COLLEGE-AANTEKENINGEN OPENBARE FINANCIËN 2020/2021
Week 1A: Inleiding overheidsfinanciën
[1] Wat onderzoekt de openbare financiën?
De openbare financiën onderzoekt de invloed van de publieke financiën op de economie:
● Invloed van collectieve uitgaven
● Invloed van collectieve ontvangsten
● (Gewenste) omvang collectieve uitgaven en lasten
● Leenpolitiek van de overheid overheidsuitgaven en belastingontvangsten
● (Gewenst) overheidssaldo
● Besluitvormingsproces publieke sector
● (Her)verdeling inkomen en vermogen
De openbare financiën houdt zich bezig met vragen omtrent de doelstelling van de overheid en hoe
die doelstelling effectief bereikt kunnen worden, het besluitvormingsproces, de grootte van de
bedragen van overheidsuitgaven, de grootte van de overheidsontvangsten zoals belastingen en
premies, financieringstekorten, het financieren van financieringstekorten en de wenselijke omvang
van overheidsuitgaven, financieringstekorten en overheidsschuld.
[2] Wat valt onder de publieke sector?
Onder de publieke sector verstaan we activiteiten die (grotendeels) worden gefinancierd uit
belastingen + sociale premies (= collectieve sector). Een aantal voorbeelden van de publieke sector
zijn de centrale overheid (het Rijk), decentrale overheden (provincies, gemeenten, waterschappen),
uitvoerders van wettelijke sociale verzekeringen, instelling die gefinancierd en gecontroleerd worden
door de overheid (onderwijs, Rijksuniversiteit Groningen), gepremieerde en gesubsidieerde sector
(instellingen in gezondheidszorg).
Kenmerken van de publieke sector
De publieke sector kent een aantal kenmerken, te weten:
● Prijsmechanisme ontbreekt: er is geen vraag/aanbod op de markt, óf uitkomsten
markt(mechanisme) worden ervaren als maatschappelijk niet optimaal. De prijs kan niet
worden bepaald.
→ De markt bestaat uit vraag en aanbod. Daarbij komt een prijs tot stand. Het is van belang wat de vrager bereid is
te betalen en wat de aanbieder wil hebben. Wanneer iedereen er op vooruit gaat, spreken we van een pareto
optimum. Het lukt heel vaak niet om dit optimum te bereiken. De markt werkt dus soms niet optimaal. Op dat
moment ziet de overheid reden om in te grijpen, bijvoorbeeld door middel van het heffen van belastingen.
● Belastingen = onvrijwillige betaling aan de overheid waar geen rechtstreekse tegenprestatie
tegenover staat.
● Beslissingsmacht belastingen ligt bij de gekozen volksvertegenwoordigers (Tweede
Kamer, gemeenteraad, provinciale staten, waterschapsbesturen). Deze organen hebben een
begrotingsrecht. Dat noemen we ook wel het budgetmechanisme.
Budgetmechanisme
Budgetmechanisme = via het politieke besluitvormingsproces financiële middelen ter beschikking
stellen voor bepaalde overheidsactiviteiten die tot uiting komen in een begroting. Het budget geeft
aan:
● hoeveel middelen;
● in een bepaalde periode (begrotingsperiode);
● maximaal mogen worden besteed;
● aan bepaalde taken.
1
,[3] Wat zijn collectieve goederen?
Er zijn twee kenmerken van zuiver collectieve goederen:
1. Non-rivaliteit: Profijt gebruik door A gaat niet ten koste van profijt door B.
→ Als jij een bepaald product gebruikt, dan gaat het ten koste van je buurman. Hierdoor kan er ook geen
prijs aan worden verbonden. Een voorbeeld is schone lucht. Omdat het profijt wat jij hebt niet ten koste
gaat van andermans profijt, maakt ook dat we er geen prijs aan kunnen verbinden.
2. Non-exclusiviteit: Het is niet mogelijk om iemand van het gebruik af te kunnen sluiten.
Iedereen kan van het goed profiteren, ook zij die geen premies/belastingen betalen (free
riders). Deze goederen staan iedereen ten dienste.
→ Je kunt voor deze goederen dan ook geen prijs vragen. Productie van deze goederen kan alleen door
de overheid (vb. defensie, aanleg dijken, schone lucht).
Individuele goederen
Individuele goederen zijn juist het tegenovergestelde van collectieve goederen. Individuele goederen
zijn:
● Rivaliserend: Gebruik goederen/diensten profijt door A betekent dat B niet kan gebruiken
(geen profijt kan hebben).
● Exclusief: Alleen degene die betaalt kan het goed ook gebruiken.
De overheid bemoeit zich veelvuldig met de productie en/of de prijs van individuele goederen
(bemoeigoederen, merit goods), maar waarom?
[4] Waarom overheidsingrijpen in de economie?
De overheid heeft verschillende redenen om in te grijpen. Dat kan bijvoorbeeld zijn in verband met
onevenredig hoge kosten van het goed, terwijl we wel vinden dat dat goed erg nuttig is en om die
reden tot stand moet komen.
Samenwerken is onder omstandigheden voordeliger dan wanneer ieder zijn eigen belangen volgt: het
zogenaamde Prisoner’s dilemma. Een mooi voorbeeld hiervan is het voorbeeld van de
Waterschappen over de oudste vorm van overheidsingrijpen:
Voorbeeld overheidsingrijpen Waterschappen
Stel dat een eiland 20.000 inwoners heeft. Stel dat 5.000 inwoners gevaar lopen bij een overstroming.
De schade per persoon bedraagt bij een overstroming €20.000,-. Het eiland beveiligen door een dijk
kent aanlegkosten van €5.000.000,-. De levensduur van de dijk is 100 jaar. De kans op overstroming
in die periode is 10%.
→ We bekijken het voordeel van de aanleg van de dijk voor a) de gemeenschap als geheel en b)
iedere inwoner apart:
a. Gemeenschap als geheel
→ Verwachte totale schade: €20.000,- x 0,10 = €2.000,- per inwoner
Dat betekent €2.000,- x 5000 inwoners = €10.000.000,- verwachte schade totaal
Hieruit kunnen we concluderen dat de baten van de dijk dus €10.000.000,- zijn, aangezien je
de schade kunt voorkomen door de dijk aan te leggen. De kosten van de dijk zijn
€5.000.000,-. De aanleg van de dijk is voordelig als de baten > de kosten. De baten zijn
€10.000.000,-, de kosten zijn €5.000.000,-. Dat betekent dat €10.000.000,- > €5.000.000,-.
Het is dus voordelig om de dijk aan te leggen!
b. Iedere inwoner apart
2
, → De baten voor iedere inwoner apart verschillen tussen bedragen van €0,- en €20.000,-. Uit
de gegevens volgt immers dat 5.000 van de 20.000 inwoners gevaar lopen bij de
overstroming. Dat betekent dat 15.000 inwoners geen schade zullen hebben bij een
overstroming en 5.000 inwoners wel. De baten voor die 15.000 inwoners zijn dus €0,- en voor
die 5.000 inwoners €20.000,-. De kosten om de dijk aan te leggen zijn €5.000.000,-, ook voor
individuen! Dat betekent dat kosten > baten = €5.000.000,- > €0 - €20.000,-. Het is voor ieder
individu afzonderlijk niet voordelig om de dijk aan te leggen!
In het prisoner’s dilemma heerst spanning tussen het laten prevaleren van collectieve en individuele
belangen. Iedereen is beter af wanneer hij zich coöperend gedraagt, maar voor elk individu
afzonderlijk is het profijtelijk om zich niet-coöperatief te gedragen. Om die reden is overheidsingrijpen
soms noodzakelijk ter behartiging van het collectieve belang.
Voornaamste doelstellingen van overheidsingrijpen in marktwerking
1. Allocatiefunctie: De beïnvloeding van de samenstelling van de productie.
● De overheid maakt zelf producten die ook in de markt tot stand hadden kunnen
komen, maar we vinden dat de overheid die producten moeten maken. De overheid
produceert dus zelf goederen en/of diensten óf draagt daaraan bij via bekostigingen,
zoals bij defensie, rechtspraak, aanleg wegen, theatervoorstellingen, onderwijs,
gezondheidszorg.
2. Verdelingsfunctie: Redelijke inkomens- en vermogensverdeling.
● De overheid zorgt voor een herverdeling van de inkomens. Dat doen we door
progressieve belastingen te heffen, sociale uitkeringen uit te geven en subsidies te
verstrekken.
● De overheid zorgt voor herverdeling van vermogen via de Successiewet m.b.t. erf- en
schenkbelasting.
3. Stabilisatiefunctie: Macro-economisch beleid.
● Het is een doelstelling van de overheid om de schommeling in de conjunctuur te
dempen. Daarom streeft de overheid naar:
○ Volledige werkgelegenheid
○ Een stabiel prijsniveau; (refi)rente
○ Evenwichtige betalingsbalans
○ Evenwichtige groei van de nationale productie
Markt, pareto optimum
In de markt bestaat een prijsmechanisme met vraag en aanbod. De ideale markteconomie gaat uit
van het feit dat productie net zo lang doorgaat totdat niemand er op vooruit kan gaan zonder dat
iemand anders er op achteruitgaat. We noemen dat punt het pareto optimum. De markt is
gebaseerd op vrijwillige transacties met volledige informatie; niemand gaat een transactie aan
waardoor zijn welbevinden gaat afnemen.
Overheidsingrijpen in de markt
De markt heeft marktimperfecties. De optimale uitkomsten van de markt worden niet altijd bereikt en
daarnaast zijn de uitkomsten van marktwerking niet altijd gewenst.
Voordelen van overheidsingrijpen - marktimperfecties
De markt kent een aantal marktimperfecties. Marktimperfecties vormen redenen voor de overheid om
in te grijpen. Zie hieronder de belangrijkste redenen voor de overheid om in te grijpen:
● Collectieve goederen die er bij alleen marktwerking niet zouden zijn;
● Productie van goederen/diensten kan slechts tegen onevenredig hoge kosten;
● De overheid kan schaalvoordelen bereiken;
● Asymmetrische informatie;
3
, ● Paternalisme (overheid weet wat goed is voor jou…);
● Negatieve externe effecten van marktwerking beperken;
● Monopolieposities beperken (prijsvorming reguleren);
● Onverzekerbare risico’s (vb. gezondheidszorg aanbieden waar de markt dat niet zou doen).
Nadelen van overheidsingrijpen
Er zijn ook nadelen van overheidsingrijpen:
● Beleidsinconsistenties: De overheid komt door in te grijpen soms haar eigen beleid niet na/
● Informatietekort van de overheid: Ook de overheid heeft niet altijd de volledige informatie.
● Free rider-gedrag: Er zijn mensen die gebruik maken van overheidsvoorzieningen zonder
hiervoor te betalen of hier heel weinig voor te betalen.
● Overheidsmonopolie vs. concurrentie in de markt: kan de overheid wel doelmatig en
doeltreffend zijn?
[5] De omvang van de publieke sector
Er is de vraag hoe we de omvang van de publieke sector kunnen bepalen. De omvang van de
publieke sector is afgemeten aan de:
● ontwikkeling van de overheidsuitgaven;
● de collectieve-uitgaven;
● de collectieve lasten.
De collectieve-uitgavenquote en de collectieve lastenquote worden veelal in verhouding gebracht tot
het bruto binnenlands product (in % van het bbp).
Collectieve uitgavenquote
De omvang van de overheid wordt gemeten aan de hand van de collectieve uitgavenquote. Hieraan
zien we hoeveel de overheid ingrijpt in de economie van een land. Je kunt met de collectieve
uitgavenquote de ontwikkeling van voorgaande jaren vergelijken, maar ook vergelijken met de cijfers
uit andere landen.
Collectieve uitgavenquote = collectieve uitgaven / BBP x 100%
= 313 mld / 737 mld x100% = 42,5%
→ Dit betekent dat 42,5%
van het BBP loop via de
collectieve sector!
Het bruto binnenlands product - hoe berekenen we dat?
Het bbp wordt berekend door het CBS. Het CBS registreert alle productie binnen de landsgrenzen
van Nederland. Dat doen we met Nationale rekeningen. Dat kan op verschillende manieren gebeuren,
bijvoorbeeld via toegevoegde waarden. Daarbij kijk je wat er verkocht wordt en wat de inkoopwaarde
van die diensten of producten is. Het verschil daartussen wordt bijgedragen aan het bbp. De
registratie van toegevoegde waarden geschiedt door bedrijven (tegen marktprijzen) en de overheid
(tegen ambtenarensalarissen).
Er zijn drie manieren waarop het CBS het bbp kan berekenen:
1. Vanuit de productie: Dit is vanuit de toegevoegde waarde zoals hierboven beschreven.
● Je verkoopt goederen/diensten aan de overheid, consumenten, bedrijfsleven (= A)
● En je koopt goederen/diensten aan (= B)
● Toegevoegde waarde = A - B
2. Vanuit de inkomensvorming: Dit is vanuit de lonen en sociale premies (nationale productie).
3. Vanuit de bestedingen: Dit is vanuit de consumptieve bestedingen, investeringen, saldo
uitvoer en invoer (nationale bestedingen).
4