100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Clinical Psychology: Normal or Abnormal? (FSWP1-060-A) - samenvatting werkgroepen 1 t/m 7 €6,49   In winkelwagen

Samenvatting

Clinical Psychology: Normal or Abnormal? (FSWP1-060-A) - samenvatting werkgroepen 1 t/m 7

 18 keer bekeken  0 keer verkocht

Clinical Psychology: Normal or Abnormal? (FSWP1-060-A) - samenvatting werkgroepen 1 t/m 7

Voorbeeld 4 van de 71  pagina's

  • 12 maart 2021
  • 71
  • 2020/2021
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (24)
avatar-seller
summaryking
lOMoARcPSD|383 406 3




Probleem #1: Just scared?
Literatuur:
1. Nolen/hoeksema – Hoofdstuk 5
2. Butcher – Hoofdstuk 6
3. Davey – Hoofdstuk 6
4. Artikel Zlomke & Davis

Angst/Fear: een “normale” reactie die optreedt wanneer mensen een dreiging waarnemen.

Onderscheidt tussen “normale” en “abnormale” angst -> “abnormale” angst kenmerkt zich
doordat de respons optreedt terwijl er objectief geen gevaar dreigt of wanneer de intensiteit van
de angst niet overeenkomt met de ernst van de bedreiging.

In de psychologie zijn er aan angst verschillende aspecten te onderscheiden (=
verschillende responssystemen):
− Subjectieve gevoel = drang om te vluchten en soms gevoelens van paniek.
− Gedachten (Cognitie) = men houdt zich bezig met het dreigende gevaar en mogelijkheden om
het gevaar te ontwijken.
− Lichamelijke veranderingen (fysiek) = zweten, hartslag en bloeddruk omhoog, een versnelde
ademhaling en de pupillen verwijden zich. Dit worden ook wel de flight or fight respons genoemd
→ het autonome zenuwstelsel (= Hersenen + Ruggenmerg) regelt deze onwillekeurige processen in
het lichaam om het lichaam voor te bereiden op actie; vechten of vluchten.
− Gedrag = hulp roepen, weglopen, schuil houden etc.

Deze responspatronen treden meestal niet allemaal tegelijkertijd op; discordant (Vb. Mensen die
gevaarlijk werk doen). Wanneer ze wel tegelijkertijd optreden, noemt men dit: concordantie, dit
is dus het geval bij een angststoornis.

Belangrijke verschillen tussen de verschillende begrippen van angst:
− Tussen angst (fear) en vrees (anxiety) bestaat een klein verschil: de overeenkomst is dat ze beide
dezelfde responssystemen inschakelen, maar ze verschillen in het feit waarvoor men angst voelt.
Bij angst/fear voelt men een bedreiging van een specifiek gevaar (gevaar op dit moment), maar bij
anxiety voelt men angst voor een vaag/onzeker gevaar (een mogelijk gevaar in de toekomst).
− Fobie: Een hevige irrationele angst voor een bepaald object in een specifieke situatie die niet
zorgen voor een werkelijk gevaar. Mensen met een fobie proberen deze situaties/objecten
zoveel mogelijk te vermijden.
- Obsessies: Dit zijn hardnekkige en terugkerende opdringerige gedachten of beelden die worden
ervaren als storend en ongepast. (obsessive-compulsive disorder (OCD). OCD wordt niet langer
gezien als een anxiety disorder. OCD valt nu onder DSM-5 categorie genaamd: obsessive-
compulsive and related disorders.

Angststoornis: vorm van angst die irreëel is en personen belemmert in het leven.
Een belangrijk aspect van angststoornissen is dat ze vaak gepaard gaan met nog een
andere angststoornis, dit noemen we: comorbiditeit.

Angststoornissen in de DSM-5 zijn:
1. specific phobia
2. social anxiety disorder (social phobia)
3. panic disorder (niet van toepassing op dit probleem)
4. agoraphobia
5. generalized anxiety disorder (niet van toepassing op dit probleem)

, lOMoARcPSD|383 406 3




1. Specific phobia: Een persoon heeft een specifieke fobie indien hij of zij een sterke en
aanhoudende angst toont die wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een specifiek object
of een bepaalde situatie.

Prevalentie: De lifetimeprevalentie is ongeveer 12%. Van de mensen met 1 specifieke fobie
hebben er 75% nog een andere specifieke angst. Specifieke fobieën komen meer voor bij vrouwen
dan bij mannen. De leeftijd waarop deze fobieën ontstaan zijn zeer verschillend. Dieren fobieën en
blood-injection-injury fobieën en dental fobieën ontstaan meestal op jonge leeftijd (childhood).
Ander fobieën zoals claustrofobie en driving fobie ontstaan meestal op latere leeftijd.

, lOMoARcPSD|383 406 3




Oorzaken:
1. Leertheorieën (Bandura):
De tweefactoren theorie: Een combinatie van klassiek- en operant conditioneren. Je krijgt de
angst door klassiek conditioneren en je behoudt de angst door operant conditioneren.

Klassieke conditionering:
Volgens klassieke conditionering spelen onaangename of aversieve stimuli een rol bij het
ontwikkelen van fobieën. Doordat ongeconditioneerde stimuli (UCS) geassocieerd worden met
geconditioneerde stimuli (CS) raken ook de ongeconditioneerde respons (UCR) en de
geconditioneerde respons (CR) geassocieerd. Hierdoor kan angst gebonden worden aan CS. Dit is
een fobie, omdat de angst niet meer opgeroepen wordt door het werkelijke angstobject (UCS), maar
door de CS. Het werkelijke angstobject hoeft niet meer perse aanwezig te zijn voor het veroorzaken
van angst.
Vb. Een onderzoeker zet stroom op de kooi van een rat (UCS) en de rat springt hierbij op en
vertoond een verhoogde hartslag (UCR). Later wordt er voor de stroom een toon (CS) afgespeeld die
de rat associeert met de UCS. Hierbij ontstaat er dus ook angst (CR). Dit alles heeft te maken met
modelling→ Je ziet een spin, waar je eerst nog niet bang voor bent. Vervolgens zie je dat je moeder
schikt van deze spin. Hierdoor ga jij dit gedrag overnemen en neem jij dus de angst over. De fobie
blijft bestaan door:
Operante conditionering:
Volgens deze conditioneringsmethode leert een mens/dier situaties te onderscheiden die
een plezierige staat van voldoening geven of niet.
Volgens de wet van effect zal elk gedrag dat plezierige gevolgen heeft versterkt worden.
Vb. De kooi van een rat wordt onder stroom gezet. Telkens voordat er stroom op de kooi wordt
gezet gaat er een toon aan vooraf. De rat leert via klassiek conditioneren dat de toon voor gevaar en
dus angst komt te staan. Later leert de rat dat hij deze stroomschok kan vermijden door op een
richel te springen → plezierige staat van voldoening. Op een gegeven moment laat de onderzoeker
geen stroom meer op de kooi zetten, maar alleen de toon horen en dan springt de rat alsnog op de
richel. De rat heeft nu een irreële angst ontwikkeld, een fobie. Het vermijdingsgedrag blijft dus
voorbestaan. Hiermee blijft ook de fobie bestaan. Men moet dit vermijdingsgedrag afleren om
erachter te komen dat de CS niet meer in verband staat met de UCS. Hierdoor treedt extinctie op en
gaat het verband tussen CS en UCS verloren en daarbij ook de fobie. Verder blijft de fobie bestaan,
omdat hij door veel meer gelijkaardige stimuli wordt getriggert. Door stimulus generalization worden
mensen met fobieën dus van meer stimuli bang.

Vicarious conditioning: Je verplaatst jezelf in een ander en voelt daarom ook de angst van de
ander. Hierbij speelt voornamelijk emoties een rol!

Kritiek:
Er is vooral kritiek op de manier waardoor fobieën zouden moeten ontstaan, namelijk door klassiek
conditioneren. Uit de praktijk blijkt dit echter niet helemaal te kloppen. Zo zijn er ook mensen die
abnormale vliegangst hebben, zonder ooit gevlogen te hebben. Ook zijn er mensen die afgrijselijke
dingen hebben meegemaakt en die daar geen fobie aan overhouden. Een betere benaming voor
een fobische stimuli zou een elicit stimuli zijn, een uitlokkende stimulus. Je weet immers niet of de
fobische stimuli via klassiek conditioneren vreeswekkend wordt, maar je weet wel dat deze een
fobische angst uitlokt.

2. Evolutionaire theorie: Wetenschappers zijn het er over eens dat er 2 dominante
evolutionaire theorieën zijn:
- Seligman (1971): Hij zegt dat door evolutionaire selectie mensen een biologische aanleg hebben
gekregen voor specifieke fobieën. We hebben een aangebouwde aanleg om bang te zijn voor
factoren die gevaarlijk waren voor onze voorgangers. Denk bijvoorbeeld aan spinnen, slangen,

, lOMoARcPSD|383 406 3




hoogtes en water. Door bang te zijn voor dit soort stimuli hadden onze voorouders een grotere
kans op overleven. Deze biologische aanleg is zo doorgegeven van generatie op generatie. Deze
theorie wordt ook wel biological preparedness genoemd.
- Poulton & menzies (2002): Non-associative fear acquisition: Dit model zegt dat angst op een
natuurlijke manier ontstaat door het in contact komen met deze stimuli naar mate een individu
opgroeit. Dit gaat volgens een normaal ontwikkelingsproces en er komen geen trauma’s aan te
pas. Wanneer je regelmatige in aanraking komt met deze stimuli verdwijnt de angst.

3. Psychoanalytische theorie (Freud): Volgens Freud vormen fobieën een verdediging tegen de
angst die voort vloeit uit verdrongen impulsen van de ID. Het is te gevaarlijk om te "weten" wat de
onderdrukte impulsen van de ID zijn. Daarom wordt de angst verplaatst naar een extern object of
andere stimuli dat een symbolische betekenis heeft tot het werkelijke doel van de angst.
Kritiek: Veels te speculatief.

4. Disease-avoidence model: Het idee dat sommige dieren fobieën gerelateerd zijn aan pogingen
om ziektes te vermijden die kunnen worden overgedragen via bepaalde dieren. Mensen met een
hoger niveau van disgust hebben ook eerder deze fobieën. Disgust: Een voedsel-afwijzende emotie
met als doel om het krijgen van ziektes via de mond te voorkomen.

5. Biologische theorie: De stimuli van de fobie komt via
de thalamus binnen in de amygdala. Hier wordt het
verwerkt en ontstaan er connecties met hogere
breingebieden. De amygdala ontvangt de output
van deze gebieden en stuurt feedback terug naar de
thalamus. Deze zorgt voor onze motor output.

Ventral PFC = Ventral frontopolar prefrontal cortex
VMPFC = Ventromedial prefrontal cortex
VLPFC = Ventrolateral prefrontal cortex
DLPCF = Dorsolateral prefrontal cortex
OFC = Orbitofrontal cortex
(niet uit je hoofd leren!)

6. Individuele verschillen: Iedereen maakt verschillende
dingen mee en heeft zo zijn eigen ervaringen met stimuli. Bijvoorbeeld iemand die vroeger een keer
gebeten is door een hond heeft een grotere kans op een fobie dan iemand die is opgegroeid met
een vriendelijke hond.
Inflation effect: Iemand met een milde fobie kan een intense fobie krijgen wanneer hij of zij
een trauma/gebeurtenis meemaakt met zijn fobie.

Behandelingen voor specifieke fobieën:
Deze fobiesoort wordt vooral behandelt door zogenaamde exposure treatments (desensitization,
flooding and modelling). Een kenmerk van deze behandelingen is dat ze de patiënt blootstellen
aan objecten of situaties die ze vrezen:
- Systematic desensitization = Eerst wordt cliënten geleerd hoe ze zich met relaxen, zodat alle
spieren ontspannen. Daarna zorgt de therapeut dat er een fear hierarchy opgebouwd wordt, zodat
de cliënt telkens aan een wat meer angstiger object of situatie wordt blootgesteld en leert om zijn
relaxte houding daaraan te koppelen. Uiteindelijk kan de therapeut ervoor kiezen om de cliënt
direct te confronteren met zijn werkelijke angst (= in vivo desensitization) of hij kan de cliënt
denkbeeldig confronteren (= covert desensitization/imagenary exposure).
- Flooding = Deze therapeuten denken dat ze een cliënt van zijn angst af kunnen helpen door de cliënt
continue bloot te stellen aan de situatie of het object dat angst veroorzaakt, om aan te tonen

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper summaryking. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 82191 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€6,49
  • (0)
  Kopen