TOETSMATRIJS BS7 VOOR STUDENTEN
Toetsdoelen Komt aan de orde in*:
De student:
Kan het proces van gaswisseling in de longen (pulmones) en in de weefsels uitleggen en kan het capillair uitwisselingsproces BS 7, MB
beschrijven:
1
,Kan het principe van zuur-base-evenwicht uitleggen en de rol van de longen hierin herkennen BS 7, MB
We hebben een zuur-base-evenwicht wanneer evenveel H +-ionen worden gevormd als er verloren gaan. Wanneer er sprake is van zo’n
evenwicht, blijft de pH van lichaamsvloeistoffen binnen normale grenzen. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de pH niet daalt,
omdat bij normale stofwisselingsreacties verschillende zuren worden gevormd. De nieren en de longen spelen een belangrijke rol bij
het handhaven van het evenwicht van lichaamsvloeistoffen. Als er niet de normale hoeveelheid CO2 wordt uitgescheiden door de
longen en er dus wat achterblijft, worden de lichaamsvloeistoffen zuurder. CO2 is namelijk zuur. De pH ligt meestal tussen de 7,35 en
7,45.
Acidose = pH<7,35
Alkalose = pH>7,45
2
,Kan beschrijven hoe de ademhaling wordt bewaakt, welke parameters hierbij van belang zijn en afwijkingen hierin interpreteren BS 7, MB
De ademhaling zorgt voor de opname van zuurstof in de bloedbaan en de afgifte van CO2 aan de buitenlucht. De ademhaling is rust
moet regelmatig zijn.
Aan de hand van onderstaande parameters kan de ademhaling van een patiënt bewaakt worden.
Saturatie (S)= zuurstofgraad, als de saturatie daalt betekent dit dat er te weinig zuurstof binnenkomt en dat iemand last heeft
van zijn ademhaling.
Bloeddruk (RR)= de bloeddruk is de druk in de bloedvaten. Die druk is nodig om bloed rond te pompen, zodat alle organen en
spieren genoeg zuurstof krijgen. Als de ademhaling snel en oppervlakkig is zal de bloeddruk gaan stijgen. Bij een diepe
ademhaling zal de bloeddruk dalen.
Pols (P)= de pols geeft de hartslag van de mens weer. Als de ademhaling snel en oppervlakkig is zal de pols gaan stijgen.
Ademfrequentie (AF) = aantal ademhalingen per minuut. Normale ademhaling is ongeveer 12-15 keer per minuut.
Partiële druk = de druk die één enkel gas uitvoert. Wanneer de totale druk daalt, dan daalt ook de druk van de delen (parten).
Bij stijgen neemt de partiële druk van de verschillende gassen af. Door de daling van de partiële zuurstofdruk neemt het bloed
moeilijker zuurstof op.
pH = zuurtegraad, afwijkingen staan in het leerdoel hierboven.
3
, Kan de definitie, risicofactoren, symptomen, onderzoeken, complicaties, preventie en behandeling van astma, COPD, acute bronchitis, BS 7, MB
pneumonie en pneumothorax uitleggen
Astma = de bronchiën zijn altijd ontstoken, waardoor de slijmvliezen dikker worden. Bij een aanval verkrampen de spiertjes om de
bronchiën waardoor de doorgang nog kleiner wordt.
Risicofactoren = erfelijke aanleg, overgewicht, luchtverontreiniging, blootstelling aan specifieke allergene prikkels
Symptomen = piepende ademhaling, dyspneu, kortademig, gebrek aan energie
Onderzoeken = anamnese, lichamelijk onderzoek, longfunctietest, bloedonderzoek, allergietest, röntgen
Complicaties = bijwerkingen medicijnen, bacteriële/virale luchtweginfectie
Preventie = de aanvallen zijn te voorkomen door genoeg te bewegen, prikkels te vermijden, voldoende te slapen en gezond te
eten.
Behandeling = inhalator (luchtwegverwijders, ontstekingsremmers)
COPD = Chronic Obstructive Pulmonary Disease, waarbij longemfyseem ontstaat
Risicofactoren = veel roken, obesitas
Symptomen = hoesten, piepende ademhaling, dyspneu, ongewenst gewichtsverlies/spierkracht, beperking lichamelijke
inspanning
Onderzoeken = anamnese, lichamelijk onderzoek (inspectie, percussie, ausculatie), longfunctietest, X-thorax
Complicaties = hartfalen, luchtweginfecties, hoge bloeddruk, longkanker, depressie
Preventie = niet roken, gezond eten, genoeg bewegen
Behandeling = voorlichting, adviezen, luchtwegverwijders, ontstekingsremmers
Acute bronchitis = veroorzaakt door virus of bacteriën, ontsteking van de bronchiën
Risicofactoren = vaak verkouden zijn, astma, COPD
Symptomen = eerst droge hoest daarna productieve hoest, drukkend gevoel op de borst, piepende ademhaling, benauwdheid,
koorts, vermoeidheid
Onderzoeken = anamnese, röntgen, slijmkweek, longfunctietest
Complicaties = zelden, soms longontsteking
Preventie = eet gezond, beweeg voldoende, vermijd luchtvervuilende plaatsen, rook niet
Behandeling = moet vanzelf overgaan, antibiotica
Pneumonie = longontsteking door bacterie, virus, schimmel of parasiet
Risicofactoren = verlaagde weerstand, COPD, astma, aspiratie, bronchuscarcinoom, postoperatief door narcose
Symptomen = hoesten, koorts, groen longslijm (purulent sputum), dyspneu, pijn bij ademhaling
Onderzoeken = lichamelijk onderzoek (inspectie, percussie, auscultatie), X-thorax, sputumkweek, arteriële astrup,
laboratoriumonderzoek CRP
Complicaties = ontstoken longvlies, bloedvergiftiging, ademhalingsinsufficiëntie
4