Bestuursprocesrecht W4 2019-2020
Week 4 Toetsing, ex nunc en ex tunc, Feiten en bewijs
Literatuur
Bestuursrecht 2, Par. 6.2.4 (blz. 206-211), 6.4 (m.u.v. par. 6.4.4. en 6.4.5.) en 6.5 (blz. 238-
284 zonder blz. 245-258)
Jurisprudentie
ABRvS 4 juli 2005, ECLI:NL:RVS:2005:AT9534 (goede procesorde, nadere stukken)
Rechtbank Den Haag, 28-06-2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:7180, (ex tunc toetsing)
CRvB 6 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2843 (bewijs)
Leerdoelen: Na het volgen van het onderwijs van week 4 dient u te begrijpen, kunt u toepassen en in
context plaatsen:
- welke feiten, gronden en argumenten de rechter wel en niet in zijn uitspraak mag
betrekken;
- wat wordt verstaan onder de vrij-bewijsleer;
- hoe de rechter de bewijslast tussen partijen verdeelt;
- wat bedoeld wordt met ex nunc toetsing en ex tunc toetsing;
- wanneer de rechter ex tunc en wanneer hij ex nunc toetst;
- wat moet worden verstaan onder ‘goede procesorde’;
- wanneer sprake is van strijd met de goede procesorde;
- wat de rol van artikel 8:58 in relatie tot het leerstuk van de goede procesorde is;
Opdracht 1 Thuisopdracht
Deze opdracht wordt gezamenlijk tijdens de werkgroep gemaakt en hoeft dus niet thuis voorbereid te
worden. Thuis vast lezen scheelt tijd!
Herman Raceman heeft een kroeg in de oude binnenstad, genaamd “De Rooie Jordanees”. In de
kroeg ontstaan regelmatig vechtpartijen tussen de gasten. Als er op een gegeven moment door de
politie een wapen onder de toog aangetroffen wordt, besluit de burgemeester op 12 november 2016
op grond van artikel 3.24, aanhef en tweede lid van de APV de kroeg te sluiten, omdat de wijze van
bedrijfsvoering en het levensgedrag van Herman een gevaar voor de openbare orde vormen.
Herman maakt meteen bezwaar, maar de burgemeester verklaart het bezwaar van Herman
ongegrond. Het café van Herman is inmiddels gesloten. Herman stelt beroep in tegen het besluit van
de burgemeester. Twee weken voor de zitting stelt hij voor Zwarte Gerrit, een van zijn stamgasten,
als getuige te horen, omdat Zwarte Gerrit bereid is te verklaren dat het wapen niet van Herman was.
Primaire besluit: kroeg gesloten
Herman gaat in bezwaar.
Beslissing op bezwaar.
Herman gaat in beroep.
a. Dient de rechter aan dit verzoek voldoen?
Dus: moet aan het verzoek van Herman om Zwarte Gerrit te horen tijdens de zitting worden
voldaan?
Uit artikel 8:60 lid 4 Awb (afdeling 8.2.5: onderzoek ter zitting) blijkt, voor zover hier
relevant, dat partijen getuigen kunnen meebrengen, mits hiervan uiterlijk tien dagen voor de
1
, Bestuursprocesrecht W4 2019-2020
dag van de zitting aan de bestuursrechter en aan de andere partijen mededeling is gedaan,
met vermelding van namen en woonplaatsen.
Uit de casus blijkt dat Herman twee weken voor de zitting, dus dat is in ieder geval meer dan
tien dagen van te voren, voorstelt om een van zijn stamgasten als getuige te horen. Uit de
casus blijkt echter niet heel duidelijk aan wie Herman dit heeft voorgesteld, dus hij moet wel
alle partijen hiervan mededeling hebben gedaan.
Stel: acht dagen voor zitting met getuigen gekomen. Waarom nu zeggen dat het wel later
mag? Dit betreft een termijn van orde. Artikel 6:7 daarentegen bevat een termijn van
openbare orde. Dit wordt ambtshalve gehandhaafd en zijn ook strenge termijnen. De
termijnen van orde, dus om een goede procesgang te reguleren. Als een termijn moet
worden genegeerd voor goede procesgang, dan mag dat ook.
Dit betekent dan echter nog niet dat de rechter aan dit verzoek moet voldoen. Uit artikel
8:63 lid 2 Awb blijkt immers dat de bestuursrechter kan afzien van het horen van door een
partij meegebrachte of opgeroepen getuigen, indien hij van oordeel is dat dit redelijkerwijs
niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Dus als de rechter van oordeel is dat het
horen van Zwarte Gerrit niet bijdraagt aan de beoordeling van de zaak, dan hoeft de rechter
niet aan dit verzoek van Herman te voldoen. De bestuursrechter kan er nu misschien wel van
afzien, omdat het niet uitmaakt of het wapen van Herman is of niet. Er staan kan. De rechter
is dus niet verplicht indien hij denkt dat het niet zo veel toevoegt. Dan moet je ook denken
aan vrijbewijsleer. Rechter heeft enorme vrijheid. Mag waarde inschatten van een
verklaring.
8:58 gaat over nadere stukken. Getuigen vallen hier niet onder.
De rechter vernietigt uiteindelijk het bestreden besluit, omdat hij meent dat artikel 3:2 Awb
geschonden is. (= dus geen zorgvuldige voorbereiding van het besluit).
b. Mag Herman na deze uitspraak zijn café weer openen?
Besluit op 12 november: kroeg wordt gesloten wegens gevaar openbare orde.
Hier gaat Herman tegen in bezwaar.
Bezwaar wordt ongegrond verklaard door de burgemeester.
Hermen stelt beroep in tegen het besluit van de burgemeester.
Het bestreden besluit wordt vernietigd door de rechter. Dit is het besluit van de
burgemeester waar het bezwaar van Herman ongegrond mee wordt verklaard (en
waartegen hij dus beroep had ingesteld). Het is dus niet het besluit van de burgemeester
waarmee de kroeg was gesloten. Het besluit in primo is nog hetzelfde gebleven. Dit
betekent dus niet dat Herman zijn café weer mag openen.
Eventueel voorlopige voorziening dat café in tussentijd wel open kan. Maar in principe
bezwaar geen schorsende werking. Sluiting blijft staan. Soms kan rechter voorlopige
voorziening treffen, maar in dit geval niet waarschijnlijk.
Na enige tijd neemt de burgemeester een nieuw besluit, waarbij hij het besluit van 12 november
2016 herroept. Roderick Hoorn, die tegenover het café woont, is het met dit besluit niet eens. Hij
stelt daarom beroep in bij de rechtbank. In zijn beroepschrift voert hij aan dat het café wel degelijk
een gevaar vormt voor de openbare orde en dat er regelmatig, ook ’s nachts op straat, vechtpartijen
zijn.
12 dagen voor de zitting voert hij bovendien aan dat de kroeg een bedreiging vormt voor het woon-
en leefklimaat. Met betrekking tot dit punt legt hij een rapport over van een psycholoog, die
vaststelt dat de aanwezigheid van kroegen in de woonomgeving van kinderen negatieve effecten kan
hebben op de geestelijke ontwikkeling van kinderen.
2