Beschrijvende statistiek
Hoorcollege 1 - Introductie
Statistiek is een hulpmiddel om gegevens te ordenen, waarmee je uiteindelijk een onderzoeksvraag
kan beantwoorden.
Classificeren, samenvatten, organiseren, analyseren en interpreteren.
Trek een random aselecte steekproef die representatief is.
Beschrijvende statistiek gaat over uitspraken o.b.v. steekproef (populatie steekproef). Bij
toetsende statistiek wil men uitspraken doen over de populatie (steekproef populatie).
Manieren van statistische gegevens verzameling:
- Grootschalig veldonderzoek
- Experiment
- Observatie
- Secundaire databronnen, info die door anderen is verzameld
Onderzoekseenheden = Eenheden waar je uitspraken over wilt doen (Individuen. Huishoudens).
Variabelen = Eigenschappen van je eenheden ( leeftijd, samenstelling, voorzieningen).
Waarden = Scores die de onderzoekseenheid kan halen op de variabelen (0-100 voor leeftijd, m/v).
Numerieke variabelen = Getallen
Alfanumerieke variabelen = tekstvariabelen, als je er iets mee wilt doen, moet je het omzetten naar
numerieke variabelen.
Meetniveau zegt iets over de eigenschappen van de waarden op de variabelen.
- Nominaal, categorieën die geen rangorde kennen, bijv. geslacht
- Ordinaal, categorieën die je kunt ordenen, bijv. voetbalclubs o.b.v. actuele tussenstand
- Interval, categorieën die je kunt ordenen met betekenisvolle verschillen, bijv. temperatuur
- Ratio, categorieën die je kunt ordenen met betekenisvolle verschillen met nulpunt, bijv.
leeftijd)
Nominaal en ordinaal zijn kwalitatieve ofwel categorische variabelen
Interval en ratio zijn kwantitatieve ofwel continue variabelen
*Bij 2 categorieën heb je een dichotome variabele, maar in deze cursus wordt dit als kwalitatief
beschouwd.
Stappenplan voor analyse:
1. Beschrijvend vs. toetsend (in dit geval altijd beschrijvend)
2. Univariaat (1 variabele), bivariaat (2 variabelen), trivariaat of multivariaat (in ons geval max.
trivariaat)
3. Grafisch vs. numeriek (conclusies altijd
o.b.v. numeriek, grafisch kan soms
vertekend zijn)
4. Meetniveau
, Staafdiagram geeft inzicht in onderlinge verhoudingen absoluut.
Cirkeldiagram geeft inzicht in delen t.o.v. het geheel relatief.
Je kan een pie in pie maken, waardoor je een nieuw cirkeldiagram van een punt maakt.
Histogram geeft inzicht in de verdeling van de variabele. De staven staan aan elkaar vast, omdat de
staven een verband hebben.
SPSS Syntax is belangrijk, omdat je op die manier verslag kunt leggen wat je hebt gedaan (zorgt voor
repliceerbaarheid) en daarnaast is het tijdbesparend.
View – value labels = alle data uitgeschreven
Hoorcollege 2 - Univariate statistiek
Stap 1: frequentietabel opvragen in SPSS.
analyse descriptive statistics fequencies.
* in artikelen worden ordinale variabelen wel eens als interval benoemd, want je kan er vanuit gaan
dat de afstand tussen eens en helemaal eens even groot is als oneens en helemaal oneens.
Door op Paste te klikken opent SPSS een syntaxvenster. Dit geeft als je stappen aan die je hebt
doorlopen in het programma. Selecteer de gegevens en klik op het groene pijltje voert syntax uit, dus
opent ‘gewone’ venster.
Frequentie (f) toont de absolute frequentie, dus het totale aantal hoe vaak dat antwoord gekozen is.
Relatieve frequentie (p) geeft de percentages van de aantallen aan.
Bij valide percentage wordt aantal valide aantallen op 100% gezet. Hierdoor worden de relatieve
frequenties anders.
Cumulatieve percentage is opgetelde percentages. Dus groep 1 A%, bij tweede percentage is A% + B
%. Dus telkens C% scoort een 3 of lager. Ook deze is gebaseerd op de valide antwoorden.
*Missings altijd invullen, want deze niet valide antwoorden worden bij de gegevensverwerking
buiten beschouwing gelaten.
Centrale tendentie = welke antwoorden
worden gegeven, dus bij rood bijv lager
geantwoord dan bij blauw.
Variatie = spreiding = antwoorden liggen
dicht bij elkaar bij blauw, meer uit elkaar bij
rood.
Vorm = symmetrie, hoe zit het binnen de
groep verdeeld.
Centrummaten: