Wereldgeschiedenis: de wording van de moderne wereld
Hoorcollege 1: Europa in mondiaal perspectief: een inleiding
Wereldgeschiedenis: reactie op de traditionele geschiedenis, waarbij de geschiedenis van
niet-westerse landen werd pas interessant toen ze door Europeanen ontdekt werden en vaak
gekoloniseerd.
Streven naar niet-Eurocentrische benaderingen
Nadruk op vergelijkend onderzoek in ruimte en tijd
Belangstelling voor lange termijn
Ongelijke verdeling van welvaart in de huidige wereld
Omvang BBP per capita.
Welke verklaringen zijn er voor het opvallende verschil in welvaart tussen de westerse en
niet-westerse wereld in de huidige tijd? Wanneer en waardoor is dat verschil ontstaan?
Er is geen definitief antwoord op deze vraag!
Dit is geen geschiedenis van de hele wereld (land voor land de nationale
geschiedenis).
Bestaande verklaringen
1. Raciale superioriteit
Ondersteund door sociaal-Darwinisme (19e eeuw)
In diskrediet door WOII, maar niet verdwenen.
2. Culturele superioriteit
Individualisme (ipv ondergeschiktheid)
Democratie (ipv despotisme)
Eigendomsrechten (ipv banditisme)
Probleem met deze verklaringen:
1. Soms empirisch onhoudbaar (geld voornamelijk voor raciale verklaringen). Natuurlijke
selectie en evolutie kan niet van toepassing worden verklaard op raciale of etnische
groepen, want er zijn nergens scherpe grenzen te trekken tussen aangrenzende
populaties en de verspreiding van kenmerken valt ook niet samen. (Bijvoorbeeld
huidskleur varieert van noord naar zuid, maar bloedgroep varieert van oost naar
west). Ras is geen product van de natuur, maar van de menselijke geest, het is een
constructie.
2. Soms methodisch onbevredigend (voornamelijk waar cultuur centraal wordt gesteld).
Bijvoorbeeld democratie, wat zijn de kenmerken van rijke huidige landen? Ze zijn
vaak democratieën. Conclusie: dan zal democratie wel belangrijk zijn voor
economische groei. Zorgt democratie voor ontwikkeling en welvaart? Of maakt die
ontwikkeling en welvaart democratie mogelijk?
3. Europese ontwikkelingen te veel in isolement beschouwd: Eurocentrisme. Bijdrage
van de rest van de wereld aan de ontwikkeling in Europa.
Materiële cultuur: de invloed van ecologie en geografie
Case study: Tasmanië (eiland in de Zuidpunt van Australië).
Tasmanië kende omstreeks 1800 de minst complexe materiële cultuur. Wat is daarvan de
verklaring?
Materiële cultuur van Tasmanië:
Jagers/verzamelaars, maar anders dan Aboriginals in Australië:
o Geen gekartelde en gevorkte speren
o Ontbreken van benen werktuigen als naalden, spiesen en kammen
o Geen boemerangs en speerwapens
, o Geen geslepen of gepolijste stenen gereedschappen
o Geen vishaken of visnetten
o Geen vallen en strikken voor klein wild
En verder:
o Geen kennis van metaal (‘stenen tijdperk’)
o Geen techniek voor visvangst
o Geen kennis van kleding naaien
o Geen kennis van vuur maken (wel vuur aanhouden)
o Kookpotten onbekend en voedsel halfrauw
o Geen waterdichte hutten, maar ‘schermen’ tegen de wind
Uiterlijk:
o Mannen en vrouwen smeerden zich in met vet (bescherming tegen vocht en
kou), verder naakt.
o Soms kangoeroe-huid over schouders.
o Donker van het vuil: ‘zeer vuile handen’
o Haar ingesmeerd met oker (mannen). Mannen lang, gekleurd haar, vrouwen
kort haar.
o Spelen met geslachtsdelen ‘als kinderen’
o Goede gezondheid, sterk en maakten op Europeanen gelukkige indruk.
Materiële cultuur: verklaring
Europese tijdgenoten: ras en evolutie
o Simpele materiële cultuur in combinatie met donker uiterlijk en een afgelegen
eiland: ‘missing link tussen aap en mens’.
Dit leek bevestigd te worden door de snelle opbouw van een complexe samenleving
door kolonisten op Tasmanië.
Maar:
Er blijkt op Tasmanië kennis van aantal technieken verloren gegaan:
Verdwijnen kennis van vissen (ca 1500 BCE)
Verdwijnen priemen, naalden en andere benen werktuigen (ca. 1500 BCE)
Samenlevingen kunnen blijkbaar aan complexiteit inboeten.
Materiële cultuur: verklaring ecologie
Ecologie Tasmanië en Australië:
Zeer droog, onvruchtbare bodem, geen domesticeerbare dieren en gewassen.
Geen landbouw
Geringe bevolkingsdichtheid
Geen stimulans voor complexe samenlevingen en technologie (vereist
arbeidsdeling en specialisatie)
Ecologie = rem op ontwikkeling materiële cultuur.
Materiële cultuur: verklaring geografie
Isolement Australië en Tasmanië:
50.000 BCE: kolonisatie continent
10.000-8000 BCE: isolement en scheiding Australië en Tasmanië
o Australië: 300.000 jagers/verzamelaars; geen innovaties
o Tasmanië: 4000 jagers/verzamelaars; degradatie materiële cultuur
o Flinders en andere eilanden: 200-400 jagers/verzamelaars; uitgestorven
Kennis van bepaalde technieken gaat hierdoor verloren.
Concluderend: de complexiteit van menselijke samenlevingen is mede een functie van de
omvang van die samenlevingen (ecologie) en de mate van interactie met andere
samenlevingen (geografie) = exogene factoren.
,Euro-Aziatische continent
Vraag: welk continent heeft het meeste potentiaal (ecologisch en geografisch) voor de
totstandkoming van complexe samenlevingen? Het Euro-Aziatische continent
Waardoor:
1. Omvang
2. Oriëntatie
Omvang
Het is het grootste continent:
Biedt (bij geschikte ecologie) ruimte aan grootste hoeveelheid mensen
Bevordert (in principe) de verscheidenheid aan planten en dieren grootste
verscheidenheid aan domesticeerbare planten en dieren (paarden, runderen,
varkens, schapen en alle belangrijke granen (behalve mais)).
Oriëntatie
Oriëntatie = oost-west
Grotendeels in gematigde klimaatzone en vruchtbare boden landbouw,
bevolkingsgroei en complexe samenlevingen mogelijk.
Identiek klimaat op dezelfde breedtegraad uitwisseling van mensen, gewassen en
gedomesticeerde dieren
Vergelijking andere continenten: noord-zuid oriëntatie, veel verschillende klimaten,
uitwisseling beperkt, geen domesticeerbare dieren.
Potentieel samenlevingen heel verschillend, maar waardoor heeft nu juist de westelijke
periferie van het Euro-Aziatische continent een (technologische en economische voorsprong
verworven?
Hoe liep het af met de Tasmaniërs?
Britse permanente vestiging vanaf 1803
Komst dwangarbeiders en kolonisten
Vruchtbare grond naar kolonisten (terra nullius = vacant land), Tasmaniërs konden
(natuurlijk) niet bewijzen dat het hun land was.
‘Vuile oorlog’ tegen Tasmaniërs, verdrijving en vermoorden van Tasmaniërs +
besmettelijke ziekten van de dieren, Britten hadden weerstand opgebouwd door de
omgang met dieren, Tasmaniërs hadden deze weerstand niet.
Sterke bevolkingsdaling, wanneer er nog maar 300 Tasmaniërs over zijn, besluiten
de Britten ze over te brengen naar het Flinders island, waar ze beschermd zouden
zijn. Maar iedere ziekte verspreidde zich sneller, sterfte liep heel snel op (1869
laatste man; 1976 laatste vrouw).
Hoorcollege 2: Het Euro-Aziatische continent: China (tot ca. 1500)
Euro-Aziatische continent bood het meeste potentieel voor het tot stand komen van een
complexe samenleving.
In veel historische verhandelingen:
Westerse welvaart geworteld in kenmerken van westerse samenleving.
Continuïteit met klassieke wereld.
Zeer beperkte belangstelling voor bijdrage van andere samenlevingen.
In dit college:
1. Het idee van een interne Europese ontwikkeling is problematisch.
2. Bijdrage van andere culturen aan de moderne wereld is groot.
, China: politieke ontwikkeling
Politiek-staatkundig:
1. Vroege periode: tot 1550 BCE (deels mythisch)
2. Feodale periode: ca 1550 – 221 BCE (overeenkomsten met de feodale periode in
Europa, veel later. Kenmerk: vorst delegeert zijn macht aan heren, worden bestuurd
uit naam van de vorst, centrale gezag niet in staat alle delen van het rijk te bereiken.
Nadeel: feodale heren hebben de neiging hun eigen dynastieën te vormen, nastreven
van eigen belang ipv die van de vorst).
3. Keizerrijk: 221 BCE – 1912 CE
4. Republiek: 1912 – heden (1949 republiek valt uiteen in de communistische
Volksrepubliek op het Chinese vasteland en de Republiek China in Taiwan).
Keizerrijk: Qin dynastie
221 BCE: Qin deelstaat verkrijgt hegemonie op basis van:
Uitbouw economische en militaire macht
Legalisme als staatsdoctrine:
o Staatsbelang boven particuliere belangen
o Absolute gehoorzaamheid van onderdanen
o Absolute macht van heerser
1e keizer: Qin Shihuangdi (betekent eerste keizer van de Qin, de persoon die het keizerrijk
vestigt). Eerste beleidstaken:
Ontmanteling feodale systeem, vernietiging feodale burchten en heren die zich
verzetten tegen het regime. Qin Shihuangdi wilde voorkomen dat er iemand ooit nog
de macht zou kunnen grijpen of tegen hem in opstand zou komen.
Aanleg infrastructuur, greep op het hele gebied.
Algehele standaardisatie: maten en gewichten, munt, wetten, schrift, kalender,
kleding, as breedte wagens (dit wordt in Europa pas in de 19e eeuw bereikt).
Bouw eerste Chinese muur.
Boekverbranding 213 BCE
Absolute macht
Bureaucratische ambtenarenstaat, alternatief voor het feodale systeem, maakt het
mogelijk om dat grote gebied te besturen.
Voordelen tov feodale systeem:
o Ambtenarenstaat niet erfelijk, geen eigen dynastie
o Ze zijn verplaatsbaar, feodale heren hadden hun eigen land. Ambtenaren
zaten nooit lang op dezelfde plek om te voorkomen dat ze een machtsbasis
konden vormen.
Vondst terracotta leger beelden: individuen (allemaal een eigen gezichtsuitdrukking), maar
gestandaardiseerd (zelfde kleding, wapens etc). Terracotta leger bedoeld om de keizer in het
hiernamaals even machtig te laten zijn als in het echte leven.
Opvattingen over China & weerlegging
Drie vaak genoemde kenmerken:
1. Verandering loze maatschappij: elite van mandarijnen en absolute keizer.
Weerlegging: normale continuïteit, maar:
Perioden van unificatie en desintegratie (zie overzicht dynastieën in syllabus).
Variabele staatsgrenzen: soms breiden ze uit en sommige perioden is het kleiner.
Tibet moeilijke discussie.
Individuele sociale mobiliteit via ambtenarenapparaat (maar niet voor iedereen). Het
was door staatsexamens in principe mogelijk voor alle jongens in het land om voor
een carrière als ambtenaar te gaan. In de praktijk was het heel kostbaar en langdurig
om opgeleid te worden.