Hoorcollege 1 Onderwijs toen, nu en later
De pedagoog in het onderwijs
Als pedagoog heb je een hele belangrijke rol, je staat niet voor de klas, maar je krijgt de mogelijk om
in de klas te kijken om in het hele team te staan. Je kijkt naar de leerlingen zelf, wat hebben de
leerlingen nodig, wat gaat er goed en wat gaat er minder goed. Je kijkt naar de mogelijkheden van
leerlingen en probeert niet te veel te kijken naar beperkingen. Je gaat opzoek naar talenten, dingen
waar leerlingen goed in zijn of waar ze plezier uit halen. Vanuit daar kan je bijvoorbeeld in kaart
brengen wat de ondersteuningsbehoeften zijn van leerlingen, van docenten of bijvoorbeeld van een
hele klas. Hier kan je ook een ondersteuningsplan voor opstellen zodat er beter in de klas gewerkt
kan worden. Daarnaast ben je een verbindingsbeeld tussen ouders en school, maar ook tussen
onderwijs en externe hulpverlening. Daarnaast kan je werkzaam zijn binnen de school (Intern
begeleider), het samenwerkingsverband of als vrijgevestigde aanbieder.
Terug in de tijd… 1500/1600
Rond deze tijd waren er een aan grote ontwikkelingen in de wereld die ook grote invloed hadden op
het onderwijs.
1. Uitvinding boekdrukkunst: Hierdoor hoeven niet alle boeken meer geschreven te worden en
kon het proces dus versneld worden. In die tijd was dit een grote verbetering.
2. Uitbreiding wetenschap
3. Ontdekkingstochten
4. Hervorming
5. Opkomst van burgerij in nijverheid en handel
Terug in de tijd… 1700
Een dorpsschool ziet er een beetje rommelig en chaotisch uit. Van hygiëne en orde was er op dat
moment nog weinig sprake. Leerlingen konden vooral individueel met de opdrachten aan de slag,
vandaar het individueel en hoofdelijk onderwijs. Leerlingen kregen een aantal opdrachten per dag en
de docent keek die opdrachten individueel na. De focus lag op het lezen en schrijven (soms rekenen).
Hierin kram de bijbel ook heel erg terug, leerlingen moesten een versje uit de bijbel uit hun hoofd
leren en als ze die helemaal in een keer op konden noemen dan was dat voldoende. Voor rekenen
moest er extra betaald worden door de ouders, waardoor dat vrij weinig voor kwam.
Terug in de tijd… 1800
Hier kwamen de eerste onderwijswetten op gang. Onderwijswetten 1801, 1803 en 1806 zorgde voor
grote veranderingen. Op drie punten namen zij aangrijpende vernieuwingen met zich mee, namelijk
op het vlak didactiek (meer orde en structuur in het klaslokaal), kwalificatie (De leerkracht moest
gekwalificeerd zijn om voor de klas te konden staan) en onderwijsinspectie (zorgde ervoor dat de
kwaliteit van het onderwijs meer gewaarborgd kon worden). Kortom: eerste vormen van klassikaal
onderwijs kwamen naar voren leerlingen kregen in groepjes tegelijkertijd les, er was meer sprake van
hygiëne en veiligheid, er was geen leerstellig onderwijs meer en het doel van deze tijd was om
leerlingen op te voeden tot staatsburgers.
Terug in de tijd… 1900
Het klassikaal onderwijs breidt zich steeds verder uit. De klassen werden ingedeeld op basis van de
leeftijd. In1874 ging het Kinderwetje van Houten in, kinderarbeid werd verboden. In 1900 kwam de
leerplichtwet, hiervoor werden kinderen thuisgehouden en om te werken, dat kon toen niet meer,
kinderen moesten van 7 t/m 13 jaar verplicht naar school. Voor leerkrachten was het makkelijker om
les aan te bieden en de stof eigen te maken, omdat ze leerlingen voor een langere periode zagen.
Steeds verder ontwikkeling naar het onderwijs dat we nu kennen.
, Traditionele vernieuwingsscholen
In die 20e eeuw waren er ook een aantal onderwijsvernieuwers die het niet eens waren met het
traditionele klassikaal onderwijs die er op dat moment was ingesteld. Het traditioneel
vernieuwingsonderwijs is de verzamelnaam voor de vernieuwde onderwijsvormen die ontstonden
aan het begin van de 20e eeuw. Al deze concepten namen afstand van het mechanische, klassikale
onderwijs en gingen uit van de ontwikkelingsmogelijkheden van elk individueel kind. Ook speelt de
leefwereld van het kind een grote rol. Het Montessori, Jenaplan, Dalton, Freinet en Vrije scholen
hadden hun eigen ideeën over het onderwijs.
Maria Montessori
Zij was de eerste vrouwelijke arts in Italië en zij was daar vooral bezig met zwakzinnigeonderwijs en
zij ontwierp ontwikkelingsmaterialen voor ‘idiote’ kinderen. Dat ontwikkelingsmateriaal was zo
ingericht dat leerlingen met zintuigen hier zelfstandig mee aan de slag kunnen gaan. Om haar visie
verder uit te werken begon Montesorri met het oprichten van een kinderopvang, een voorbeeld
daarvan is Casa dei Bambini (1907), dat was de eerste waar ze ook echt aan de slag ging met haar
visie. In haar visie waren een aantal speerpunten die centraal stonden. Montesorri vond dat het kind
van nature actief en nieuwsgierig was, het kind heeft inzicht in bepaalde interesse die geprikkeld
moet kunnen worden. Daarnaast heeft iedere kind een unieke persoonlijkheid, je kunt niet alle
kinderen tegelijk hetzelfde laten doen, je moet aansluiten op wat het kind interessant vindt. Een
bekende uitspraak van Montessori is ‘Help mij het zelf te doen’. En als laatste is het belangrijk om
aan te sluiten op de gevoelige periode van een kind.
Montesorri onderwijs
Het is echt een kindergerichte methode, waarbij de leerkracht de leerlingen in zijn groep observeert,
kijkt wat de kinderen nodig hebben en vervolgens de ruimte zo inricht dat de leerlingen daarmee aan
de slag kunnen gaan. Leerkracht richt het lokaal zo in dat er zelfcorrigerend materiaal klaar ligt en de
leerlingen zo zelfstandig aan de slag kunnen gaan. Dit Montessori onderwijs is vaak van een verticale
groepsstructuur (onder-, midden-, bovenbouw). Daarnaast was er ruimte voor kosmisch onderwijs,
dat houdt in dat er werd gekeken naar de aarde/natuur. Belangrijk was dat leerlingen genoeg
keuzevrijheid, tempovrijheid, niveauvrijheid en bewegingsvrijheid hadden, wel zo dat de leerkracht
bleef observeren, maar er moet wel genoeg ruimte zijn dat het kind zich zelfstandig kan ontwikkelen.
Helen Parkhurst (1887-1973)
Zij is geinspireerd door Maria Montessori, maar Parkjurst wou meer balans gaan zoeken tussen
maatschappelijke eisen die werden gesteld en persoonlijke doelen van leerlingen. Om dit uit te
proberen ging ze aan de slag met het Dalton Laboratory plan om daar haar visie verder in uit te
kunnen werken. Haar grote doel was in vergelijking met het klassikaal onderwijssysteem om
leerlingen meer ruimte te kunnen geven. Dit deed zij aan de hand van drie pijlen: vrijheid in
gebondenheid (leerlingen waren wel vrij, maar er was wel sprake van een bepaalde vrijheid waar ze
uit konden kiezen, leerlingen werden dus al gedeeltelijk een bepaalde kant op gestuurd),
zelfstandigheid en samenwerking.
Dalton onderwijs
Het onderwijs moest echte ervaringen opleveren, leerlingen moeten het gevoel hebben dat ze
ergens mee bezig zijn en dat ze daar ook zelf een rol in kunnen spelen. Ook dit vraagt een grote
zelfstandigheid. Leerlingen moesten leren om eigen oplossingen te kunnen bedenken bij problemen
en soms ook eerst te overleggen i.p.v. gelijk hulp te vragen. Leerlingen werkten op eigen tempo en
niveau, er was sprake van homogene jaargroepen en er werd gewerkt met dag- en weektaken.
Daarnaast zag Parkhurst school als een leefgemeenschap/ontmoetingsplek, een plek waar je samen
komt, met elkaar samenwerkt en er voor elkaar bent. Er was sprake van democratie en burgerschap.