Week 1: introductie interne markt & vrij verkeer van goederen
Kernpunten
1. Autonomie van het Unierecht
- Voorrang -> Costa/Enel
- Rechtstreekse werking -> van Gend en Loos (er geld ook geen relativiteitseis)
2. Prejudiciële vraagprocedure
- Dat de autonome rechtsorde ook enige mate van effectiviteit heeft gekregen
3. Positieve en negatieve integratie
Positieve integratie: ook wel harmonisatie. Dit wordt via secundaire wetgeving bewerkstelligt.
Hierdoor wordt nationale regelgeving vervangen.
- Hierbij werd het voorbeeld gegeven van de Tabaksreclamerichtlijn. Voor wetgeving is een
rechtsgrondslag nodig. In die zaak ging het om de vraag of de rechtsgrondslag inderdaad
art. 114 VWEU was, of dat het ging om de volksgezondheid en het verbod van art. 168 lid
5 VWEU gold.
- Hiervoor is een rechtsgrondslag nodig.
Negatieve integratie: de EU zegt in de Verdragen welke verboden er zijn. Er wordt gekeken of
maatregelen in strijd zijn met zo’n verbod.
- Hierbij gebruikten ze Cassis de Dijon.
- Verboden t.a.v. nationale fiscale maatregelen -> art. 30 en 101 VWEU
- Verboden t.a.v. nationale niet-fiscale maatregelen -> art. 34 en 35 VWEU
Verbod op discriminerende en protectionistische belastingen (artikel 110 VWEU)
A. Discriminerende belastingen
o Het gaat om gelijksoortige producten uit andere lidstaten. Of een product gelijksoortig is, kan
men beoordelen aan de hand van het productieproces of consumentenvoorkeuren.
Humblot (indirecte discriminatie)
Ondanks verschil in PK, werden de auto’s hier die werden belast wel als gelijksoortig
aangemerkt. Het had meer impact op de buitenlandse auto’s dan op de binnenlandse auto’s,
daarmee was het indirect discriminerend. Kon hier niet gerechtvaardigd worden.
Outoukoumpou (directe discriminatie)
Werd belasting op elektriciteit geheven. Buitenlandse producenten kregen een soort
middentarief, omdat het moeilijk was om tarief zo te bepalen. Volgens het Hof werd direct
onderscheid gemaakt en dat het moeilijk was om opwekking van elektriciteit te achterhalen,
was geen goede grond daarvoor. Rechtvaardigen bij directe discriminatie niet mogelijk. Als
het gaat om differentiatie, dan is objectief rechtvaardigen wel mogelijk.
Wordt over de ingevoerde producten meer belasting geheven, of komen uitkeringen enkel
aan nationale producenten ten goede? Dan is er sprake van een verbod op grond van art.
110 VWEU
Is sprake van differentiatie op objectieve gronden die verenigbaar zijn met de
doelstellingen van het Europees recht, dan is dat toegestaan.
B. Protectionistische belastingen
o Gaat om producten die niet gelijksoortig zijn, maar wel met elkaar concurreren.
- Concurrentie bepalen:
a. Kijk naar productkarakteristieken en productieprocessen
b. Kijk naar consumentenvoorkeuren.
c. Het hoeft dus niet hetzelfde te zijn, zo lang het maar concurreert.
Wees niet bang om te zeggen dat je meer informatie nodig hebt om dit te beantwoorden.
Commissie vs. VK: bier en wijn zijn bijvoorbeeld niet gelijksoortig, maar kunnen wel
concurreren. Voor de meerderheid is het niet inwisselbaar. Lastig om vast te stellen wat een
redelijke belastingheffing zou zijn, want volgens alle methodes is de belasting op wijn hoger
dan op bier. Het heeft dus een beschermende werking ten opzichte van bierproducenten.
C. Is een objectieve rechtvaardiging mogelijk?
o Outoukumpu: vergelijkbaar met cassis, niet-economische doelstellingen van algemeen
belang. (In die rechtvaardiging moet geen discriminatoir karakter verstopt zitten)
,Maatregel gelijke werking (art. 34 VWEU)
1. Is er een grensoverschrijdend effect?
o Is art. 34 VWEU wel van toepassing?
2. Is er sprake van rechtstreekse werking?
o Kan eiser zich erop beroepen?
o Schmidberger: Het artikel heeft verticale rechtstreekse werking, dus het kan worden
ingeroepen tegen nalaten van de overheid (ondanks dat de termen misschien vaag zijn).
o Geen horizontale rechtstreekse werking!
3. Is er een beperking?
o Is er een maatregel van gelijke werking – is er een beperking van vrij verkeer van goederen?
o Dassonville: uitleg wat een MGW is. Discriminatie is niet vereist, als een maatregel
belemmert, is het al een maatregel van gelijke werking. De definitie is dus erg breed.
o Cassis de Dijon: verduidelijking MGW. Dit staat als extra rechtvaardigingsgrond naast art. 36
VWEU. In deze casus bijvoorbeeld was een minimumpercentage een MGW, want alle
producteisen aan een product die rechtmatig op de markt zijn gebracht in een andere lidstaat,
zijn MGW’s. Dit komt door wederzijdse erkenning. Als men dat niet doet, dan is dat een
MGW. Rechtvaardiging hiervan kan middels een dwingende reden van algemeen belang
(volksgezondheid, consument, milieu, de niet-economische doelstellingen). Dus nodig voor
rechtvaardiging: dwingende reden algemeen belang en noodzakelijke regel en moet geen
sprake zijn van harmonisatie.
o Krantz: als iets te indirect en onzeker is, is het geen MGW.
o Keck en Mithouard: producteisen zijn MGW’s. Verkoopmodaliteiten niet.
- Een verkoopmodaliteit is een regel die betrekking heeft op de omstandigheden waaronder
het product wordt verkocht. Het gaat dus niet over de inhoud van het product, maar op de
manier waarop het wordt verkocht.
- Als sprake is van zo’n verkoopmodaliteit, dan heeft zo’n regel geen invloed op de
markttoegang, mits:
a. Het geldt voor alle handelsdeelnemers (dus niet discrimineert)(welke type sector
reguleert de maatregel?)(Denk aan voorbeeld werkgroep met de diepvriespizza’s en
normale pizza’s. De verkopers met diepvriespizza’s moeten ook aan de hygiëne eisen
voldoen, maar voor hen wordt het juist moeilijker om te voldoen aan de eis, omdat zij
die bepaalde dingen niet nodig heeft. Het is onduidelijk of dit nou een
verkoopmodaliteit is, of juist niet, omdat de maatregel eigenlijk op alle
marktdeelnemers van toepassing is – maar dat niet zo zou mogen zijn. Het gevolg is
hier juist dat je die minder makkelijk kunt verkopen, dus wel invloed op de handel.
Hoe je het beredeneert, maakt niet heel veel uit. Zo lang je maar uitlegt waarom je
beantwoordt onder Keck. Beredeneren vanuit de markttoegangstoets is nog beter,
want dat wordt moeilijker voor deze partij).
b. Rechtens (direct) en feitelijk (indirect) niet discrimineert.
- Indien het wel discrimineert, dan valt het alsnog onder art. 34 VWEU.
o Italiaanse aanhangwagens: hier ging het om gebruiksverboden, daarvoor wordt een nieuwe
toetst geïntroduceerd. Als de regel de markttoegang belemmert, dan is het een MGW. Bij een
gebruiksverbod kun je het wel kopen, maar net gebruiken (dus wordt het waarschijnlijk niet
gekocht). Hierbij geldt echter wel een soepele evenredigheidstoets, sommige mensen vonden
dat dit geen MGW is en daarom een soort compromis.
4. Kan de beperking gerechtvaardigd worden?
o Criteria art. 36 VWEU
1. Moet sprake zijn van een rechtvaardigingsgrond uit art. 36 VWEU;
o Om de kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking te rechtvaardigen
2. Geen willekeurige discriminatie of verkapte handelsbeperking;
3. Impliciet: geen harmonisatie t.a.v. rechtvaardigingsgrond
4. Impliciet: evenredigheid
a. Geschikt;
, b. Noodzakelijk
5. Geen schending van fundamentele rechten in de maatregel
Criteria cassis-rechtvaardiging
1. Een dwingende reden van algemeen belang
o Voor de kwantitatieve beperking of maatregel van gelijke werking)
2. Geen directe discriminatie (zonder onderscheid van toepassing)
3. Geen harmonisatie t.a.v. de dwingende reden (die er is voor het onderscheid)
4. Evenredigheid
a. De regel moet geschikt zijn;
b. De regel moet noodzakelijk zijn;
5. Geen schending van fundamentele rechten (Familiapress r.o. 24)