Samenvatting Personenvennootschappen
Hoofdstuk 1 Inleiding
De meest eenvoudige juridische vorm van een economisch ondernemerschap is de eenmanszaak.
Daarvan spreekt men wanneer een natuurlijk persoon voor eigen rekening en risico een bedrijf of
beroep uitoefent. Deze natuurlijk personen worden beschouwd als ondernemer. Voor de heffing van
de inkomstenbelasting wordt in dat verband onderscheid gemaakt tussen ondernemingsvermogen
en privévermogen. Wanneer een ondernemer volledig ondernemingsrisico loopt, worden veel van
die ondernemingen ondergebracht in een rechtspersoon. De ondernemer is dan niet meer
persoonlijk aansprakelijk voor hetgeen in de naam van de rechtspersoon wordt verricht.
In een eenmanszaak is niet noodzakelijk maar één persoon werkzaam. De werknemers zijn dan in
dienst van de ondernemer. Het gaat vaak om midden- en kleinbedrijf. Een eenmanszaak met een of
meer personeelsleden lijkt soms veel op een contractuele samenwerking, in de praktijk blijken dat
ook de nodige afbakeningsperikelen te bestaan. Het aangaan van contractuele
samenwerkingsvormen kent meerdere motieven, meestal is het de bedoeling dat de samenwerking
partijen tot voordeel strekt.
Aan sommige contractuele samenwerkingsvormen werd onder bepaalde omstandigheden een
rechtspersoonlijkheid toegekend. Dat werd door critici beschouwd als abnormaal, omdat:
- Contract en rechtspersoonlijkheid elkaar uitsluiten
- Rechtspersoonlijkheid valt niet te verenigen met enige vorm van persoonlijke
aansprakelijkheid van de compagnons.
Er kunnen drie contractuele samenwerkingsvormen onderscheiden worden: de maatschap, de
vennootschap onder firma (VOF) en de commanditaire vennootschap (CV).
Een maatschap is een overeenkomst, waarbij twee of meer personen zich verbinden om iets in
gemeenschap te brengen (geld, goederen, arbeid), met het oogmerk om het daaruit ontstaande
voordeel met elkaar te delen (art. 7A:1655). De maatschap komt veel voor inde uitoefening van een
beroep. In de literatuur wordt onderscheid gemaakt tussen de openbare en de stille maatschap. Een
maatschap is openbaar wanneer zij naar buiten optreedt onder gemeenschappelijke naam. Als de
maatschap voor de buitenwereld verborgen blijft, spreekt met van een stille maatschap. Het
optreden onder gemeenschappelijke naam heeft soms echter belangrijke gevolgen. Eén daarvan is
dat een maatschap tot uitoefening van een bedrijf onder een gemeenschappelijke naam een
vennootschap onder firma is. Een vennootschap onder firma is dus een bijzondere en een
gekwalificeerde maatschap. Ook een commanditaire vennootschap is onder gemeenschappelijke
naam. Een stille commanditaire vennootschap is geen commanditaire vennootschap in de zin van art.
19 WvK, maar zal in de meeste gevallen gekwalificeerd worden als een maatschap. Bij een
commanditaire vennootschap worden de partners onderscheiden in ‘beherende’ en ‘stille’
(commanditaire) vennoten.
Hoofstuk 2 Kenmerken, oprichting
De maatschap is een obligatoire overeenkomst, vaak met meer dan twee partijen. Het is bovendien
een wederkerige overeenkomst en een duurovereenkomst zij roept voortduren verbintenissen in het
leven.
Mede doordat de maatschap een consensuele overeenkomst is, enkele wilsovereenstemming is
voldoende voor totstandkoming, is het niet altijd eenvoudig om te bepalen of een overeenkomst als
maatschap of als een andere overeenkomst moet worden beschouwd. Doordat de maatschap een
consensuele overeenkomst is, kan zij ook stilzwijgend tot stand komen. Zelfs kan dit
samenwerkingsverband op grond van de omstandigheden van het geval en de gedragingen van de
betrokkenen vanaf een bepaald moment als maatschap worden beschouwd (HR
Dierenartsenpraktijk). De kwalificatie is van belang, omdat zo voorkomen kan worden dat partijen
voorschriften van dwingend recht ontlopen. Bij de kwalificatie is de affectio societatis van groot
belang: de wil om als compagnon samen te werken.
,De maatschap is een duurovereenkomst. Vaak wordt zij voor onbepaalde tijd aangegaan, maar het
kan ook voor een bepaalde tijd of voor een bepaald werk (bijv. tussen twee of meer aannemers). Een
maatschap voor bepaalde tijd of voor een bepaald werk kan, tenzij anders is overeengekomen, niet
worden opgezegd (art. 7A:1686).
Maatschappen zijn ‘persoonsgebonden. De compagnons kunnen hun deelneming niet zonder
medewerking van de andere partijen overdragen. De maatschap wordt dan ook intuitu aangegaan;
met het oog op de persoon van de andere contractspartij. Dat betekent dat de gevolgen
voortvloeiende uit de maatschap niet gelden voor hun rechtverkrijgende onder algemene titel. Uit
het persoonsgebonden karakter valt ook af te leiden dat de maatschap eindigt door de dood of de
curatele van een van de vennoten.
Inbreng is een van de essentiële elementen van de maatschapsovereenkomst. De verplichting tot
inbreng rust op alle vennoten. De inbreng kan bestaan uit geld, goederen, genot of arbeid. Goederen
heeft hier een ruimere betekenis dan art 3:1, het kan namelijk ook bestaan uit clientèle, goodwill,
knowhow. Wie arbeid inbrengt is gehouden zijn werkzaamheden naar behoren te verrichten. De
inbreng van zaken kan op drie manieren:
- Inbreng van eigendom; zaak wordt overgedragen (art. 3:84) aan de compagnons
(gemeenschap, art. 3:166).
- Inbreng van genot; de zaak wordt geen gezamenlijk eigendom van de vennoten, dat betekent
niet dat er geen sprake is van een gemeenschap (art. 3:166). Waardestijging en waardedaling
zijn voor risico van degene die de zaken heeft ingebracht.
- Inbreng van ‘economisch’ eigendom: de zaak wordt geen gezamenlijk eigendom van de
vennoten, maar de waardestijging en waardedaling komt voor risico van de maatschap.
Bij gemeenschap moet men denken aan mede-eigendom. Bij de contractuele samenwerkingsvorm
ontstaat vanwege de inbreng altijd enige vorm van gemeenschap. Als de maatschap wordt
ontbonden, zijn de regels van de gemeenschap van toepassing.
Er bestaat on een onderscheid tussen vrije en gebonden gemeenschappen, het onderscheid is echter
niet haarscherp. Beslissend is of de deelgenoten bevoegd zijn over hun aandeel in de gemeenschap
te beschikken en of zij scheiding en deling van de gemeenschap kunnen verlangen. Door de inbreng
gevormde gemeenschap, is een gebonden gemeenschap (HR Van den Broeke-Van der Linden). De
maten hebben dus elkaars medewerking nodig om over hun aandeel in een gemeenschapsgoed te
kunnen beschikken.
Onder het voordeel moet worden verstaan ‘economisch voordeel’. Ook het verminderen van
verliezen en het besparen van kosten kan er onder worden begrepen.
De aansprakelijkheid van de vennoten van een vennootschap onder firma en van de beherende
vennoten van een commanditaire vennootschap reikt in beginsel verder dan de aansprakelijkheid
van de maten van een maatschap. Voor de kwalificatie is het ook van belang of het gaat om de
uitoefening van een beroep of bedrijf. Hierin zijn twee elementen te onderscheiden:
- De beroepsbeoefenaar zou het niet om het geld te doen zijn, zijn beloning is een ereloon
(honorarium).
- De beroepsbeoefenaar zou om zijn persoonlijk bekwaamheid en integriteit worden
benaderd.
Een maatschap is een consensuele overeenkomst, zodra een samenwerkingsverband aan de criteria
van art. 7A:1655 voldoet is het een maatschap of, afhankelijk van de verdere omstandigheden, een
vennootschap onder firma of een commanditaire vennootschap. Voor de vennootschap onder firma
en de commanditaire vennootschap is echter nog een ander vereiste, namelijk een authentieke of
onderhandse akte. Zo’n akte is echter geen bestaansvoorwaarde. Op het ontbreken van de akte kan
slechts beroep worden gedaan door:
- Een vennoot tegenover een medevennoot
- Een derde tegenover de vennootschap of tegenover de vennoten
, Hoofdstuk 3 De organisatie
Onderwerpen die in een overeenkomst worden vastgelegd:
- Duur van de maatschap
- Doel van de maatschap
- Vastlegging van de afspraken over de inbreng
- Verdeling van taken en bevoegdheden
- De financiële verantwoording
- De verdeling van winst en delging van verliezen
- Toe- en uittreding van compagnons
- Het opnemen van vermogensbedingen
- Non-concurrentiebedingen
- Voorzieningen voor ziekte en arbeidsongeschiktheid
Beslissingen worden, tenzij anders overeengekomen, met eenparigheid van stemmen genomen.
Onder beheer wordt verstaan: het stellen van handelingen die, gelet op het doel van de maatschap,
tot haar gebruikelijke en regelmatige voorkomende werkzaamheden behoren. Handelingen die niet
binnen deze omschrijving vallen zijn beschikkingshandelingen. Het belang van dit onderscheid is dat
naar regelend recht in beginsel elke vennoot in de verhouding tot zijn compagnons bevoegd is om
beheersdaden te verrichten. Handelingen die niet gerekend kunnen worden tot beheer, hebben in
beginsel gezamenlijke goedkeuring van de maten nodig. Handelen voor rekening van de maatschap
moet niet worden verward met handelen in naam van de maatschap. Dit onderscheid kan niet
genoeg worden benadrukt. Bij handelen in naam van de maatschap gaat het om vertegenwoordiging
van de maatschap. De bevoegdheid om de maatschap te vertegenwoordigen staat los van het recht
om de beheers- en beschikkingshandelingen te kunnen verrekenen.
Op de maatschap zijn in beginsel de gewone regels over vertegenwoordiging krachtens volmacht van
toepassing. Een vennoot is slecht bevoegd namens de maatschap te handelen indien hem daartoe
volmacht is verleend. Een maatschap is geen rechtspersoon, handelen namens de maatschap
betekent dus dat de handelende persoon handelt namens zichzelf en zijn medevennoten. De
vennoot kan zijn medevennoten niet verbinden indien zij hem daartoe geen volmacht hebben
gegeven.
Bij geldige vertegenwoordiging kan de wederpartij van de maatschap de maten ieder voor gelijke
delen aanspraken.
Er zijn twee uitzonderingen op de algemene regels van volmacht:
- Baattrekking
- De zonder volmacht handelende partij is zelf als partij gebonden
Voor de toerekening van onrechtmatige daden van vennoten aan de maatschap moet gekeken
worden naar HR Kleuterschool Babbel. De leer komt erop neer dat gedragingen van natuurlijke
personen aan een rechtspersoon kunnen worden toegerekend als de onrechtmatige gedraging van
de rechtspersoon, wanneer zij in het maatschappelijke verkeer als gedragingen van die
rechtspersoon hebben te gelden.
Elke vennoot, die daarvan niet is uitgesloten, is bevoegd ten name van de vennootschap te handelen
(art. 17 lid 1 WvK). De vertegenwoordigingsbevoegdheid van de vennoten van een vennootschap
onder firma strekt zich in beginsel uit tot alle handelingen die onder het doel van de vennootschap
vallen. Wanneer een vennoot die niet bevoegd is om namens de vennootschap onder firma te
handelen, kan het wel zijn dat de door hem gestelde handeling wel voor rekening van de
vennootschap komt. Dat is het geval wanneer het een daad van beheer betreft (art. 7A:1676).
De vennoten van een vennootschap onder firma zijn niet voor gelijke delen, maar hoofdelijk
verbonden (art. 18 WvK).