Samenvatting rechtsfilosofie
Week 1 De verhouding tussen recht en rechtvaardigheid
De kern: De belangrijkste verschillen tussen de interpretaties van het nazirecht van Fuller,
Radburch en Hart
Fuller: nazirecht is geen geldend recht – voldoet niet aan de principes van legaliteit
Radbruch: nazirecht is geen geldend recht – er is een conflict met de rechtvaardigheid die
onverdraagzaam groot is
Hart: nazirecht is wel geldend recht – het is afkomstig uit geldende bronnen, dit staat los van wat
men van de inhoud vindt
Hoorcollege
Radbruch
Radbruch constateert dat het wetspositivisme (gelding van wetten afhankelijk van formele
kenmerken) Duitse juristen weerloos had gemaakt ten op zichten van het nazisme: zij pasten de
wetten van nazi’s kritiekloos toe, zonder de moraliteit ervan te beoordelen.
Na 1945 verwerpt Radbruch het wetpositivisme: indien wetten in strijd zijn met fundamentele
rechtsbeginselen, dan zijn zij niet verbindend en dienen zij niet door de rechter worden
toegepast.
3 beginselen waarin het positieve recht zijn grondslag vindt:
1 doelmatigheid = effectief bijdragen aan publieke doelen die democratisch zijn geformuleerd
2 rechtszekerheid = voorspelbaar zijn voor burgers
3 rechtvaardigheid = gelijk gevallen gelijk behandelen en ongelijke gevallen ongelijken
behandelen
Normale geval: rechtszekerheid voorrang boven doelmatigheid en rechtvaardigheid
(rechtszekerheid draagt bij aan de andere beginselen)
In geval van extreem wettelijk onrecht: rechtvaardigheid voorrang boven rechtszekerheid en
doelmatigheid (andere beginselen zijn betekenisloos zonder enige vorm van rechtvaardigheid)
De formule van Radburch (verhouding tussen rechtvaardigheid en rechtszekerheid)
1 normale geval: wetten zijn geldend en dienen te worden toegepast (ook als zij onrechtvaardig
zijn)
2 tenzij: onverdraaglijk conflict tussen wet en rechtvaardigheid (‘onjuist recht’) -> wet buiten
toepassing laten (in concreet geval) (onverdraaglijkheidscriterium)
3 of: bewuste ontkenning van gelijkheid (‘geen recht’) -> wet nooit geldend geweest (buiten
toepassing laten in alle gevallen) (verloocheningscriterium)
Radburch conclusie met betrekking tot het nazirecht: Groot deel van de wetten van de nazi’s zijn
niet als recht aan te merken omdat zij nooit juridisch geldend zijn geweest. Zij waren bewust
gericht tegen gelijkheid (verloocheningscriterium).
Hart
Kritiek op Radbruch: juridische gelding van het nazirecht staat los van het morele oordeel over
de inhoud daarvan – naziwetten waren moreel verwerpelijk maar geldend recht want, ze
voldeden aan de formele kenmerken.
Centrale claim Hart: er is geen noodzakelijk verband tussen recht en moraliteit – in het recht
kunnen morele waarden tot uitdrukking komen, maar dat is niet noodzakelijk. Ook
onrechtvaardige wetten (bijv. naziwetten) kunnen geldend zijn
,Stabiele rechtsorde en moraliteit
- Stabiele rechtsorde is nodig dat een deel van de rechtsdeelnemers de rechtsregels
vrijwillig aanvaardt
- In elk geval nodig dat ambtsdragers de rechtsregels aanvaarden – anders mist de
rechtsorde het gezag dat nodig is om te kunnen functioneren
- Aanvaarding regels hoeft niet op morele gronden te geschieden – kan ook op grond van
eigen belang, gewoonte, conformisme ect.
- Het is mogelijk dat een deel van de rechtsdeelnemers de regels niet vrijwillig aanvaardt.
Aan hen wordt recht met dwang opgelegd.
Een rechtsorde met extreem onrechtvaardigde wetten kan stabiel zijn, vb. slavernij, apartheid in
Zuid-Afrika en het naziregime
Hart conclusie met betrekking tot het nazirecht: Kritiek op Rabruch – in plaats van te zeggen ‘het
nazirecht is geen recht’ was het beter geweest om te zeggen ‘dit is weliswaar recht, maar het is
te onrechtvaardig om toe te passen’. De juridische vraag naar de gelding van. Het recht staat los
van de morele vraag of het recht dient te worden gehoorzaamd.
Fuller
Kritiek op Harts rechtspositivisme: anders dan Hart, bestaat er wel een noodzakelijk verband
tussen recht en moraliteit.
De “Interne moraliteit van het recht” = de juridische vorm waarin rechtsregels zijn gegoten
impliceer een morele inhoud.
De principes van legaliteit (dragen bij aan dat het recht voorspelbaar is):
1 algemeenheid (op meerdere gevallen van toepassing)
2 publiekelijk (zodat ze kenbaar zijn)
3 slechts bij uitzondering met terugwerkende kracht worden toegepast (voorspelbaar)
4 begrijpelijk
5 niet tegenstrijdig
6 geen voorschriften bevatten waaraan rechtssubjecten niet kunnen voldoen
7 relatief duurzaam (niet steeds worden veranderd)
8 toegepast worden op een wijze die consistent is met hun inhoud
Fuller conclusie met betrekking tot het nazirecht: De wetten van de nazi’s voldoen niet aan de
‘principes van legaliteit’, daarom ontberen ze een juridisch karakter.
Nogmaals conclusie: extreem onrechtvaardige wetten geldend recht? Dient rechter het beroep
op wetten honoreren? Überhaupt als recht aan te merken?
Radbruch: nee, als het conflict tussen wetten en rechtvaardigheid onverdraaglijk is dienen de
wetten buiten toepassing te worden gelaten en als zij bewust tegen gelijkheid zijn gericht, dan
kunnen ze überhaupt niet als recht worden aangemerkt.
Hart: ja, de juridische gelding van wetten is niet afhankelijk van enig moreel oordeel over de
inhoud daarvan. Ook zeer onrechtvaardige wetten kunnen geldend zijn, al zijn ze moreel
verwerpelijk.
Fuller: nee, onrechtvaardige wetten voldoen veelal niet aan de interne moraliteit van het recht.
Zij zijn daarom überhaupt niet als recht te beschouwen.
Werkgroep
Rechtspositivisme en natuurrecht – de verhouding tussen recht en rechtvaardigheid
,Radbruch verstaat onder rechtvaardigheid – gelijkheid (gelijke gevallen – gelijk behandelen/
ongelijke gevallen – ongelijk behandelen). Hij komt tot de conclusie dat nazirecht onrechtvaardig
is omdat het niet voldeed aan gelijkheid. Nazirecht heeft bewust groepen op basis van politiek
buiten het rechtssysteem geplaatst, daarom is het geen recht.
Rechtszekerheid draagt volgens Radbruch bij aan rechtvaardigheid omdat rechtszekerheid nodig
is voor rechtvaardigheid. De burger dient te weten waar hij aan toe is en hoe hij zal worden
behandeld.
Radbruchs criterium
1 geschreven wetten dienen gevolgd te worden (ook als ze onrechtvaardig zijn)
2 rechtvaardigheid & wet zijn onverdraaglijk tot elkaar -> rechtvaardigheid gaat voor, wet buiten
toepassing laten (concrete geval)
3 er wordt niet gestreefd naar gelijkheid/rechtvaardigheid -> het is geen recht, wet is nooit
geldend geweest (in alle gevallen)
De theoretische reden die Hart ziet om regels die overduidelijk onrechtvaardig zijn (zoals
nazirecht) toch als rechtsregels te beschouwen, is dat we deze regels moeten kunnen
bestuderen. Een regel kan onrechtvaardig zijn maar wel voldoen aan de formele kenmerken van
het recht. Als rechtswetenschapper moet je de mogelijkheid hebben om dit te bestuderen. Als
zulke typische regels als geen recht wordt beschouwd dan kan er ook geen onderzoek naar
worden gedaan.
Praktische redenen van Hart om onrechtvaardigde regels als rechtsregels te beschouwen:
1 door te makkelijk te zeggen dat iets onrechtvaardig is, creëer je in de praktijk een situatie
waarin wellicht men te snel geneigd is te verzetten. Het zet de deur open om te discussiëren wat
onrechtvaardig is. Creëer je een situatie waarin het juist makkelijk kan zijn om af te zetten tegen
regels door te zegggen het is onrechtvaardig.
2 ‘wraakzuchtige informanten die elkaar aangeven’, dilemma’s worden genegeerd – het wordt
makkelijk. Gaat snel voorbij aan morele dilemma’s als er alleen rechtvaardigrecht kan zijn ->
moet niet genegeerd worden.
De link tussen Harts pleidooi voor brede conceptie van het recht en strikt onderscheid tussen
recht en rechtvaardigheid enerzijds en de noodzaak tot vellen van morele oordelen anderzijds ->
juridische geldigheid van wetten (formeel karakter) staat los van de vraag of we eraan moeten
houden/gehoorzamen. Het kan formeel wel juist zijn, betekent niet dat we er aan moeten
houden. De vraag of we aan ene wet moeten houden is een morele vraag.
Fuller: wetten hoeven niet te berusten op een moreel karakter maar een formeel karakter. In
The morality of law beschrijft Fuller de allegorie van Rex, een koning die verwoede pogingen
doet om het recht van zijn land te hervormen, maar daarin op spectaculaire wijze faalt. Aan het
einde van dit fragment komt Fuller ook kort te spreken over het nazirecht. Hij observeert dat dit
rechtssysteem zich kenmerkt door drastische verslechtering van legaliteit.
Het lukt koning Rex niet om het recht van zijn land te hervormen omdat hij zich niet hield aan de
8-principes van legaliteit.
Volgens Fuller kenmerkt het nazirecht door een drastische verslechtering van legaliteit omdat in
veel gevallen niet werd voldaan aan de 8 principes van legaliteit. Nazirecht had bijvoorbeeld
, geheime wetten (niet publiekelijk). Ook werden wetten ingevoerd met terugwerkende kracht.
Een burger moet voor zichzelf beslissen of ze bij het rechtssysteem willen blijven.
In Positism and the Fidelity to law – a reply to professor Hart bespreekt Fuller de casus van de
informant die haar echtgenoot had aangegeven bij de nazi’s en die na de oorlog terechtstond
wegens wederrechtelijke vrijheidsbeneming. De vrouw verdedigde zich door erop te wijzen dat
zij gehandeld op grond van de toen geldende nazirecht. Fuller komt tot de conclusie dat het
nazirecht waarop de vrouw zich beriep, niet als geldend recht kan worden beschouwd. Dat recht
was namelijk zozeer in strijd met de interne moraliteit van het recht, dat het überhaupt niet als
recht kan worden aangemerkt. Fuller komt tot deze conclusie na een analyse van twee
nazistische wetten uit 1934 en 1938 waarop de vrouw zich had beroepen. Volgens Fuller voldoen
deze wetten niet aan de ‘interne moraliteit van het recht’ omdat de rechter wat ander heeft
gedaan dan de regel van hem verlangde. Voldoet niet aan de 8ste principe, toepassing die
consistent is met de inhoud, daarom voldoet het niet aan de interne moraliteit.
Week 2 rechtsvinding
De kern:
Wat is uiteindelijk het doorslaggevende element dat de rechter helpt om in een moeilijk geval tot
een uitkomst te komen?
Hart: open textuur van het recht, geeft ruimte voor de rechter om tot een conclusie te komen
Frank: rationalisatie van hunch – rechter heeft hunch-producers, het gaat vooral om de persoon
van de rechter
Dworkin: rechtsbeginselen
Hoe belangrijk zijn de feiten van het geval in de analyse?
Hart: onbelangrijk (het draait om de open textuur waarin de rechter uitleg geeft)
Frank: belangrijk (het zijn de feiten die de rechter speelruimte geeft om tot een (voor hem
gewenste) uitspraak te komen)
Dworkin: onbelangrijk (het draait om de (rechts)beginselen)
Hoeveel speelruimte heeft de rechter bij moeilijke gevallen?
Hart: groot door de open textuur kan de rechter zelf bepalen welke kant hij op gaat redeneren
Frank: rechter heeft veel speelruimte, kijk naar zijn eigen conclusie en welke rechtsregel daarbij
dan aansluit (meeste van de 3)
Dworkin: er is 1 juist antwoord, rechter heeft geen speelruimte. Binnen de rechtsbeginselen kan
hij een afweging maken die afweging is gebaseerd op het gewicht
Hoorcollege
Radbruchformule: wet toepassen, ook onrechtvaardige wetten (rechtszekerheid) tenzij:
onverdraaglijk of verloochent.
Radbruchformule is vorm van natuurechtsdenken: uit menselijke natuur vloeit wat natuurlijke
rechten van mensen zijn. Indien gepositiveerde norm zeer in strijd is met natuurlijke rechten,
dan is geen spraak van recht in eigenlijke zin – (zeer) onrechtvaardig ‘recht’ is geen recht.
Hart contra ‘onrechtvaardig recht is geen recht’: onrechtvaardige normen met verder alle
objectieve kenmerken van het verschijnsel ‘recht’ blijven ten onrechte buiten beschouwing.
Alternatief: rechtspositivisme (breder rechtsbegrip) – recht van de samenleving is geheel van
normen afkomstig uit bronnen die worden gezien als rechtsbronnen. Alleen herkomst relevant,
moreel gehalte irrelevant.
Harts descriptief rechtspositivisme