Samenvatting gedragsleer
Inhoudsopgave
Les 3.1: Typisch mensen.............................................................................................................................. 2
Les 3.2: Psychische kwetsbaarheid .............................................................................................................. 7
Les 3.3: Begeleid en behandelen binnen de GGZ .......................................................................................... 8
Les 3.4: Psychiatrie in de verpleegkundige praktijk..................................................................................... 11
Les 3.5: Verliezen...................................................................................................................................... 13
Les 3.6: Rouwen in de praktijk................................................................................................................... 15
Les 4.1: Denkvermogen............................................................................................................................. 16
Les 4.2: Denken voor een ander ................................................................................................................ 17
Les 4.3: The other side of the moon........................................................................................................... 23
Les 4.4: Verpleegkundige zijn .................................................................................................................... 26
1
,Les 3.1: Typisch mensen
Leerdoelen:
o Gedragskenmerken benoemen van de verschillende persoonlijkheden;
o Aan de hand van de DSM 5 uitleggen wat persoonlijkheidsstoornissen zijn;
o De invloed van persoonlijkheden op professionele samenwerking beschrijven.
Leerdoel 1: gedragskenmerken van de verschillende persoonlijkheden
Persoonlijkheid De som van iemands hoedanigheden, eigenschappen en karaktertrekken, waardoor hij tot een individu
wordt = individualiteit, personaliteit.
Volgens Hippocrates kun je 4 verschillende typen mensen onderscheiden:
• Het sanguïstische type opgewekt, beweeglijk, actief
• Het flegmatische type gelijkmatig, nuchter, kalm, bedachtzaam.
• Het cholerische type opvliegend, prikkelbaar, onberekenbaar
• Het melancholische type somber, traag, zwaar op de hand.
Traitsbenadering
Traits persoonlijkheidstrekjes oftewel persoonlijkheidseigenschappen.
De vraag binnen deze benadering: met behulp van hoeveel en welke traits kun je alle menselijke persoonlijkheden
beschrijven?
Big five-theorie
Hieruit komt naar voren dat je alle informatie over menselijke persoonlijkheden kunt terugvoeren op vijf onderliggende
factoren, vijf traits die gezamenlijk alle variaties in menselijk persoonlijkheden kunnen beschrijven.
The BIG-five
Five Factor Model (FFM):
O Openness to experience (openheid)
C Conscientiousness (nauwgezetheid)
E Extraversion (extraversie)
A Agreeableness (vriendelijkheid)
N Neuroticism (neuroticisme)
The big five
TRAITS KENMERKEN
EXTRAVERSIE Hoog spraakzaam, assertief, vlot
Laag rustig, bescheiden, teruggetrokken
WARMTE Hoog vriendelijk, hartelijk, warm
Laag hard, koud, onvriendelijk
NAUWGEZET Hoog ordelijk, efficiënt, betrouwbaar
Laag slordig, nonchalant, onverantwoordelijk
STABILITEIT Hoog kalm, niet geëmotioneerd, stabiel
Laag gespannen, emotioneel, angstig
OPENHEID Hoog brede belangstelling, fantasierijk, origineel
Laag weinig belangstelling, bekrompen, conventioneel
Toch kwam er wel kritiek op deze benaderingen. Vanuit de gedragsleer wordt benadrukt dat het gedrag van een persoon ook
zeer sterk beïnvloed wordt door de situatie waarin hij zich bevindt.
Aan de andere kant voelen we intuïtief wel aan dat bij een bepaalde persoon toch een bepaalde persoonlijkheid hoort.
Het gaat vaak om de interactie tussen persoonlijkheid en omgeving. Aan deze interactie kunnen we nog verschillende
dimensie onderscheiden:
• Reactieve interactie (hoe reageer jij) verschillende individuen zullen dezelfde omgeving verschillend ervaren en
interpreteren en hierdoor ook anders op deze omgeving reageren.
• Evoactieve interactie wat roep je op bij anderen) verschillende persoonlijkheden roepen verschillende reacties van
hun omgeving op.
• Pro-actieve interactie (keuzes) mensen kunnen als ze hun eigen omgeving opzoeken die bij hem past. een sociaal
iemand zou zich bijvoorbeeld sneller naar en feestje gaan.
Leerdoel 2: wat zijn persoonlijkheidsstoornissen
Persoonlijkheidsstoornis (volgens de DSM 5)
Een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt van de verwachtingen binnen de
cultuur van de betrokkene, in veel verschillende situaties aanwezig is en hardnekkig is, ontstaan in adolescentie of op
jongvolwassen leeftijd, stabiel is in de tijd, en beperkingen of lijdensdruk veroorzaakt.
2
, Persoonlijkheidsstoornissen, kenmerken:
• Langdurige starre en onaangepaste denk- en gedragspatronen, die thuis en op het werk problemen veroorzaken. Deze
is niet tijd- of situatie gebonden.
• Patiënten zijn zich niet bewust van hun problematische functioneren. Ze ervaren hun gedragingen als egosyntoon (bij
hun persoon passend). Hierdoor zoeken ze ook minder snel/niet naar hulp en zoeken ze het probleem bij anderen.
• 15% van de bevolking (vaak cluster B en C).
• Begint vaak in de adolescentie, blijft jaren (soms altijd bestaan).
Bij sommige mensen is sprake van een persoonlijkheidsverandering door een somatische aandoening, zoals een
hersenbloeding, hersentumor of epilepsie. Dit gaat vaak gepaard met wisselende stemmingen, woede-uitbarstingen,
impulsiviteit, apathie en achterdocht.
Indeling van persoonlijkheidsstoornissen en verschillen met enkele andere psychische stoornissen:
1. Cluster A: vreemd deze groep wordt gekenmerkt door vreemde of excentrieke gedragingen en bestaat uit
schizoïde-, schizotypische- en paranoïde-persoonlijkheidsstoornissen.
2. Cluster B: dramatisch deze groep heeft dramatische, emotionele, of onvoorspelbare gedragingen
gemeenschappelijk en bestaat uit de antisociale-, borderline-, histrionische- en narcistische-
persoonlijkheidsstoornissen.
3. Cluster C: angstig bij deze groep staat angst centraal en daartoe behoren de vermijdende-, afhankelijke- en
dwangmatige-persoonlijkheidsstoornissen.
Verder nog belangrijk over de DSM5:
• Mensen met eenzelfde persoonlijkheidsstoornis blijken onderling sterk te verschillen.
• Persoonlijkheidsstoornissen zijn lastig van elkaar te onderscheiden omdat ze overlap vertonen.
• Het is soms lastig om een persoonlijkheidsstoornis helder af te bakenen van een normale persoonlijkheid.
3