HC 7: Proces- en bewijsrecht in letselschadezaken
Mr. Maaike de Vries
Dan nu het laatste hoorcollege van de hele cyclus. We hebben tot dusver veel theorie
gehad van hoe zit het nou inhoudelijk allemaal. Maar vandaag een leuk hoorcollege
met een andere invalshoek hoe het in de praktijk eraan toe gaat in zo’n letselschade
zaak. Wat kan je allemaal tegenkomen, wat voor procedurele stappen kun je zetten.
Daar gaat Maaike de Vries als gastdocent wat over vertellen.
Vandaag alweer het laatste college van de reeks Personenschade: theorie en praktijk.
Casus Achteropaanrijding – I
Paul is een zzp’er. Hij heeft geen arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Paul wordt op 2 januari 2019 van achteren aangereden.
Verzekeraar erkent vervolgens direct aansprakelijkheid en betaalt een eerste
voorschot.
Volgens de verzekeraar gaat het om een aanrijding met een lage Delta V. Paul betwist
dit.
Bij ongeval was zijn vrouw betrokken (passagier) en in aanrijdende auto zaten de
bestuurder en diens vrouw.
Wij gaan vandaag starten en het programma is in feite dat we zometeen eerst een casus
gaan bespreken. Die gaan we niet qua antwoorden tot in detail uitwerken, want wat we
gaan doen is vervolgens een aantal onderwerpen bespreken en vervolgens komt in het
tweede deel van dit college dan komt de casus weer aan de orde. Docent zal straks
proberen een poll in te zetten. Eerst dan de casus.
De casus van vandaag gaat over de ZZP’er Paul. Dit is een zaak die in docent haar eigen
letselschadepraktijk met enige regelmaat voorkomt. Whiplashachtige kwesties. Nadat
wij de casus hebben besproken zullen we zoals docent al zei een paar onderwerpen
bespreken. Paul is ZZP’er, een zelfstandige zonder personeel. Hij is op 2 januari 2019
van achteren aangereden door een bestuurder in een grijze Volkswagen sedan. Paul is
erg geschrokken, maar hij kan na het ongeval het schadeaangifteformulier (het SAF)
samen met de bestuurder van de aanrijdende auto invullen. Voor de zekerheid gaat
Paul die dag nog even langs de huisarts. De volgende dag gaat het al veel minder goed
met Paul, hij heeft heel veel spierpijn. Hij meldt zich dan ook bij zijn
verzekeringstussenpersoon en deze wijst hem erop dat hij ook voor de letselschadezaak
bij een verzekeraar kan melden. Hij adviseert Paul ook een belangenbehartiger in de
arm te nemen. Dan komt Paul bij de docent of een andere advocaat of een andere
belangenbehartiger terecht, in dit geval komt hij bij de docent en namens Paul richt de
docent zich tot de verzekeraar van de bestuurder. En in dit geval gaat het om een
vordering op grond van art. 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens
(RVV) jo. art. 6:162 BW (Onrechtmatige daad). Volgens dat wetsartikel, art. 19 RVV,
moet de bestuurder in staat zijn om zijn voertuig tot stand te brengen binnen de afstand
waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Eigenlijk is dat appeltje eitje.
De bestuurder van de aanrijdende auto betwist de aanrijding en toedracht niet en de
verzekeraar erkent de aansprakelijkheid ook direct. In de maanden daarna gaat het
helemaal niet goed met Paul. Hij heeft veel last van nek, rug en hoofdpijnklachten en
kan zich ook niet meer goed concentreren. Hij kan ook niet meer zijn werk doen.
Hierdoor heeft Paul, Paul is zzp’er en heeft geen sociaal vangnet, veel minder
inkomsten. Je begrijpt wel dat dat voor Paul heel erg vervelend is. De verzekeraar
1
,betwist vervolgens echter dat het gaat om een aanrijding met een hoge snelheid. Wat
de verzekeraar zegt: het gaat om een aanrijding met een lage delta V, we zullen straks
daarop terugkomen wat dat is. En Paul betwist dat het gaat om een aanrijding met een
lage Delta V. Dat is het begin van de casus.
Casus Achteropaanrijding - II
In onderling overleg neurologische expertise.
De expert geeft vervolgens aan dat sprake is van een whiplash, maar dat
psychiatrische problemen aan de orde zijn en dat een psychiatrisch onderzoek voor
de hand ligt.
De verzekeraar wil echter niet meer meewerken, betwist het causaal verband en
beperkingen.
De verzekeraar wil nu overgaan eenzijdige afwikkeling via een bescheiden
slotbetaling.
Wat er dan vervolgens gebeurt, is dat we verder gaan met de schaderegeling, want de
aansprakelijkheid is erkend. Dan wordt er op een gegeven moment een onderling
overleg neurologische expertise opgestart en de expert die geeft dan aan dat er sprake
is van een whiplash, maar die geeft ook aan dat er psychiatrische problemen zijn en
doet een suggestie, die suggereert van ja goed start dan ook een psychiatrisch
onderzoek. De verzekeraar die wil daaraan alleen niet meewerken en die wil ook niet
eens meewerken aan een verdere schaderegeling, betwist het causaal verband en ook
de beperkingen van Paul. De verzekeraar wil dus zelfs overgaan tot een eenzijdige
afwikkeling. De verzekeraar biedt op dat moment nog een bedrag van €7500, dat lijkt
heel mooi geld, aan voor alle door Paul geleden schade en ook toekomstige schade.
Paul gaat daar niet mee akkoord en die vraagt aan zijn advocaat wat hij zou moeten
doen.
In de praktijk betekent dit dat een benadeelde zoals Paul in een hele vervelende positie
wordt geplaatst. Allereerst natuurlijk omdat €7500 is dat nu voldoende of niet, maar
ook omdat we in veel van deze gevallen zien dat de verzekeraar naast de kosten van
Paul, dus een schadevergoeding van Paul, ook de kraan dichtdraait van de vergoeding
van de kosten van de advocaat.
Casus – toelichting whiplasproblematiek
Whiplashproblematiek
In de praktijk
“snel aftikken en proberen de bgk binnen te hengelen” Of toch niet?
- Medisch moeilijk objectiveerbare aandoeningen: whiplash, maar ook
andersoortig
- Causaal verband
HR 8 juni 2001, NJ 2001, 433 (Zwolsche Algemeene/De Greef)
Hof Arnhem-Leeuwarden 20 februari 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:1661
(Plausibiliteit)
Hof Amsterdam 7 juli 2020, ECLI:NL:GHAMS:2020:1986 (Whiplash)
Het gaat in deze casus gaat het om een whiplashachtige kwestie, een
whiplashproblematiek. In de praktijk zie je wel voorkomen en docent schrijft op: “snel
aftikken en proberen de bgk binnen te hengelen”. Docent vroeg aan een van haar
collega’s hoe zou je hiermee omgaan? Dit was een van de opmerkingen die werd
gemaakt. Nou goed, snel aftikken en proberen de bgk binnen te hengelen of toch niet?
2
, Wat betekent dat nu? Dat betekent eigenlijk dat een advocaat zegt: zorg er maar voor
dat Paul in dit geval die schadevergoeding krijgt en dat je je eigen kosten nog voor een
stukje vergoed krijgt, want je staat eigenlijk met je rug tegen de muur als slachtoffer en
als advocaat zijnde en dan heb je er in ieder geval als advocaat nog wel wat aan
verdiend. En dan hoor je de docent al zeggen: of toch niet? Nee, eigenlijk niet. Want je
voelt al aan dat in dit geval dat dat niet echt heel erg rechtvaardig is. Misschien is het
uiteindelijk wel rechtvaardig, maar dat zou je veel beter uitgezocht moeten kunnen
krijgen in de ogen van de docent.
Docent maakt nu een kort uitstapje naar de whiplashproblematiek. Veel slachtoffers
van kop-staart botsingen die lopen een whiplash op. Wat is nu een whiplash? Dat is
een woord wat we heel vaak voorbij zien komen, maar in de letselschade wereld
omschrijven wij dat ook wel als: medisch moeilijk objectiveerbaar letsel. Er zijn ook
nog wel andere termen voor, maar dat is een van de termen die we zouden kunnen
gebruiken. Het gaat om vergelijkbare klachten, dus om nekpijn, rugpijn,
concentratieproblemen, hoofdpijn. Feit is dat ten aanzien van deze klachten een
medische verklaring ontbreekt. Dus het medische bewijs van deze klachten is veelal
problematisch. Kan het dan toch zijn dat je, ondanks medisch gezien niet alles kunt
aantonen, dat er nog wel sprake is van juridisch causaal verband? Ja dat is mogelijk.
En dan wil de docent wijzen allereerst op het arrest Zwolsche Algemeene/De Greef.
Dat is een van de eerste arresten waarin daar wat verder op wordt ingegaan. Later
wordt dat eigenlijk verder aangescherpt/uitgewerkt. Als je kijkt naar Zwolsche
Algemeene/De Greef dan oordeelt de HR dat het ontbreken van een specifieke medisch
aantoonbare verklaring niet perse in de weg staat aan het oordeel dat het bewijs van
het oorzakelijke verband geleverd is. Dus ondanks dat er geen (in mijn woorden)
medisch bewijs is, kan het wel zijn dat er dus wel causaal verband is. En wat zegt de
HR dan: dan moet er objectief kunnen worden vastgesteld dat de klachten aanwezig,
niet ingebeeld, niet voorgewend en niet overdreven zijn. In dat geval kan dus het
causaal verband alsnog worden geleverd. Later wordt dat in de jurisprudentie wat meer
op een andere manier uitgewerkt (als de docent het zo zou mogen zeggen). En
inmiddels is het vaste jurisprudentie geworden dat de klachten, ondanks dat ze dus
medisch niet aantoonbaar zijn, door middel van een plausibiliteitstoets toch aan die
schadeveroorzakende gebeurtenis kunnen worden toegerekend. Dus als er aan die
plausibiliteitstoets is voldaan, kan er wel sprake zijn van dat juridische causaal
verband. Dus ondanks dat het medisch moeilijk aantoonbaar is, kan er wel sprake zijn
van causaal verband. In een van de arresten waarin daarover wordt gesproken, die
plausibiliteitstoets, dat is ook op de slide genoemde uitspraak van het hof Arnhem-
Leeuwarden van 20 februari 2018. Dat is best een belangrijke uitspraak en daarin
wordt gezegd dat eigenlijk niet het criterium uit Zwolsche Algemeene/De Greef
doorslaggevend is, maar of het klachtenpatroon plausibel is. Dus het gaat dan om
plausibiliteit en niet om evidence base, zoals wij dat zien. Ook in latere jurisprudentie
komt deze plausibiliteitstoets weer aan de orde. En wat wordt dan over het algemeen
gezien als plausibel? Er moet sprake zijn van:
1. Een consistent;
2. Consequent; en
3. Samenhangend patroon van klachten.
Dus daarmee kan je dus laten zien dat er sprake is van een causaal verband.
Hoe doet de docent dat in de praktijk? Een van de dingen die in de praktijk wordt
gedaan is echt het verzamelen van medische informatie. Dus als iemand bij de docent
komt met een ongeval, die belde op vrijdag en had een dag daarvoor het ongeval gehad.
3