Formeel strafrecht
Week 1
Eerstejaars basisbeginselen ook kennen. Bv. kijken of een tenlastelegging conform een artikel is.
Materieel: wat is strafbaar gedrag en wanneer is hier sprake van?
4 voorwaarden strafbaarheid: moet gaan om een menselijke gedraging die is vastgelegd in een
delictsomschrijving die wederrechtelijk is en aan schuld te wijten
Deelnemingsvormen: medeplichtigheid aan…, uitlokking van…, het doen plegen van strafbare feiten…
Uitbreiding strafbaarheid: niet enkel een menselijke gedraging die onder delictsomschrijving valt,
maar ook poging tot…, voorbereiding van…, samenspanning tot…
Sancties na een strafproces: taakstraf, geldboete, tbs etc.
Formeel: ingang tot het strafrecht, opsporing, vervolging, berechting en beroepsmogelijkheden
Samenhang formeel en materieel: bv. er is een strafbare feit die is verjaard
Art. 1 Sv -> legaliteitsbeginsel. Betekent in opsporingsfase: wettelijke ingang vereist om te kunnen
handelen. Bv. art. 27 Sv: verdachte, maar soms Sr-feit voldoende, vgl. art. 126g Sv
Gewone burger mag je niet zonder meer aanhouden, er moeten feiten en omstandigheden zijn (bv.
uitspraak hollende Kleurling). Maar bv. uitspraak Stormsteeg; voldoende om aan te nemen dat in een
bepaalde omgeving in drugs wordt gehandeld.
Definities vanaf art. 127 Sv.
Voorbereidend onderzoek -> art. 132 Sv; al het onderzoek dat vooraf gaat aan onderzoek ter
terechtzitting. Een vorm hiervan is opsporingsonderzoek (als er voldoende feiten/omstandigheden
zijn om te spreken van strafbare feiten) 132a. Strafrechtelijke beslissingen kunnen door de rechter of
officier van justitie zelf worden genomen; dit laatste is opsporingsambtenaar; kan besluiten bepaalde
strafbare feiten niet te vervolgen
OvJ: 141 en 148 Sv: onderzoek staat onder zijn gezag, maar hij neemt uiteindelijk beslissing m.b.t.
resultaten onderzoek.
Opsporingsonderzoek -> opsporingsbevoegdheden
Klassieke dwangmiddelen:
In verzekeringstellen
Aanhouden van een verdachte
Ophouden voor onderzoek op een politiebureau
Inbeslagname voorwerpen
Doorzoeken woningen
Alle opsporingsbevoegdheden maken een inbreuk op grondwettelijke rechten; vrijheid, privacy,
huiselijk leven. In bevoegdheden zijn criteria opgenomen, zodat deze bevoegdheden legitiem
aangewend kunnen worden.
,Bij inzet bevoegdheden loop je 4 vragen langs om rechtmatig gebruik te kunnen maken van de
bevoegdheid (vrijheidsbenemend, dwangmiddelen, bijzondere opsporingsbevoegdheden) nagaan:
Welke bevoegdheid? Aanhouden? In verzekeringstellen? Huis doorzoeken? Gegevens
vastleggen?
In welke gevallen? Bv. iemand aanhouden buiten heterdaad -> art. 54 Sv; enkel voor
misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis openstaat
Op welke gronden? Bv. voorleiden aan OvJ
Op wiens autoriteit? Bv. opsporingsambtenaar op bevel van OvJ
Rechtmatig gebruik? -> er is sprake van slechts een inbreuk, en geen schending van de grondrechten
Onrechtmatig gebruik? -> schending van grondrechten
Bevoegdheden toegepast en opsporingshandelingen verricht; opsporingsonderzoek is ten einde;
resultaten waarmee OvJ iets mee kan doen = vervolgingsvraag
Na afronding onderzoek: Vervolgingsmonopolie 167/242 Sv
Opportuniteitsbeginsel: wel of niet vervolgen?
Vervolgingsvraag:
Wel of niet seponeren:
Voldoende bewijs? Technisch sepot
Voldoende maatschappelijk belang?
En zo ja, strafbeschikking uitvaardigen of dagvaarden? Tegen strafbeschikking kan in verzet
worden gegaan, waardoor het alsnog bij de rechter komt. Akkoord met strafbeschikking? Dan
is het hiermee uitgevaardigd
Strafbeschikking art. 257a e.v.
1. OvJ kan, indien hij vaststelt dat overtreding/misdrijf is begaan waarop naar wettelijke
omschr. Gevangenisstraf < 6 jaar, strafbeschikking uitvaardigen
2. Volgende straffen en maatregelen kunnen worden opgelegd:
A. Taakstraf max 180 uren
B. Geldboete (schadevergoeding ook?)
C. Onttrekking aan verkeer
D. Verplichting tot betaling aan staat van soms gelds tbv slachtoffer
E. Ontzegging bevoegdheden tot besturen motorrijtuigen max 6 maanden
113 Gw: vrijheidsbenemende straf mag exclusief door de rechterlijke macht worden opgelegd, niet
middels strafbeschikking
Strafbeschikking -> strafblad
Transactie -> art. 74 Sr; door betaling van een bepaald verdrag kan voorkomen worden dat een zaak
wordt vervolg/afkopen = verschil met strafbeschikking
Dagvaarding art. 261 Sv
OvJ kan reden zien voor zwaarder middel zoals vrijheidsbenemende straf -> vervolgen middels een
dagvaarding
,Er worden eisen aan de dagvaarding gesteld, omdat de rechter beslist op grondslag van wat er in de
dagvaarding is opgenomen (er kan bv. niet iets bewezen worden wat niet is tenlastegelegd). Het is
aan de OvJ om de beschuldiging in de dagvaarding hard te maken. Voorts is dit van belang, zodat de
verdediging weet op welke punten verdedigd moet worden.
312/313 wijzigingsmogelijkheden voor OvJ in dagvaarding, mag geen andere feitencomplex worden
Berechting 348-350 Sv
Na behandeling dagvaarding gaat de rechter over op de behandeling van formele en materiële
vragen.
Formele vragen -> 348
Kan de rechter de dagvaarding geldig verklaren?
Functies: informatiefunctie, persoonsduidingsfunctie, beschuldigingsfunctie,
uitnodigingsfunctie. Als aan deze 4 functies is voldaan, is de dagvaarding geldig, anders nietig
Is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit?
Relatieve bevoegdheid: rechtbank Rotterdam en diefstal in Groningen?
Absolute bevoegdheid: kantonrechter buigen over moordzaak?
Is de OvJ ontvankelijk in zijn vervolging?
Bv. verjaring feit, minderjarig kind, feit is al eerder vervolg bij rechtbank, transactie of
strafbeschikking uitgevaardigd
Zijn er redenen tot schorsing van de vervolging?
Verdachte is mogelijk niet in staat te begrijpen wat er tegen hem wordt in gebracht; bv.
onderzoek Pieterbaancentrum nodig
349 Sv -> gevolgen
Niet het geval? Dan zal de rechter zich bezig houden met de inhoudelijke vragen
Materiële vragen -> 350
Is bewezen dat feit door verdachte is begaan, indien ja; (menselijke gedraging)
Welk strafbaar feit volgens de wet wordt opgeleverd; (delictsomschrijving)
Beraadslagen over strafbaarheid van verdachte (wederrechtelijk en aan schuld te
wijten/vraag naar aanwezigheid rechtvaardigingsgronden of schulduitsluitingsgronden, moet
nee zijn);
En over oplegging van straf of maatregel, bij wet bepaald
Materiële vragen worden uitgewerkt in Sv:
Vraag 1: Bewijs 350
338 Sv -> rechter moet a.h.v. wettige bewijsmiddelen de overtuiging krijgen dat de
verdachte het hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd
339 Sv -> wettige bewijsmiddelen; bv. bewijzen dat een verdachte ergens is geweest toen het
strafbare feit werd gepleegd
Uitspraak 352 Sv
, 1. Acht rechtbank niet bewezen dat verdachte het tll-feit heeft begaan: dan vrijspraak
2. Acht de rechtbank het feit bewezen, doch dit niet te zijn een strafbaar feit of den verdachte
deswege niet strafbaar: dan ontslag van alle rechtsvervolging (OVAR)
Wederrechtelijk en schuld kan soms bestanddeel zijn van delictsomschrijving (staat in wetsartikel?).
Weder. en schuld moeten dan ook daadwerkelijk ten laste worden gelegd en bewezen worden
verklaard. (tegenovergestelde van rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond?)
Art. 358 Sv: wat moet er in het vonnis te komen staan?
Gewone rechtsmiddelen
Hoger beroep -> 404 Sv
Cassatie -> 427 Sv bij de Hoge Raad
(Europees) Hof in Straatsburg
Buitengewone rechtsmiddelen
Mogelijkheden niet voor verdachte, maar voor procureur-generaal
456 Sv Cassatie in het belang der wet
Besluiten OM en verdachte een uitspraak te accepteren? Er kan in de maatschappij een vraag leven
over hoe je een bepaalde term moet uitleggen; bv. valt iets onder eenvoudige diefstal. In belang der
wet cassatie instellen -> HR vragen om uitleg over bestanddelen in bv. een delictsomschrijving.
457 Herziening
Hebben beide partijen geen rechtsmiddelen meer en is de zaak in kracht van gewijsde gekomen?
Blijkt later uit nieuw bewijs dat er een fout is gemaakt?
Herziening:
1. Innerlijke tegenstrijdigheid= verschillende vonnissen spreken elkaar tegen, bv. 2
verschillende strafbare feiten plegen op verschillende locaties
2. Novum = nieuw feit waardoor je anders zou oordelen Betreft juridisch gezien geen onjuiste
beslissing. Dat het materieel gezien niet de juiste waarheid is, hoort erbij
3. Uitspraak EHRM waarin schending EVRM is vastgesteld in procedure die tot veroordeling
bewijsmiddelen heeft geleid indien herziening noodzakelijk is met oog op rechtsherstel abi
41 EVRM
Aard en hoofddoel formeel strafrecht
Verzekeren juiste toepassing van het materiële strafrecht: schuldigen bestraffen en
voorkomen dat onschuldigen worden gestraft
Straf eisen nadat onderzoek is verricht.
Noodzakelijke schakel tussen strafbaar feit (materieel) en sanctie (effectueren
strafbaarstelling)
In dubio pro reo beginsel: zodra sprake is van twijfel geven we de verdachte het voordeel van
de twijfel overtuiging vloeit voort uit wettige bewijsmiddelen. Je kunt een wettig bewijs
hebben, maar je kunt als rechter niet de overtuiging krijgen waardoor de verdachte wordt
vrijgesproken. ‘’bewijs dat diegene erbij betrokken was is er, maar niet de overtuiging dat
diegene de tll ook heeft begaan’’