Kennislijn Menstheorie A
College 1: Wat is psychologie? En pedagogiek?
Leerdoel 1: Je weet wat psychologie en pedagogiek is en hoe en waarom sociaal werkers
psychologische en pedagogische kennis gebruiken.
Als sociaal werker werk je met mensen. Je moet dus veel verstand hebben van mensen en hun
gedrag.
Mensen hebben in hun hoofd heel veel neuronen (hersencellen). Het blijkt dat als je iemand anders
iets ziet meemaken, dat in je eigen centrum (waar pijn gevoeld wordt) ook iets gebeurt. Deze
neuronen die actief worden, noemen ze de spiegelneuronen. Van nature hebben we allemaal aanleg
om andere mensen heel goed te begrijpen, door die spiegelneuronen. Het komt ook door onze
ervaringen, ondertussen weet je ook een beetje hoe mensen in elkaar zitten.
Psychologie: De wetenschap van gedrag (doet) en mentale processen (denken, voelen). Letterlijk:
studie van de geest. (Oud Grieks: Psyche = geest. Logos = kennis.)
Pedagogiek: De wetenschap gericht op het opvoeden van kinderen en jongeren (0-23 jaar) en de rol
van ouders/opvoeders en andere professionals. Letterlijk: kinderleiding. (Oud Grieks: Paidagoogia.)
Begin van de wetenschappelijke psychologie
- Wilhelm Wundt sticht in 1879 een psychologisch laboratorium in Leipzig.
- Eerste onderzoek van waarnemen, bijvoorbeeld: prikkelgrens, prikkelonderscheiding,
geheugen.
- William James stichtte in de VS het eerste psychologische instituut aan de universiteit van
Princeton.
- Onderzoek naar emoties en onder andere religieuze ervaringen.
Psychologie en pedagogiek zijn empirische wetenschappen (ervaringswetenschappen)
- Een empirische wetenschap bewijst dingen door observatie of experiment (concreet
dingen/menselijk gedrag onderzoeken dat je kunt zien).
- Een empirische wetenschap:
Beschrijft het studieobject (Waar hebben we het over? Beschrijving geven. Wat is
intelligentie?).
Verklaart de verschijnselen (theorieën). (Theorie opstellen, wat ik hier zie, hoe is dat
te begrijpen? Kan je met deze theorie andere dingen voorspellen? Als-dan
redenering.)
Voorspelt op grond van die theorieën dingen die getoetst kunnen worden: als X dan
Y.
Voorbeeld: agressietheorie
- De psycholoog observeert en beschrijft agressief gedrag.
- Zij bedenkt een theorie die de waarnemingen zou kunnen verklaren. Bijvoorbeeld: agressie
komt door frustratie.
- Door een experiment kijkt ze of dat klopt: worden mensen agressief als je ze frustreert?
Behaviorisme: Een historische school die ernaar streefde om van de psychologie een objectieve
wetenschap te maken die zich alleen op gedrag richtte (en niet op mentale processen).
Pseudopsychologie: Niet-onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke
waarheden worden gepresenteerd.
Holisme: Visie die totaliteit belangrijker vindt dan de som ter delen.
,Psychologische wetten
- Zijn waarschijnlijkheden, geen zekerheden zoals in de fysica. (Het is wel meestal zo, maar niet
altijd).
- Mensen zijn geen automaten: een individu kan (bijna) altijd afwijken van wat je verwacht.
Psychologische stromingen (perspectieven):
Psychodynamische perspectief (psycho-analyse): Een benadering die de nadruk legt op het
begrijpen van het menselijk functioneren in termen van onbewuste behoeften, verlangens,
herinneringen en conflicten. (Psycho-analyse: Een benadering in de psychologie die de nadruk legt
op de onbewuste processen. De term verwijst zowel naar de theorie als ook naar de bijbehorende
behandelmethode.)
- Grondlegger Sigmund Freud (1856-1939). Hij was arts en kreeg patiënten met hele enge
ziekten. Zoals verlamde armen, maar medisch gezien was er niks mis mee.
- De bron van ons gedrag ligt in het onbewuste. We worden met drijfveren geboren. In ons
leven proberen we die driften te bevredigen en toch met elkaar samen te leven. De
psychologie onderzoekt hoe dat werk.
- Gedrag wordt sterk bepaald door het onbewuste. Er is iets in iemand, wat hij/zij zelf niet
weet en daar heeft hij/zij last van.
- In dat onbewuste zitten aangeboren driften en verdrongen ervaringen. (Voorbeeld: dat je als
klein kindje zei: ‘Ik ga later met papa trouwen.’)
- Mensen hebben onbewust altijd behoefte aan macht.
- Onbewuste drijfveren, die je keuzes en gedrag bepalen.
- De eerste 5 levensjaren zijn bepalend voor de ontwikkeling van je persoonlijkheid.
- Je persoonlijkheid is opgebouwd uit:
Het onbewuste (Id)
Het bewuste (Ego)
Het geweten (Superego)
- Dynamica betekent krachtenleer. En daar gaat het in deze theorie feitelijk om, om psychische
krachten.
Behavioristisch perspectief: Een psychologische invalshoek die de bron van onze handelingen zoekt
in stimuli vanuit de omgeving, in plaats van innerlijke mentale processen.
- Watson – De psychologie moet wetenschappelijker worden (zoals de natuurwetenschap,
alleen dat wat je kunt meten/zien is de moeite waard om onderzoek naar te doen). Alles wat
in ons hoofd gebeurt, dat kan je niet zien, dus daar kan je niks mee.
- Alleen gedrag dat waarneembaar/meetbaar is en waarmee je experimenten kunt doen is
relevant.
- Doel van de psychologie is het toepassen van psychologische kennis om gedrag te
beïnvloeden.
- Gedrag van mensen wordt vooral bepaald door leerprocessen (conditionering). Gedrag
begrijpen was het begrijpen van de leerprocessen die dat gedrag hadden gevormd.
- Niets aannemen wat je niet kon waarnemen. Dromen en gevoelens bestaan, maar die kun je
niet objectief waarnemen. Maar het gedrag, dat die dromen en gevoelens teweegbrengen
dat kun je wel objectief onderzoeken. Psychologie moest daarom alleen en slechts alleen
over waarneembaar gedrag gaan. Wat er in iemands hoofd en hart gebeurt dat zat als het
ware in een zwarte doos (black box). Dat was dan jammer, maar helaas niet bestudeerbaar
op de goede manier.
- Toepassing in bijvoorbeeld de reclame. (Doet je onbewust denken aan de leuke reclame,
coca cola.)
- Skinner – Conditionering is toepasbaar in opvoeding, scholen, bedrijven, ziekenhuizen,
gevangenissen. (Bij een gevangenis, je neemt ze alles af. En als ze iets goeds doen, dan geef
je ze telkens iets terug als beloning. In de hoop dat ze zich goed blijven gedragen.)
, - Ook in therapieën (gedragstherapie) met name bij fobieën.
Humanistische perspectief: Een benadering die de nadruk legt op de mogelijkheden, groei, potentie
en vrije wil van de mens.
- Behavioristen deden veel onderzoek met dieren – het typisch menselijke verdween uit beeld:
bewustzijn, vrije wil, liefde, religiositeit, vriendschap, empathie, kunst, ontplooiing.
- Onze innerlijke processen zijn wel belangrijk. De nadruk kwam te liggen op de positievere
kant van de natuur. Niet alleen gedrag maar ook religie, verlangens, mogelijkheden tot groei
en potentie.
- Focus werd het uniek menselijke.
- En hoe mensen zich kunnen ontplooien en groeien tot gezonde individuen.
- Bestudeer de hele mens en met name het typisch menselijke. Mensen hebben een internet
behoefte om te groeien, ze hebben fundamentele behoeften, dat is de onderliggende bron
van ons gedrag.
- Abrhaham Maslow – theorie van fundamentele behoeften: voorwaarden voor ontplooiing.
- Carl Rogers – cliëntgerichte, non-directieve therapie: niet sturen maar voorwaarden
scheppen voor groei door vooral actief te luisteren naar de cliënt. Mensen willen van nature
groeien en ontwikkelen.
Cognitieve perspectief: Een van de belangrijkste psychologische perspectieven, waarbij de nadruk
ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie en denken als vormen van
informatieverwerking.
- Gedrag wordt (ook) sterk bepaald door begrip, kennis, opvattingen, overtuigingen,
geheugen, vermogen problemen op te lossen – kortom, door cognitie.
- De mens is een informatie verwerkend wezen.
- De black box van de behavioristen ging wijd open. Wat mensen doen, hun gedrag, wordt
sterk bepaald door wat ze weten, wat ze geloven, hoe ze denken, wat ze zich (niet)
realiseren, wat ze ontkennen of verdraaien. Allemaal vormen van omgaan met informatie.
De informatie komt uit de omgeving, uit de dagelijkse ervaring met mensen en dingen.
- Dus studie van ‘wat in het hoofd gebeurt’ (en wat je dus niet zo direct kon waarnemen of
meten).
Gedachten, leren, geheugen, perceptie.
- Belangrijke praktische toepassing: Cognitieve therapie – het beïnvloeden van denkbeelden
zodat het gedrag ook verandert.
Gestaltperspectief: Psychologisch perspectief dat zich keert tegen de opsplitsing van psychische
processen en de algemene organisatie van het waarnemen onderzoekt met als resultaat het
beschrijven van wetmatigheden; centraal de aanname: mensen nemen wereld waar als gehelen en
patronen.
- Een gestalt = een geheel.
- We nemen geen aparte onderdelen maar gehelen waar. (We zien zelfs gehelen als die er
helemaal niet zijn.)
- Hoe mensen in werkelijkheid waarnemen/zien.
- Ze ontdekten dat mensen altijd gehelen om zich heen zien. Dus niet een verzameling van
losse aparte stukjes, maar ons brein maakt daar altijd een begrijpelijk beeld van, iets dat iets
betekent. En dat gehele beeld, wat we graag willen zien, dat noemen ze een gestalt (geheel).
- Ook ons gedrag wordt beïnvloed door de neiging gestalten te zien en ze zelf te scheppen. We
willen ons leven als een geheel voelen.
- (Je ziet een geheel gezicht, niet de neus, oren, ogen apart.)
- Problemen van mensen ontstaan, volgens dit perspectief, als het jou niet lukt om zo’n geheel
te zien. (Misschien zijn er in je jeugd nare dingen gebeurd. Of heb je geleerd om je op een
andere manier te gedragen, wat op dat moment helpend was, maar op een later moment