Eiwitsynthese en afbraak = Eiwitsynthese vind altijd gelijktijdig plaats met eiwit
afbraak. De synthese/afbraak is afhankelijk van een aantal factoren die elkaar
beïnvloeden. Deze factoren kun je zien als een weegschaal, bij meer positieve
factoren zal er synthese plaatsvinden, bij negatieve meer negatieve factoren zal
er afbraak plaatsvinden. Positieve factoren: mRNA, myonuclei, microRNA en
activation, initation & elongation. Negatieve factoren: Calpaninen & caspases,
lysosomen, proteasome en RONS.
DNA/RNA = DNA bestaat uit genen die de informatie bevatten voor het maken
van eiwitten. Om deze eiwitten te kunnen maken wordt RNA gebruikt. RNA
kopieert en vertaald het DNA naar een primaire eiwit structuur.
Nucleotiden = zijn verbindingen die de bouwstenen voor DNA en
RNA vormen. Bestaan uit: stikstofbase, glucose (deoxy)ribose en
een hydroxylgroep. Aan de nucleotiden is ook een base gebonden
dit kan bij DNA zijn : adenine, guanine, cytosine of thymine. Bij
RNA is dit: adenine, guanine, cytosine of uracil.
Exon = coderend deel van RNA waar het “eiwit recept” op staat
Intron = ongecodeerd deel van RNA
Promotor = Erkenningspunt voor Polymerase. Promotor bepaald het begin van
een gen, het startcodon bevind zich ± 25-35 nucleotiden verder.
Enhancer cite = klein deel van DNA dat kan binden met eiwitten o
m de mogelijkheid tot transcriptie te vergroten. De enhancer bevind zich voor of
achter de promotor
Transcriptiefactor = eiwit dat zich bindt aan de enhancer of promotor waardoor de
hoeveelheid of transcriptie van gen expressie kan worden bepaald. Kan RNA-
polymerase stabiliseren of blokkeren. Katalyserende werking. Factoren met
activerende werking op transcriptie zijn activators en factoren met inhiberende
werking op transcriptie zijn repressors.
Startcodon (AUG) = Vanaf dit punt kan er baseparing plaats vinden tussen tRNA
en mRNA.
Stopcodon (UAA, UGA,or UAG) = Op dit punt stopt de translatie van mRNA en bindt
zich een release factor aan de A zijde van de ribosoom.
rRNA, mRNA, tRNA = ribosoom RNA: Is ribosomen complex die transcriptie
mogelijk maakt. Transfer RNA: maakt een baseparing op mRNA zodat de juiste
polypeptide kunnen binden. Messenger RNA: zorgt voor het kopiëren van het
DNA en vervoerd het kopie vervolgens naar het cytoplasma, hier kan het worden
vertaald met behulp van rRNA en tRNA
Polymerase = enzym dat bind aan een receptor waardoor DNA open gesplitst kan
worden. Hierdoor kan het DNA worden gekopieerd op mRNA. Er zijn
verschillende soorten polymerase zo heb je DNA DNA, RNA DNA, DNA
RNA en RNA RNA. Optie drie wordt gebruikt bij transcriptie. Activation fase.
(Alternatieve) splicing = het veranderen van de genetische informatie na
transcriptie. Intronen worden uit de pre mRNA geknipt en exonen worden aan
elkaar geplakt. Soms wordt de volgorde van exonen veranderd of wordt er een
exon weggelaten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Brenda21. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,49. Je zit daarna nergens aan vast.