Privaatrecht --- Kees Krijger
Voorbeeld vermogensrecht: makelaar heeft recht op betaling van courtage en zoeker heeft
recht om huis te vinden.
Verbintenis is waartoe een overeenkomst leidt.
Privaatrecht, wat is dat?
Systematiek van het BW (burgerlijk wetboek) Boek 1 t/m 7:
1. Personen- en familierecht
2. Rechtspersonen
3. Algemeen vermogensrecht
- Betreft: Zaken + vermogensrechten = goederenrecht
4. Erfrecht
5. Bijzondere vermogensrechten: zakelijke rechten;
- Recht op eigendom,
- Burenrecht,
- Mandeligheid; vorm van gebonden mede-eigendom.
ü VB: gezamenlijk eigenaar van een schuur of muur; beiden kanten.
- Bep. Gebruiksrechten
6. Bijzondere rechtshandelingen = verbintenissenrecht
- Verbintenis uit de wet
- Verbintenis uit overeenkomst.
7. Bijzondere overeenkomsten:
- Koop, huur, pacht, arbeidsrecht en opdracht en aanneming. + Enkele diversen;
- Schenking, borgtocht, bruikleen etc.
- Boek 7a: Maatschap – V.O.F. – handelsrecht.
,Vermogensrecht en goederenrecht:
Wat is vermogensrecht?
Goederenrecht: Verbintenissenrecht:
De regels tussen de persoon Regelend recht tussen burgers
en goederen (Rechtspersonen en overheden
Wat is goederenrecht?
Definitie van recht:
Een geregelde wijze van omgaan van mensen met elkaar volgens geldende maatschappelijke
opvattingen, begrensd door plaats en tijd.
Indelingen in het recht:
1. Privaat- en publiekrecht
2. Materieel en formeel recht
- Materieel recht = rechten van verhuurders, kopers etc.
- Formeel recht = recht over de procedurele regels.
3. Objectief en subjectief recht
- Objectief recht = ‘het recht’
- Subjectief recht = recht wat een ‘subject’ heeft. ‘Een recht’
4. Dwingend en regelend recht (semi dwingend recht huurrecht).
- Dwingend recht = regels waarvan je niet mag uitwijken
- Regelend recht = recht dat geldt, tenzij partijen daarvan hebben afgeweken.
,Rechtsbronnen:
‘Geschreven rechtsbronnen’:
1. Verdragen (hoogste bron)
2. Wetgeving:
- Bijv. formele wet (komt door 1e en 2e kamer),
- Materiele wet; ook lagere wetgeving zoals AMvB, verordening.
3. Jurisprudentie (= rechtspraak)
4. Rechtswetenschap (literatuur).
‘Ongeschreven rechtsbronnen’
1. Gewoonterecht
2. Invulling van ‘redelijkheid en billijkheid (3:12)
Rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten:
1. Natuurlijke personen: mens
2. Rechtspersonen: een juridische constructie (art. 2:5)
- Zowel natuurlijk als rechtspersoon zijn in staat om rechtshandelingen te verrichten;
- Bijv. om overeenkomsten te sluiten en verplichtingen aan te gaan.
3. Ratio rechtspersoon: afgescheiden vermogen beheren/ beperken aansprakelijkheid.
Rechtsobjecten:
1. Zaken (3:2). Vallen uiteen in:
- Onroerende zaken (3:3 lid 1) = Alle onroerende zaken zijn registergoederen: bijv. schepen
en vliegtuigen.
- Roerende zaken (3:3 lid 2)
2. Vermogensrechten (3:6), vallen uiteen in:
- Absoluut: geldt tegenover ieder; heeft zaaksgevolg
- Relatief: geldt tegenover één persoon of een beperkte groep personen
Soorten goederen (3:10):
1. Registergoederen: voor overdracht of vestiging is inschrijving in de openbare registers
noodzakelijk.
- Voorbeelden registergoederen: luchtvaartuigen of schepen.
- Bovengenoemde voorbeelden hebben beperkte rechten (=schakelbepaling).
- Alle registergoederen zijn onroerende zaken.
2. Niet-registergoederen: overige zaken (+ beperkte rechten)
Drie vereisten voor een geldige overdracht (van goederen) 3:84!!!
1. Geldige titel: reden tot overdracht (bijv. koopovereenkomst).
- Juridische reden
2. Geldige levering
3. Beschikkingsbevoegdheid; Eigendom
,Les 2:
Rechtsfeiten:
1. Blote rechtsfeiten – bijv. geboorte
2. Rechtens relevante handelingen
- Feitelijke handelingen – bijv. onrechtmatige daad
Rechtshandelingen!!! (Kunnen meerzijdig of eenzijdig zijn):
Meerzijdige rechtshandelingen:
Het merendeel van meerzijdige rechtshandelingen (twee personen), zijn overeenkomsten.
1. Verbintenis scheppende overeenkomsten
- Eenzijdige overeenkomsten;
ü Bijv. een schenking, schenker en ontvanger. Er is maar 1 schenker.
- Meerzijdige overeenkomsten
ü Bijv. koopovereenkomst of vergadering. Je kan niet alleen een vergadering voeren.
2. Andere overeenkomsten:
ü Bijv. afstand van recht
3. Andere meerzijdige rechtshandelingen:
ü Bijv. besluit van vergadering
Eenzijdige rechtshandelingen:
1. Gericht –
- Bijv. aanbod of een opzegging van de huur.
- 1 persoon bij betrokken. 1 verplichting? Eenzijdige partij
2. Ongericht –
- Bijv. testament
, Art. boek 3
Totstandkoming vereisten rechtshandeling:
1. Handelingsbekwaamheid (art. 3:32, 1:234 & 1:381)
- Je bent handelingsbekwaam als je meerderjarig bent
- Of als je v.d. kantonrechter een handlichting hebt gehad (als je bijv. minderjarig bent).
2. Handelingsbevoegd (art. 3:43)
3. Wilsverklaring (art. 3:33, 3:34-35 & 3:39)
- Een wil (die gericht is op een specifiek rechtsgevolg).
- De wil moet zich hebben openbaard (moet duidelijk zijn voor de buitenwereld).
Vertegenwoordiging:
- Rechtshandelingen verrichten in naam van een ander
- Wettelijk: bijv. ouder/bestuurder/curator
1. Volmacht 3:60-80: algemeen VS bijzonder
2. Vormvrij, maar soms nadere eisen:
- Volmacht tot daden van beschikking (3:62) en tot het geven van een hypotheek
- (3:260 lid 3): Schriftelijkheidsvereiste.
Gevolg voor de pseudo volmachtgever van handelen van een pseudo gevolmachtigde:
,Vertegenwoordiging in onroerend goed:
- De makelaar:
ü Overeenkomst van opdracht 7:400
- Bemiddelingsovereenkomst (7:425-427):
ü De makelaar treedt op grond van rechtspraak in beginsel op als ‘’bode’’: hij brengt
boodschappen over en kan opdrachtgever niet binden.
ü In principe dus niet vertegenwoordigingsbevoegd, tenzij volmacht
- Dit is anders bij lastgeving (7:414-424):
ü In dat geval kan/moet makelaar de opdrachtgever wél binden: rechtshandelingen verrichten
Vernietig en nietige rechtshandelingen:
1. Een nietige rechtshandeling is nooit geldig geweest (hoeft dus niet te worden vernietigd!)
- Bijv.: in strijd met goede zeden of openbare orde, beschikkingsonbevoegdheid, wil en
verklaring stemmen niet overeen, strijd met vormvoorschrift (3:39) etc.
2. Een vernietigbare rechtshandeling is in beginsel geldig en blijft dit zolang er geen beroep
op een vernietigingsgrond wordt gedaan.
- Bijv.: een kind die een fiets verkoopt. (Niet handelingsbekwaam).
Wanneer is een rechtshandeling vernietigbaar?
Vernietiging rechtshandeling is vormvrij: kan in of buiten rechte. Verjaringstermijn = 3 jaar.
Vernietigbare rechtshandelingen:
1. Verricht door handelingsonbekwame
- Minderjarig
- Onder curatele
2. Verricht onder invloed van een geestelijke stoornis
3. In strijd met gezin beschermende bepaling (1:88)
4. Pauliana 3:45
5. Strijd met semi-dwingende wetsbepaling ten gunste van één partij (3:40 lid 2)
6. Verricht onder invloed van een wilsgebrek (= wil wordt gebrekkig gevormd door
krachten van buitenaf).
- Bedreiging (3:44 lid 2):
ü Iemand beweegt een ander tot het sluiten van een overeenkomst door: deze of een
derde onrechtmatig met nadeel te bedreigen en de bedreiging moet van een zekere
objectieve ernst zijn.
- Bedrog (3:44 lid 3)
ü Iemand beweegt een ander tot het sluiten van een overeenkomst en doet dit door
enige opzettelijk daartoe gedane mededeling/onterechte verzwijging/een kunstgreep.
ü LET OP! Onware aanprijzingen in algemene bewoordingen leveren op zichzelf geen
bedrog op.
,- Misbruik van omstandigheden (3:44 lid 4)
ü Iemand weet of moet begrijpen dat; Bijzondere omstandigheden bij een ander, bijv.:
noodtoestand, afhankelijkheid, abnormale geest toestand etc. de ander beweegt tot
een rechtshandeling of het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, terwijl
hij weet of moet begrijpen, dat hij die ander daarvan had moeten weerhouden.
- Dwaling (6:228)
ü Meest voorkomend wilsgebrek, ook bij onroerend goed!
ü Dwaling impliceert de afwezigheid van een juiste voorstelling van zaken
ü Zonder dwaling zou de overeenkomst niet (met deze inhoud) zijn gesloten
De wederpartij (v.d. persoon die aan het dwalen is), had de andere partij moeten
inlichten. Mededelingsplicht.
De wederpartij v.d. dwaler, kan zich op de onderzoek plicht beroepen
ü Drie in de wet genoemde dwalingsgevallen:
De wederpartij gaf een inlichting
De wederpartij schond een spreekplicht
Wederzijdse dwaling (beide partijen gaan van dezelfde onjuiste voorstelling van zaken uit)
Terugblik les 2:
Rechtshandelingen (art. 3:33)
Elementen rechtshandelingen:
1. Wil
2. Gericht op rechtsgevolg
3. Geopenbaard door verklaring
- Gebrekkige wil: verklaring of bevoegdheid van
degene die de rechtshandeling verricht:
rechtshandeling is nietigheid of vernietigbaar.
Begrippen:
1. Rechtsbevoegd: drager van rechten en plichten
2. Handelingsbekwaam
- Oorzaken handelingsonbekwaamheid:
ü Minderjarigheid: handlichting mogelijk 1:234, 1:235
ü Curatele 1:381
3. Handelingsbevoegd VS handelingsonbevoegd (3:43)
Beschermingsregimes:
1. Minderjarigheid (1:245):
- Ouderlijk gezag of voogdij; eenzijdig ongerichte rechtshandeling nietig; anders vernietigbaar
2. Curatele (1:378 – 1:391):
- Eenzijdig ongerichte rechtshandeling: nietig, anders vernietigbaar
3. Meerderjarigenbewind (1:431 – 1:449):
- Beschikking over de goederen samen met bewindvoerder, anders ongeldig.
4. Mentorschap (1:450 – 1:462):
- Verzorging; vernietigbaar.
,Oefenvragen:
1. Geef een voorbeeld van een rechtshandeling, waarvoor een vormvoorschrift geldt
2. Welke consequentie heeft schending van een vormvoorschrift?
3. Jan koop van zijn diepongelukkige en in zware schulden verkerende buurvrouw, haar
nieuwe BMW voor 500 euro. Hoe kan de buurvrouw toch nog onder de overeenkomst
uitkomen?
4. Is het bereiken v.d. 18-jarige leeftijd een rechtshandeling of een rechtsfeit?
5. Wie vertegenwoordigd een vennootschap wanneer een contract wordt getekend?
6. Is een minderjarige handelingsonbekwaam?
7. Kan een makelaar namens zijn klant een koopcontract sluiten?
,Les 3:
Terugblik les 2: oefenvragen
1. Wat is het kenmerkende verschil tussen nietigheid en vernietigbaarheid? Geef een
voorbeeld van een nietige en een vernietigbare rechtshandeling.
- Nietigheid: rechtshandeling is nooit geldig geweest
- Vernietigbaar: als een rechtshandeling vatbaar is voor vernietiging, handelingsonbekwaam
gehandeld etc.
2. Wat is het verschil tussen een rechtsfeit en een rechtshandeling?
- Rechtshandeling kan eenzijdig of meerzijdig zijn.
- Rechtsfeit is een bloot feit; bijv. een geboorte
3. Noem de drie essentialia van een rechtshandeling.
- Wil -- Wilsverklaring, en rechtsgevolg.
4. Noem drie gebreken die kunnen kleven aan een rechtshandeling.
- Wilsgebrek, Nietig & foute communicatie
, Goederenrecht
Goederen zijn: vermogensrechten of zakelijke rechten.
Vermogensrechten: Bestaat uit bezit en houderschap!
Bezit:
- Als een goed voor zichzelf wordt gehouden
- De bezitter oefent zelf de feitelijk macht uit over het goed. Een bezitter gedraagt zich dus
als eigenaar (of rechthebbende) van het goed.
1. Bezit te goeder trouw:
- Een bezitter is te goeder trouw wanneer hij zich als rechthebbende beschouwt, en zich
redelijkerwijs ook als rechthebbende mag beschouwen.
- Bezit te goeder trouw kan leiden tot of samenvallen met eigendom (van een zaak) of
rechthebbende (op een vermogensrecht).
- VB: de eigenaar (rechthebbende) oefent de feitelijke macht uit over zijn eigendom. De
eigenaar is daarmee tevens bezitter (te goeder trouw).
2. Bezit te kwader trouw:
- Wanneer een bezitter geen rechthebbende is, en zich ook niet redelijkerwijs als
rechthebbende mag beschouwen, dan is hij een bezitter te kwader trouw.
- AKA niet te goeder trouw.
- VB: Een dief is ook een bezitter omdat hij ook de feitelijke macht over de zaak voor zichzelf
uitoefent. Maar de dief is geen rechthebbende omdat zijn machtsuitoefening over de zaak
niet rechtmatig is. Hij is daardoor een bezitter niet te goeder trouw.
Houderschap:
1. Houderschap in ruime zin:
- Het houden van een goed voor een ander of voor zichzelf.
- Of goed voor zichzelf of voor ander wordt gehouden, wordt beoordeeld naar de verkeersopvatting
- Met verkeersopvatting = ’hoe in de maatschappij ergens over wordt gedacht ‘. Hierbij
wordt vooral gekeken naar de uiterlijke feiten en met name of en hoe de feitelijke macht
over het goed wordt uitgeoefend.
- VB: bij een huurovereenkomst is de huurder houder v.h. gehuurde voor de verhuurder
2. Houderschap in beperkte zin (AKA-detentie)
- Wanneer een goed voor een ander wordt gehouden.
- De houder oefent de feitelijke macht uit over het goed van een ander.
- Dit uitoefenen v.d. feitelijke macht gebeurt altijd omdat er tussen de houder en degene
voor wie men houdt, een rechtsverhouding bestaat.
- VB: Bij het lenen van een boek van de bibliotheek is de lener, houder van het uitgeleende
boek voor de bibliotheek die eigenaar is.
Zakelijke rechten z.o.z.