Uitwerking OZT
Inhoudsopgave
Les 1: Microbiologie (5).................................................................................................................................. 2
Les 2: De operatieafdeling (5)......................................................................................................................... 4
Les 3: Luchtbehandeling (10).......................................................................................................................... 7
Les 4: Topografie (10)................................................................................................................................... 11
Les 5: Infectiepreventie (10)......................................................................................................................... 14
Les 6: Cytologie en histologie (10)................................................................................................................ 16
Les 7: Preparaatverzorging (10).................................................................................................................... 26
Les 8: Beroepsgeheim (6)............................................................................................................................. 28
Les 8: Traumatische gebeurtenis (4)............................................................................................................. 30
Les 9: Samenwerking op het OKC (10).......................................................................................................... 31
,Les 1: Microbiologie (5)
Leerdoel: de belangrijkste bacteriestammen (huid- en darmflora) die
wondinfecties kunnen veroorzaken herkennen op foto’s en tekenen. 0-1
Bacterien die we nodig hebben: darmbacterien helpen bij vertering (enterococcen,
colibacillen)
Bacterien waar we ziek van kunnen worden: cholera, pest, tuberculose, ziekte van lyme,
meningococcen, pneumococcen.
Bacteriesoorten die wondinfecties kunnen veroorzaken: met name stafylococcen (of
staphylococcen)
Bacteriesoorten die geen invloed hebben op mensen: yoghurt bacterien, bacterien die water
zuiveren.
Bacterien waar we toch min of meer vreedzaam mee leven (tenzij we verzwakt zijn):
huidbacterieen (staphylococcen).
Pathogeen: een ziekmakende bacterie.
Leerdoel: de volgende begrippen beknopt uitleggen: mutaties,
sporevorming, gram +/-, aeroob/anaeroob, huidflora, darmflora, transiënt,
resident. 0-1
Mutatie: plotselinge verandering in het erfelijke materiaal (genen, DNA of RNA) van een
organisme waardoor een of meer eigenschapen veranderd zijn.
Sporevorming: sommige bacterien kunnen sporen vormen. Een spore is een soort
slaaptoestand van de bacterie met als belangrijk doel het overleven van ongunstige
omstandigheden zoals hitte en droogte. Zodra de omstandigheden gunstig zijn kan de spore
ontkiemen en uitgroeien tot een normale cel die weer kan geen groeien
Gram+/-: het belangrijkste verschil zit hem in de celwand; -: bestaat uit 2 membranen, =:
bestaat uit een dikke laag en bij hen treedt resistentie over het algemeen minder vaak op
Aeroob/anaeroob: met zuurstof/zonder zuurstof
Huidflora: geheel aan levende micro-organismen op de lichaamshuid
Darmflora: micro organismen in de darmen
Transient: De transiente flora bestaat uit veel soorten micro organismen die door toeval op
de huid terecht zijn gekomen, deze vermenigvuldigen zich niet
Resident: De residente flora bestaat uit micro organismen die de huid koloniseren en zich
daar wel vermenigvuldigen. Na het wassen van de handen met water en zeep blijft de
residente flora grotendeels aanwezig.
,Leerdoel: de belangrijkste gunstige en ongunstigste omstandigheden van
deze bacteriën omschrijven in relatie tot groeisnelheid. 0-1
Zuurstofgehalte: aerobe bacterien hebben een O2rijk milieu nodig, ander stoppen ze met
groeien en delen; anaerobe bacterien hebben juist een O2 arm milieu nodig.
Vochtigheid: de beschikbaarheid van water is voor bacterien essentieel, met minder water
kunnen ze zich minder snel voortplanten.
Temperatuur: beneden 0 graden vormen bacterien endosporen, tussen 30 en 40 graden
delen ze het snelst, boven de 70 graden gaan ze dood.
Leerdoel: verklaren op welke manieren de groei van bacteriën verhinderd
kan worden,hoe bacteriën gedood kunnen worden en wat resistentie is. 0-
1
Groei verhinderen: door het veranderen van de ideale omstandigheden van bacterien.
Bacterien doden: antibiotica, verhitten of juist bevriezen.
Resistentie: bestand tegen, dus antibioticaresistentie betekend dat de bacterie ongevoelig is
voor antibiotica.
BMRO: bijzonder resistente micro-organismen
- MRSA: Meticilline resistente staphylococcus aureus is een stafylokok. Dit zijn
bacterien die veel voorkomen bij gezonde mensen, zonder dat zij daar last van
hebben. Besmetting vind plaats via huidcontact. Favoriete verblijfplaats: keel, neus
en perineum. MRSA is ongevoelig voor verschillende antibiotica(die lijken op het
middel meticilline. Deze bacterie komt vaker voor in het buitenland of bij
bijvoorbeeld veehouderijen
- ESBL: Extended spectrum beta-lactamase. Dit is een enzym dat bepaalde soorten
antibiotica (penicillines en cefalosporines) kan afbreken en komt voor bij bepaalde
bacterien
- VRE en CPE: VRE: vancomycine-resistente enterokok. Is een antibioticum dat gebruikt
wordt om infecties te behandelen. CPE: carbapenemase-producerende
enterobacteriacae. Is een stof die de werking van sommige antibiotica tegengaat
Leerdoel: beschrijven op welke manieren zorgprofessionals kunnen
bijdragen aan het voorkómen van resistentie. 0-1
Goede hygiene
, Leerdoel: kwetsbare patiëntengroepen benoemen m.b.t. wondinfecties,
verklaren waarom ze kwetsbaarzijn en beredeneren hoe ze beschermd
kunnen worden. 0-1
Kwetsbare patientengroepen:
- Ouderen
- Patienten op OK
- Chronisch zieken
- Verminderde weerstand
Kwetsbaar omdat: verminderde weerstand, open wonden en gebruik antibiotica
Hoe te beschermen: goede handhygiene, isolatie, beschermende kleding, extra reinigen en
persoonsgebonden spullen
Leerdoel: drie belangrijke contaminatiewegen benoemen en de relatie
verklaren met ziekenhuisinfecties. 0-1
Autogeen of commensale infectie: Commensale bacterien zijn micro organismen die van
nature in of op de gastheer aanwezig zijn. Als de weerstand van de gastheer daalt kan het
mo een infectie veroorzaken: een commensale infectie.
Hetrogeen of directie infectie: Infectie door direct contact kan op verschillende manieren
plaatsvinden
Indirect of aerogeen: Besmetting door indirect contact kan door bv praten niezen etc.
Les 2: De operatieafdeling (5)
Leerdoel: de definities geven van de begrippen:
operatieafdeling/OKC/operatiekamer. 0-1
OK: operatiekamer: ruimte voor het uitvoeren van chirurgische ingrepen
Operatieafdeling: OKC: het geheel van OK’s, opdekruimtes, recovery, holding, bijkomende
ruimten; magazijn, kantoor, koffiekamer, ed. De gehele afdeling inclusief secundaire ruimtes,
afgescheiden van de rest van het ziekenhuis
Leerdoel: uitleg geven over de in de WIP richtlijn Omstandigheden
(kleine)chirurgische en invasieve omstandigheden genoemde begrippen:
zonering A/B/C, steriel/schoon/ niet schoon?, indeling klasse 1, 2,
zelfstandige behandelkamer. 1
WIP: werkgroep infectie preventie, geeft landelijke richtlijnen op voor de preventie van
infecties in Nederlandse zorginstellingen -> richting geven aan handelen in de praktijk.
RIVM: rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu
Zonering A/B/C:
Zone A: steriel
- Operatiekamer
- Opdek
Zone B: schoon
- Gang
- Opslag (instumentarium, materialen, apparatuur)
- Wasruimte
- Schone sluis (schone materialen)
- Koffiekamer
Zone C: niet schoon