Hoofdstuk 11: het cardiovasculaire stelsel: bloed
Het bloedvatenstelsel is een mechanisme om snel voedingsstoffen, afvalstoffen, ademhalingsgassen
en cellen in het lichaam te kunnen transporteren.
11.1 Bloed heeft verschillende belangrijke functies en unieke fysische
eigenschappen.
Bloed is een gespecialiseerd vloeibaar bindweefsel. Functies zijn:
- Transporteren van opgeloste gassen, voedingsstoffen, hormonen en afvalproducten van de
stofwisseling;
- Het reguleren van de pH en mineralensamenstelling van de intersitiele vloeistoffen
- Het beperken van het vochtverlies door beschadigde bloedvaten;
- Het verdedigen tegen ziekteverwekkers en gifstoffen;
- Reguleren van de lichaamstemperatuur door het opnemen en transporteren van warmte.
Bloed bevat plasma, cellen en celfragmenten – erytrocyyten, leukocyten en bloedplaatjes
(trombocyten). Vol bloed bestaat uit plasma en vaste bloedbestanddelen; het kan voor analystische
of klinische doeleinden worden gefractioneerd. De cellen en celfragmenten vormen ong. 45% van
het bloedvolume.
Hemopoëse is het proces waarbij bloedbestanddelen worden gevormd. Myeloïde stamcellen en
lymfoïde stamcellen delen zich, zodat alle 3 typen vaste bloedbestanddelen worden gevormd.
11.2 Plasma, het vloeibare gedeelte van bloed bevat een grote hoeveelheid plasma
eiwitten.
Plasma vormt circa 55% van het bloedvolume; ong. 92% van het plasma is water. Vergeleken met de
intersitiele vloeistof heeft het bloedplasma een hogere concentratie opgeloste O2 en meer opgeloste
eiwitten zijn albumine, globulinen en fibrinogeen.
Albuminen vormen ong. 60% van de plasma-eiwitten. Globulinen vormen ong. 35% van de plasma-
eiwitten; vb. van globulinen zijn antistoffen (immunoglobulinen), die lichaamsvreemde eiwitten en
ziekteverwekkers aanvallen, en transporteiwitten, die zich aan ionen, hormonen en andere
verbindingen koppelen. Bi de stollingsreactie worden fibrinogeenmoleculen omgezet in fibrine. Als
de stollingseiwitten uit het bloedplasma worden verwijderd, blijft serum over.
11.3 Erytrocyten, die bij erytropoëse worden gevormd, bevatten hemoglobine (Hb),
dat opnieuw kan worden gebruikt.
Rode bloedcellen (erytrocyten) vormen iets minder dan de helft van het bloedvolume en 99.9% van
de vaste bestanddelen. Het hematocriet is het % erytrocyten in vol bloed.
Erytrocyten vervoeren O2 en Co2 in de bloedcirculatie. Het zijn zeer gespecialiseerde cellen met een
grote oppervlakte t.o.v. de inhoud. Ze hebben vrijwel geen organellen en sterven meestal na 120
dagen in de bloedcirculatie te hebben verbleven.
Moleculen van Hb vormen > 95% van de eiwitten in erytrocyten. Hb is een globulair eiwit dat uit 4
sub eenheden bestaat. Elke sub eenheid bevat één enkel molecuulhaem. Elk molecuul haem bevat
een ijzer ion waaraan een O2-molecuul reversibel gebonden kan worden. Hb van beschadigde of
dode erytrocyten wordt door fagocyten hergebruikt. Erytropoëse, de vorming van erytrocyten, vindt
bij volwassenen voornamelijk plaats in het rode beenmerg (myeloïde weefsel).