Samenvatting Hoofdstukken Sociaal Recht
Editie 2020: H1, H2.1 t/m 2.6, H3.2, 3.5, 3.8, 3.10, 3.12 t/m 3.14, 3.20 & H7.9
H1 Terreinverkenning
1.1 Oriëntatie
Rechtsbronnen:
- wetten
- verdragen
- jurisprudentie
- gewoonte recht
- CAO (collectieve arbeidsovereenkomst)
Verdrag: schriftelijke overeenkomst tussen twee of meer landen.
Jurisprudentie: rechterlijke uitspraken
CAO: schriftelijke overeenkomst tussen verenigingen van werknemers en verenigingen van
werkgevers of een of meer werkgevers.
Gewoonterecht: er moet sprake zijn van een langdurige gebruik van een regel. De regel moet
algemeen geaccepteerd worden. De mensen die de regel gebruiken hebben de overtuiging dat de
regel ook echt nageleefd moet worden (zijn er niet veel van in het arbeidsrecht).
Onzelfstandige beroepsbevolking: mensen die een betaalde baan hebben.
Private sector: dat deel van de onzelfstandige beroepsbevolking dat in de marktsector werkzaam is.
Publieke sector: dat deel van de onzelfstandige beroepsbevolking dat bij de overheid werkzaam is.
Semipublieke sector: dat deel van de beroepsbevolking dat verbonden is aan organisaties en
instellingen die financieel van de overheid afhankelijk zijn (bijv. personeel in ziekenhuizen, onderwijs,
omroep etc.).
Zelfstandige beroepsbevolking: dat deel van de beroepsbevolking dat tijdens de uitoefening van de
werkzaamheden niet ondergeschikt is aan opdrachten van anderen (zelfstandigen).
Als er in deze samenvatting wordt gesproken over ‘sociaal recht’, is het oog gericht op de
onzelfstandige beroepsbevolking. Werknemers in de private, publieke en semipublieke sector
hebben gemeen dat zij in dienstverband (dus in ondergeschiktheid) arbeid verrichten.
Een aantal groepen ambtenaren valt niet onder het gewone arbeidsrecht op hen is een bijzondere
regeling van toepassing. Denk bijv. aan rechters, medewerkers van politie en defensie.
Uitzondering op WNRA (wet normalisering rechtspositie ambtenaren) = WNT (Wet normering
bezoldiging topfunctionarissen). Deze wet bepaald dat niemand in de publieke of semipublieke
sector per jaar meer mag verdienen dan 130% van het jaarsalaris van de minister-president.
Wnt geldt niet voor private sector (bedrijfsleven). Men vindt balkenendenorm terecht omdat de
banen in de publieke en semipublieke sector uit belastinggelden wordt gefinancierd.
1
,1.2 Werkgever en werknemer: welke rechtsbronnen?
Zes belangrijke rechtsbronnen (met oog op werknemer & werkgever)
- arbeidsovereenkomstenrecht
- het vermogensrecht in het algemeen
- overige wetten met betrekking tot de private sector
- de jurisprudentie (rechtersrecht)
- de cao
- het verdrag
1) Arbeidsovereenkomstenrecht
Een belangrijke vindplaats van rechtsregels die de verhouding tussen de individuele werkgever en
werknemer regelen is het Burgerlijk Wetboek (BW).
Op 1 januari 1999 is de Wet flexibiliteit en zekerheid in werking getreden (Zie 7:10 BW). Het doel van
deze wet: werkgevers flexibeler en slagvaardiger over personeel te laten beschikken en kwetsbare
groepen op de arbeidsmarkt extra bescherming en meer zekerheid bieden.
Wwz = wet werk en zekerheid
Wab = wet arbeidsmarkt in balans
2) Vermogensrecht
Arbeidsovereenkomst is een obligatoire overeenkomst. Dat wil zeggen een overeenkomst waaruit
verbintenissen voortvloeien.
Verbintenis: een rechtsbetrekking tussen ten minste twee partijen, die ertoe leidt dat de ene partij
één of meer rechten verkrijgt en de andere partij één of meer plichten op zich neemt.
Wat is de verhouding tussen de bijzondere regels van de arbeidsovereenkomst (art. 7:610-745 BW)
en het vermogensrecht? = de speciale regeling (art. 7:610 e.v. BW) gaat voor de algemene. Geeft
echter de speciale regeling geen antwoord op een bepaalde problematiek, dan moet vervolgens de
algemene regeling uit het vermogensrecht worden toegepast.
3) Overige wetten
Andere wetten die betrekking hebben op werkgevers en werknemers in de private sector, de
publieke sector en de semipublieke sector. Zoals de wet minimumloon en minimumvakantiebijslag,
wetten op het terrein van gelijke behandeling in de werkrelatie, de Wet arbeid vreemdelingen, de
Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, de Wet op de ondernemingsraden, de Wet melding
collectief ontslag en de verschillende wetten op het terrein van de sociale zekerheid
(Werkeloosheidswet, ziektewet en dergelijke).
4) Jurisprudentie (rechtersrecht)
Het arbeidsovereenkomstenrecht, verbintenissenrecht en de overige arbeidswetten die voor de
private sector gelden, hebben betrekking op door de wetgever gemaakt recht. Naast de wetgever
kan ook de rechter als rechtsvormer optreden. Bijv. als hij een oordeel geeft over een geschil rondom
een arbeidsovereenkomst, terwijl er geen toepasselijk wetsartikel voorhanden is.
Jurisprudentie: het geheel van gepubliceerde uitspraken, gedaan door rechterlijke colleges.
5) Cao
Cao-afspraken kunnen soms regels uit het arbeidsovereenkomstenrecht terzijde schuiven of
bepalingen bevatten die voor de werknemer gunstiger zijn dan hetgeen Titel 7:10 BW daarover
inhoudt.
2
, Voorbeelden van onderwerpen die veelvuldig in cao’s worden geregeld zijn: de hoogte van de lonen
en andere arbeidsvoorwaarden. Het aantal vakantie- en verlofdagen en de toepasselijke
opzegtermijnen bij ontslag. Maar denk ook aan arbeidstijden en pensioenen.
6) Verdrag
Ook op het internationale vlak kunnen sociaalrechtelijke regels tot stand komen, die doorwerken in
onze nationale rechtsorde. Eu-verdragen zijn een belangrijke bron van internationaal (Europees)
sociaal recht.
Verdrag (veelvoorkomende vorm): een overeenkomst gesloten tussen twee of meer landen.
1.3 Van dwingend recht tot aanvullend recht
bevoegdheid die wij als burgers niet hebben.
Niveaus van recht in de wet:
- dwingend recht (recht waar je niet van mag afwijken, nietig)
- driekwart dwingend recht (recht waarvan je alleen in een CAO mag afwijken)
- vijf achtste dwingend recht (recht waarvan je mag afwijken d.m.v. een overeenkomst met de
ondernemingsraad)
- semi dwingend recht (recht waarvan je mag afwijken als dit een schriftelijke overeenkomst staat)
- aanvullend recht (recht waarvan je altijd mag afwijken, ook mondeling)
De reden waarom er zoveel dwingend recht is, is om de werknemer beschermen. Anders kan de
werkgever de werknemer bijvoorbeeld onder het minimumloon betalen.
Als er wel van dwingend recht wordt afgeweken, is die bepaling nietig of vernietigbaar.
Nietig: dat wat afwijkend is overeengekomen, bestaat voor de wet niet
Vernietigbaar: vereist een actieve handeling van de werknemer
TIP: Vaak kun je in het laatste artikel van een afdeling of in het laatste lid zien of er sprake is van
dwingend recht.
Als er bij driekwart dwingend recht (cao) een afspraak wordt gemaakt die nadeliger is voor de
werknemer dan wat de wet in art. 7:672 lid 2 BW voorschrijft dan is de afspraak niet geldig en gaat
de wettekst voor. Dit principe geld ook voor semi dwingend recht.
1.4 De bevoegde rechter
Soorten recht:
- Privaatrecht (regelt verhouding tussen (rechts)personen onderling)
- Publiekrecht (regelt verhouding tussen overheid en personen)
Publiekrecht volgens Hofstra: al het recht waarbij de overheid gebruikt maakt van een bijzondere
bevoegdheid die wij als burgers niet hebben.
Absolute competentie: welk soort gerecht (rechtbank, gerechtshof of Hoge Raad) is bevoegd?
Relatieve competentie: welke plaats je naar de rechtbank moet (11 in NL) Wie eist, die reist. Bij
arbeidsrecht mag je ook naar de rechter waar het werk wordt verricht.
3