekking op hoe de cliënt een en ander waarneemt, zijn dynamisch van karakter
in de zin dat zij variëren in sterkte en kennen geen vaste volgorde in hun voorkomen.
o COM-B model (motivatie):
Motivatie staat ook centraal in een overkoepelend COM-B model van gedrag toegepast voor
verslavingsgedrag, dat laat zien hoe gedrag op basis van drie noodzakelijke condities ontstaat. COM
staat voor:
C: Capacity: Vermogen, ‘het in staat zijn tot’
O: opportunity: Gelegenheid of omstandigheid
, M: Motivatie
De B staat voor gedrag (behaviour; B) dat ontstaat door de interactie tussen C, O en M.
Larimer, M. E., Palmer, R. S., & Marlatt, G. A. (1999). Relapse prevention.An overview of Marlatt’s
cognitive-behavioral model. Alcohol Research & Health, 23(2), 151–160.
Dit artikel gaat over terugvalpreventie, en specifiek over het RP (terugvalpreventie) model van
Marlatt en Fordon. Dit RP model bevat directe determinanten en meer verborgen/indirecte
verborgen antecedenten.
Traditionele behandelingen voor verslaving stellen dat een terugval een eindstadium is met een
negatieve uitkomst van behandeling.
Modellen van terugval gebaseerd op sociaal-cognitieve of gedragsmatige theorieën stellen dat een
terugval een transitie proces is. Volgens deze modellen wordt de terugval geconceptualiseerd door te
kijken welke processen een rol spelen, aan de hand van deze conceptualisatie wordt een kader
gevormd die terugval kan voorkomen of verminderen door behandeling te verbeteren.
Het terugvalpreventie (RP) van Marlatt en Gordon is gebaseerd op sociaal-cognitieve psychologie en
bevat een conceptueel model van terugval en cognitieve en gedragsmatige strategieën om terugval
te limiteren.
Behandelingen die gebaseerd zijn op het RP model beginnen met een beoordeling van
omgevingskenmerken, emotionele kenmerken en situaties die potentieel geassocieerd zijn met
terugval. Na het identificeren van deze kenmerken, kijkt de therapeut naar de individuele reactie van
een persoon op deze kenmerken. Vervolgens onderzoekt de therapeut het proces van een terugval.
Een centraal aspect van het terugvalpreventiemodel is een gedetailleerde classificatie van factoren
en situaties die kunnen bijdragen aan een terugval. Volgens het RP model van Marlett en Gordon zijn
deze factoren op te delen in twee categorieën:
1. Directe determinanten:
Hoge risico situaties: situaties met een hoog risico dienen vaak als onmiddellijke aanjager van
een terugval. Hoge risico situaties kunnen zijn; negatieve emotionele fases, situaties met een
interpersoonlijk conflict, sociale druk of positieve emotionele fases.
Persoonlijke coping-vaardigheden: ondanks de hoge risico situaties, is het uiteindelijk
afhankelijk van de reactie van een individu of er een daadwerkelijke terugval plaats zal
vinden. Personen die goed met hoge risico situaties om kunnen gaan zullen geen terugval
krijgen.
Uitkomstverwachtingen: uit onderzoek blijkt dat mensen die meer drinken ook meer
positieve effecten van alcohol verwachten en minder de negatieve effecten.
Het effect van onthouding: er moet onderscheid gemaakt worden tussen een terugval en
weer volledig ongecontroleerd drinken. Het is van belang om bij een kleine terugval
behandeling toe te passen omdat de kans op volledig ongecontroleerd drinken dan groot is.
2. Verborgen antecedenten:
Onstandvastigheid in het leven: een persoon met een ongebalanceerd leven voelt vaak
continu stress, waardoor negatieve emotionele toestand bevorderd wordt en de drang naar
middelen vergroot.
Drang en cravings: de drang naar onmiddellijke bevrediging kan verschillende vormen
aannemen, zoals het gebruik van alcohol. Verslaafden zijn vaak zo geconditioneerd dat
alcohol als een beloning wordt ervaren en cognitieve processen anticiperen op alcohol door
beloning en geluk-hormonen.