Travel Industry Transportation
Hoorcollege 1 – Introductie
Travel transportation valt in het intermediair kader. Ze vormen een brug tussen vraag en aanbod. Er
zijn veel verschillende soorten reizigers die allemaal een ander doel hebben met hun reis. Binnen de
travel industry zijn er meerdere functies om iedereen te helpen: tech-talent,
e-commerce/datafanaat, commercieel/strategisch vernieuwer, travel planner/detective en de
belevingsbewaker/persoonlijke reisproducent.
Binnen de travel industry zijn er business modellen:
Groep 1:
- Geo-focused network: concentrate operations in one geographic region, high frequency,
limited flights to other areas, may join alliances or codeshare.
- Intercontinental network: cover entire domestic market, hub-and-spoke network sometimes
with multiple hubs, routes to multiple global markets, participate in global alliances.
- Global luxury connector: significant global reach, luxury service and product, long-haul with
one primary hub and select fifth Freedom routes, capitalize on hub location to capture sixth
Freedom flows, alternative to non-stop service.
- Network extender/Independent: primarily extends reach of partner carriers into smaller
markets, operate under co-brand, code share or pro-rate agreements, occasionally subsidiary
of larger carrier.
Groep 2:
- Ultra-value: aggressively stimulate pricing, seat-only products, charge extra for other
services, leisure customer focus, serve secondary airports.
- Traditional value: point-to-point service, high frequency, target leisure and price-sensitive
business travelers, serve secondary and primary airports.
- Modern value: point-to-point and network, target a mix of business and leisure travelers, on-
board product frills superior to competitors Economy class, ofter serve primary airports.
Groep 3:
- Charter: focus on unscheduled service with some scheduled operations, significant reliance
on tour operators selling vacation packages, target customers often agnostic to branding or
airline component of vacation package product.
, Allianties
Voorbeelden:
- Skyteam (KLM, Air France, Delta)
- Star alliance (Lufthansa, UA)
- OneWorld (BA, AA)
Voor klanten:
- Voordat er allianties waren was wereldwijd reizen lastig en onhandig.
- Verbindingen waren ongecoördineerd en namen veel tijd in beslag.
- Voordelen voor de klant, zoals lounges, werden alleen aangeboden door de
vliegmaatschappij zelf.
Voor de airline:
- Buitenlandse fusies zijn moeilijk/onmogelijk.
- Om wereldwijd te reizen zijn netwerken nodig.
- Toenemende concurrentie van low-cost carriers.
- Door Open Skies en Antitrust zijn schema’s, prijzen en producten gestandaardiseerd en gelijk
gemaakt.
Vrijheden van de luchtvaart:
A) Technische vrijheden, vastgelegd in de Internationale Overeenkomsten doorgaande luchtdiensten
(AISTA)
1. Eerste vrijheid: Recht om over het grondgebied van deelnemende staten te vliegen zonder
daar te landen. Er zijn nog wat overflying permits nodig. IASTA laat leden toe om redelijke
kosten aan te rekenen voor het overvliegen van diens grondgebied.
2. Tweede vrijheid: Recht om op het grondgebied van deelnemende staten te landen om
andere dan commerciële redenen. Dit geeft vliegtuigen de mogelijkheid om een
tussenlanding te maken bij technische problemen of als er getankt moet worden. Passagiers
mogen niet in- of uitstappen.
B) Commerciële vrijheden, bilaterale overeenkomst, binnen de EU vastgelegd in het
Gemeenschapsrecht.
3. Derde vrijheid: Recht om passagiers, post en goederen af te zetten die aan boord zijn
genomen op het grondgebied van de staat waar het luchtvaartuig geregistreerd is.
4. Vierde vrijheid: Recht om passagiers, post en goederen met bestemming het grondgebied
van de staat waar het luchtvaartuig geregistreerd is aan boord te nemen.
De derde en vierde vrijheid zijn de basis voor internationale vluchten tussen twee landen.
5. Het recht om betalende lading (passagiers, post en goederen) te vervoeren tussen twee
vreemde landen, op een route die begint of eindigt in de eigen staat.
C) Officieuze vrijheden, door de rechtsleer omschreven.
6. Zesde vrijheid: Het recht om betalende lading te vervoeren tussen twee vreemde staten, via
de eigen staat. Het is een combinatie van de derde en vierde vrijheid en wordt veel gebruikt
in het hub-en-spoke model.