Samenvatting Culturele Antropologie 1:
Antropologie onderzoekt menselijke diversiteit over time en space. We proberen om zo veel
mogelijk te begrijpen over de menselijke condition. Specifieker zijn we geïnteresseerd in de
diversiteit die ontstaat door aanpassingsvermogen.
Antropologie is de studie over de mens over space en time. Het is een holistische studie.
Holistisch betekend dat de mens als complete being wordt bestudeerd, met alle fasseten van
past, present en future en biology, society, language en culture. Er wordt dus niet een groep in
een bepaalde setting bestudeerd. Er worden cross-cultural bestuderingen gedaan over vroeger,
nu en toekomst en alle onderdelen van de samenleving.
Society: Wij delen met alle dieren op aarde een samenleving. We leven binnen deze
samenleving is gestructureerde/georganiseerde groepen. Cultuur is echt iets menselijks.
Culturen zijn een verzameling van traditie, kennis, gedragingen die worden doorgegeven
door leren en het gedrag/ideeën van mensen vormgeven. Deze traditie, kennis en gedragingen
sturen de normen/ waarde en gedrag van de mensen die eraan blootgesteld worden, mensen
weten niet altijd expliciet wat hun culturele tradities zijn. Kinderen die deze tradities etc leren
door het opgroeien in een bepaalde cultuur wordt enculturatie genoemd. Cultuur staat nooit
vast en is zich altijd aan het ontwikkelen, het is ook niet zo dat elke groep mensen een
afgebakende cultuur heeft.. Deze ontwikkelingen worden door mensen gestuurd (dmv
learning/ storytelling etc.) en niet door biologische ontwikkelingen.
Aanpassen is het proces waarbij organismen omgaan met omgevingsforces en stresses. Door
ons aan te passen kunnen we omgaan met onze omgeving. Door aanpassingsvermogen
ontstaan er dus verscheidenheid tussen mensen, groepen, culturen etc.
Bio-cultureel: Bio-cultureel heeft betrekking op het gebruik van zowel de biologische en de
culturele perspectieven en benaderingen om een bepaald probleem of fenomeen te analyseren.
Het Bio-culturele perspectief vanuit de antropologie erkend dat culturele invloeden constant
de menselijke biologie vormgeeft.
De generale antropologie bestaat uit vier sub disciplines:
1
,Culturele antropologie: De studie naar de menselijke samenleving en cultuur van heden en
verleden. Het beschrijft, analyseert, interpreteert en verklaard sociale en culturele
overeenkomsten/ verschillen door middel van cross-cultural analyse, om iets te kunnen
zeggen over de menselijke soort. Om culturele verscheidenheid te bestuderen wordt gebruik
gemaakt van 2 activiteiten: Etnografie en etnologie. Etnografie is het veldwerk onderzoek
waarbij data wordt verzameld, georganiseerd, geanalyseerd en geïnterpreteerd om het werk
vervolgens te presenteren als boek/film etc. Etnologie onderzoekt, interpreteert en analyseert
de resultaten van etnografisch onderzoek. Het gebruikt dus bestaande data om zo
verschillen/overeenkomsten tussen samenlevingen en cultuur te onderzoeken, hierdoor
proberen ze generaliserende uitspraken over samenlevingen en cultuur te doen.
Archeologische antropologie: Deze disciplines reconstrueert, beschrijft en interpreteert
menselijk gedrag en culturele patronen aan de hand van materiele overblijfselen van het
verleden. Hierbij moet je denken aan dierlijke botten voor voedsel, wapens, potten. Daarnaast
kijken ze ook naar kampen/gebouwen van stammen, de afstand ertussen (trekken), de grootte
etc.
Biologische-/fysische antropologie: Deze discipline bestudeert de menselijke, biologische
diversiteit door de tijd heen en hoe het is in het heden. Het heeft 5 specialiteiten: biologische
evolutie door fossiele overblijfselen, menselijke genetica, menselijke groei en ontwikkeling,
menselijke biologische plasticity (aanpassingsvermogen bijv. heet/koud) en primatologie
(andere aapachtige).
Linguïstische antropologie: Bestudeert taal in zijn sociaal-culturele context. Niemand
gebruikt dezelfde taal op precies dezelfde manier. Sociolinguïstiek onderzoekt de relatie
tussen sociale en taal verschillen. Hoe gebruiken jongens taal ten opzichte van meiden. Hoe
gebruiken lager opgeleiden taal ten opzichte van hoger opgeleiden.
Toegepaste antropologie: Bij toegepaste antropologie wordt antropologische data,
perspectieven, theorieën en methodes toegepast om contemporary problemen te identificeren,
beoordelen/evalueren en op te lossen.
2
,Hoorcollege 1:
Enkele centrale begrippen:
Menselijke verscheidenheid: Zijnskenmerken en omgevingsfactoren zijn onlosmakelijk aan
elkaar verbonden. Zijnskenmerken moeten altijd in de context van omgevingsfactoren worden
geplaatst/geanalyseerd.
Cultuur is een wezenlijk onderdeel van het omgevingsveld.
Sociale/culturele factoren en praktijken sturen cognitieve, emotionele en zelfs biologische
ontwikkeling.
Aanpassingsvermogen: flexibiliteit. Het vermogen om te kunnen omgaan met natuurlijke
krachten/processen/stressen. Kottak stelt dat mensen een enorm aanpassingsvermogen
hebben. De interactie tussen omgeving en mensen en hun aanpassingsvermogen leidt tot een
grote menselijke diversiteit. Het gaat om biologische en sociaal-culturele aanpassingsfactoren
bijvoorbeeld technologische ontwikkeling. Pag. 3 voor uiteenzetting van factoren.
Cross-culturele analyse: cross-culturele vergelijking. Vergelijken en contrasteren is
belangrijk aspect van de culturele antropologie. Op basis van eigen perspectief-gezichtspunt
kan een fenomeen heel anders bekeken/geanalyseerd worden, hierdoor zal je sommige dingen
niet opmerken. Daarom is vergelijken belangrijk.
Cultuur is de (veranderende) verzameling van tradities, kennis en gebruiken die de ideeën en
het gedrag van mensen vormgeven. Deze tradities, kennis en gebruiken worden geleerd en dus
doorgegeven. Het leren van deze gebruiken en tradities wordt enculturatie genoemd. Er is
binnen een cultuur sprake van samenhang, consistentie en permanentie. Cultuur hebben geen
3
, grenslijnen. In deze opleiding is cultuur zijn tradities, praktijken en patronen. Mensen hoeven
niet expliciet te herkennen dat gebruiken, kennis en ideeën culturele tradities zijn. 1 groep =/
is niet een cultuur.
4