Bestuursprocesrecht 2019-2020 W5
Week 5 Finaliteit. Uitspraakbevoegdheden. Relativiteitsvereiste.
Literatuur:
Bestuursrecht 2, hoofdstuk 6.4.4, 6.4.5, 6.6 en 6.7
Jurisprudentie:
ABRvS 21 oktober 2009, ECLI:NL:RVS:2009:BK0806 (in stand laten rechtsgevolgen)
ABRvS 21 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV9463 (zelf voorzien)
ABRS 15 aug 2018, ECLI;NL:RVS:2018:2736 (relativiteitsvereiste)
ABRvS 19 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4146 (Five strikes, zelf voorzien)
CBb 2 mei 2016, ECLI:NL:CBB:2016:129 (Bestuurlijke lus)
ABRvS 19 dec 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4149 (passeren gebreken)
Leerdoelen:
Na het volgen van het onderwijs van week 5 dient u te begrijpen, kunt u toepassen en in context
plaatsen:
- waarom, wanneer en hoe de rechter een geschil finaal beslecht
- wat het relativiteitsvereiste inhoudt en hoe dit wordt toegepast
- wat moet worden verstaan onder de bestuurlijke lus en hoe deze wordt toegepast
- wat de verschillende nevendicta zijn.
Opdracht 1 Thuisopdracht
Alex-Jan zit in de WW. Hij geeft zijn buren regelmatig te kennen dat hij niet meer gaat solliciteren,
omdat hij weigert nog langer in deze materialistische neo-kapitalistische maatschappij mee te
draaien. Loes, zijn buurvrouw, ergert zich enorm aan deze houding van Alex-Jan. Als Alex-Jan
vervolgens na het aflopen van zijn WW-uitkering een bijstandsuitkering vraagt bij het college van
B&W en ook krijgt, maakt Loes bezwaar tegen dat besluit. Haar bezwaar wordt echter ongegrond
verklaard en Loes gaat in beroep. De rechter stelt vast dat Loes helemaal geen belanghebbende is bij
het besluit om Alex-Jan een bijstandsuitkering te verlenen. De rechter wil het geschil tussen Loes en
het College definitief beslechten.
Wat is hier beslissing in primo? Dat Alex bijstandsuitkering krijgt.
Wie maakt bezwaar? Loes.
Wat is de bob? Ongegrond.
Dan beroep ingesteld door Loes.
Rechter constateert, wel ontvankelijk verklaard, maar had niet gemoeten. Niet-ontvankelijk in
bezwaarfase!! Wel ontvankelijk in beroepsfase, want beslissing op bezwaar ook naar haar gericht.
Hoe gaat rechter dit oplossen?
a. Is dat mogelijk?
Het gaat dus om de vraag of de rechter het geschil tussen Loes en het College definitief kan
beslechten. Gelet op artikel 8:41a Awb is het uitgangspunt dat de bestuursrechter een
geschil zoveel mogelijk finaal beslecht, dus als de rechterlijke uitspraak duidelijk maakt welk
besluit voor de toekomst moet gelden. Dit is mogelijk indien de rechter zich verdiept in de
vraag welk besluit voor het vernietigde besluit in de plaats mag komen. Het moet dan dus
duidelijk zijn hoe het besluit had moeten luiden. Dit is nu het geval. Loes is immers geen
belanghebbende, waardoor het duidelijk is dat zij niet-ontvankelijk had moeten worden
1
, Bestuursprocesrecht 2019-2020 W5
verklaard door het college van B&W. Er is in casu geen ruimte voor het bestuursorgaan om
hier anders over te denken/oordelen.
Uitspraak 21 maart 2012: bij gebruik van de bevoegdheid tot het zelf in de zaak voorzien zal de rechter de overtuiging moeten
hebben dat de uitkomst van het geschil hetzelfde zou zijn en dat de toetst aan het recht niet zou kunnen doorstaan.
b. Zo ja, hoe luidt in dat geval het dictum (= in beroep), gelet op de artikelen 8:70 en 8:72
Awb?
De rechtbank stelt, tijdens het beroep, dat Loes geen belanghebbende is, waardoor zij dus
eigenlijk niet-ontvankelijk moest worden verklaard door het college van B&W.
De rechter zal daardoor in eerste instantie het beroep gegrond moeten verklaren gelet op
artikel 8:70 sub d Awb, om zo het bestreden besluit te kunnen vernietigen. Het bestreden
besluit wordt dan immers vernietigd op grond van artikel 8:72 lid 1 Awb.
Dan kijkt de rechter eerst of hij de rechtsgevolgen in stand kan laten, en zo niet, dan kijkt hij
of hij zelf in de zaak kan voorzien op grond van artikel 8:72 lid 3 onder b Awb. Dat betekent
dat de rechtbank zelf een besluit mag nemen en dat in de plaats kan stellen van het
vernietigde besluit. Als de rechtbank dat besluit dan neemt, dan treedt zij dus eigenlijk op als
bestuursorgaan. Hiervoor is al gebleken dat de rechter zelf in de zaak kan voorzien op grond
van artikel 8:72 lid 3 sub b Awb. Het bestuursorgaan (= in casu het college van B&W) had
het bezwaar immers niet-ontvankelijk moeten verklaren, aangezien Loes geen
belanghebbende is. Hierbij was er dus geen ruimte om anders over te denken, waardoor nu
de rechter dit besluit mag nemen.
Rechter moet het eerst gegrond verklaren, artikel 8:70 aanhef en onder d. Bij gegrond
verklaren, wat doet de rechter dan vervolgens? Indien bestuursrechter het gegrond
verklaard, dan vernietigen op grond van artikel 8:72 lid 1 Awb. Dat volgt gewoon hieruit.
Wat dan vervolgens? Rechtsgevolgen in stand laten? Alex krijgt nog steeds de uitkering.
Maakt het uit of Loes ontvankelijk is in bezwaarfase? Niet voor de gevolgen. Is het
wenselijk? Loes is geen belanghebbende, heeft niets met uitkering te maken. Dan niet
gewoon laten bestaan. Dus, niet rechtsgevolgen in stand laten. Bestreden besluit is niet juist,
want inhoudelijk oordeel gegeven over bezwaar van Loes, maar had niet gemoeten, had
niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. Rechter wil definitief beslechten. Artikel 8:72
lid 3 sub b. Rechter zal zeggen, je bent niet ontvankelijk in je bezwaar en bepalen dat
uitspraak in plaats treedt van het vernietigde besluit.
Opdracht 2 Thuisopdracht
Lees de uitspraak van het CBb van 02-05-2016.
Iemand heeft in totaal 141 honden in zin huis. Niet allemaal ingeënt. Wie kwam er toen kijken?
Brigadier. Uiteindelijk neemt iemand een besluit. Staatssecretaris. Van welke wet maakt hij gebruik?
Gezondheid- en welzijnswet voor dieren. Gedwongen beesten uit huis geplaatst. Kosten daarvoor in
rekening gebracht bij eigenaar van de honden.
a. Is hier sprake van beroep in eerste aanleg of hoger beroep?
Beroep in eerste aanleg.
Waar ziet de vraag op? Welk onderdeel? Absolute bevoegdheid: bij welke rechter je moet
zijn. waar vinden we dat? Artikel 8:6 en de bijlage. Zie artikel 4: Beroep bij College van
Beroep voor het bedrijfsleven: hierin staat Gezondheids-en welzijnswet voor dieren
genoemd. Met uitzondering van artikel 120b, niet het geval. Dus beroep bij CBB. Dus beroep
in eerste aanleg. Hier is dus niet bestuursrechter bij de rechtbank bevoegd, zoals hoofdregel
van artikel 8:6, maar bijzondere bestuursrechter in eerste en enige aanleg. Kan je in hoger
beroep? Je zit al bij de bijzondere bestuursrechter, ook een hoger beroepsrechter. Anders
2