Aantekeningen hoorcolleges sociale omgeving en
gedrag
College 1: (H1, H2, H3, H4)
Sociale psychologie: wetenschap die zich richt op het begrijpen van de aard en oorzaken van
menselijk gedrag en cognities in sociale situaties.
Toegepaste sociale psychologie: toepassen van sociaal psychologische constructen, principes,
theorieën, interventietechnieken, methoden en onderzoeksresultaten om sociale problemen te
begrijpen en op te lossen.
Construct; latente individuele eigenschap (je hebt het wel maar ik kan het niet aan de buitenkant aan
je zien)
- Attitude
- Waarde
- Sociale norm
- Prestatiemotivatie (wat motiveert je om zo goed mogelijk te presteren; jezelf verbeteren of
de beste zijn)
Principe; werking van een psychologisch proces;
- Cognitieve dissonantie reductie; verschil tussen attitudes/waarden en je gedrag wat zorgt
voor een vervelend gevoel.
- Groupthink; unanimiteit belangrijk als cohesie groot is. Mensen zijn niet meer kritisch.
- Bystander effect; minder helpen als er veel mensen aanwezig zijn door verminderde
verantwoordelijkheid.
- Voet-in-de-deur techniek; beginnen met een klein verzoek en vervolgens een groter verzoek
doen.
Theorie; geïntegreerde set principes waarmee gedrag
en cognities kunnen worden beschreven, verklaard en
voorspeld.
Theorieën;
Sociale invloed;
- Invloed van sociale omgeving op gedachten,
gevoelens en gedrag
- Voorbeeld; focus theory of normative conduct
Sociale cognitie;
- Hoe we denken over anderen en de wereld
- Voorbeeld; attributietheorie, cognitieve dissonantietheorie, theorie van gepland gedrag,
sociale vergelijkingstheorie
Sociale relaties;
- Hoe gaan we om met anderen, waarom hebben we goede relaties dan wel conflicten met
anderen
, - Voorbeeld; ingroup/outgroup biases, stereotypen, pro-sociaal gedrag,
interdependentietheorie
Verschil fundamentele en toegepaste sociale psychologie;
Fundamenteel;
- Nadruk op ontwikkelen en testen theorieën
- Deductief; van theorie naar probleem, nauwe benadering, uitgaan
van één theorie
Toegepast;
- Nadruk op begrijpen en oplossen van sociale problemen
- Inductief; van probleem naar verklaringen, brede benadering,
meerdere theorieen
Overeenkomsten fundamentele en toegepaste sociale psychologie;
- Ontwikkelen en testen theorieën;
Fundamentele benadering in toegepast onderzoek
Toegepast onderzoek leidt tot fundamentele kennis
- Wetenschappelijke methoden
- Beschrijven, voorspellen, causaliteit, verklaren
- Gericht op zelfde oorzaken van cognities en gedrag
Factoren die van invloed zijn op cognities en gedrag;
- Individueel; attitudes, waarden
- Sociaal; opinies en gedrag van anderen
- Situationeel; fysieke omgeving
- Cultureel; gedeelde opvattingen, percepties, normen
- Biologisch; genetische factoren
Kenmerken toegepaste sociale psychologie;
1. Probleemgericht; meerdere theorieën, methoden, interventies
2. Waardeoriëntatie
3. Sociale bruikbaarheid; sterke effecten, lange termijn effecten
4. Generaliseerbaarheid; representatieve steekproef
5. Veld onderzoek
6. Interdisciplinair
7. Opdrachtgever; bijvoorbeeld ministeries, provincies, dierentuin, energiebedrijven. Snel
resultaat hebben. Toegankelijk presenteren van het onderzoek
8. Kosten en baten afweging; massamedia of informatie op maat
9. Politieke haalbaarheid
10. Output; wetenschap versus maatschappij
Voorbeelden van toepassing resultaten onderzoek;
- Problemen oplossen; directe toepassing
- Input voor beleid, maast andere factoren
- Agenda setting
- Onderzoek om besluitvorming uit te stellen
, - Onderzoek om eigen standpunt te ondersteunen
- Manipulatie
Maatschappelijke problemen en sociale psychologie;
- Wat is het probleem
- Welk gedrag veroorzaakt het probleem
- Welke aspecten bepalen dat gedrag (theorie)
- Welke interventies zijn geschikt (gericht op belangrijke determinanten)
- Is interventie effectief (evaluatie; uitkomst en proces)
Interventies;
Toegepaste gedragsanalyse;
- Gevolgen van gedrag motiveren gedrag
Positieve gevolgen verkrijgen
Negatieve gevolgen vermijden
- Vooral directe en zekere gevolgen beïnvloeden gedrag
- Gewenst gedrag stimuleren/ongewenst gedrag afremmen door gevolgen van gedrag te
veranderen
Interventie strategieën;
- Antecedente strategieën
Veranderen van factoren in omgeving voorafgaande aan gedrag
Sturen gedrag, kondigen mogelijke gevolgen aan
- Consequentie strategieën
Veranderen van gevolgen van gedrag
Controleren gedrag
- Three-term contigency
Antecedent gedrag consequentie
Antecedente strategieën:
- Voorlichting educatie en training
Voordelen gewenste gedrag benadrukken
Nadelen ongewenste gedrag benadrukken
Training; oefenen en feedback
Op zichzelf niet erg effectief, vooral niet als gewenst gedrag lastig is
Effectiever als; informatie op maat, kennistekort belangrijkste barrière, gecombineerd
met andere interventies
- Informatie op maat; waarden
- Prompts
Mondelinge of schriftelijke boodschappen op plek waar gedrag plaats vindt
Herinneren
Vooral effectief als; duidelijk is welk gedrag gewenst is. Gedrag gemakkelijk uitvoerbaar
is, zichtbaar op plek waar gedrag plaats vindt, vriendelijk geformuleerd
- Voorbeeldgedrag
Goede voorbeeld geven
Demonstratie
Effectief als model wordt beloond
, Geloofwaardig
- Commitment
Belofte om gedrag te veranderen
Morele verplichting om belofte na te komen
Consistent over willen komen (cognitieve dissonantie voorkomen)
Consequentie strategieën;
- Straffen
Negatieve gevolgen verbinden aan ongewenst gedrag
Negatieve attitudes en emoties
Ontwijkgedrag
Handhaving en pakkans
- Belonen
Positieve gevolgen verbinden aan gewenst gedrag
Geld, cadeau, lof, privileges
Nadelen; duur, effect verdwijnt vaak als beloning verdwijnt, intrinsieke motivatie
zwakker
- Feedback
Informatie over gedrag en gevolgen daarvan geven
Gevolgen duidelijker
Motiveert
Interventies en sociale invloed;
- Compliance techniques; technieken die de kans verhogen dat iemand een verzoek om
gedrag te veranderen opvolgt
Consistentie
Consistent over willen komen
Voet tussen de deur techniek
Commitment
Cognitieve dissonantie oproepen (nadelen over nadelen (motivational interviewing))
Sociaal bewijs
Informatie over wat anderen verwachten (injunctieve norm) of wat anderen doen
(descriptieve norm)
Sociale vergelijkingsfeedback; jij in vergelijking met anderen
Slecht voorbeeld doet slecht volgen
Autoriteit
We laten ons gemakkelijker overtuigen door een autoriteit dan door iemand met een
lage status
Mening van deskundigen als heuristiek (Ellaboration Likelihood Model)
Aardig vinden
We doen meer voor mensen die we kennen en aardig vinden
We vinden mensen die op ons lijken en die ons aanvullen aardig
Benadruk overeenkomsten
Block-leader approach (iemand in de gemeenschap lijkt meer op de mensen en de
mensen laten zich zo sneller overtuigen)
Reciprociteit
Voor wat hoort wat
Eerst iets geven (Hare Krishna, loterijticket bij vragenlijst, handdoeken in hotel)