Diagnostiek Colleges + aanvulling vanuit
literatuur
Instructiecollege
Cursus = online
- Instructievideo’s
- Interactieve colleges via zoom (6 weken, 2x per week)
- Werkgroepen via zoom (4x)
o Verplicht aanwezig
- Tentamen testvision met proctoring
o 60x meerkeuze vragen: max 75 minuten
o Casusopdracht: 6 open vragen : max 60 minuten
o Per week oefenvragen beschikbaar
- Casus Miran
o Elke dinsdag een opdracht
o Vrijdag toelichting + oefenen
o Elke dinsdag erop om 9 uur opdracht inleveren
o Totaal 6 opdrachten
Diagnostiek
- Een van de kerntaken van orthopedagoog
- Vormt basis voor behandeling, begeleiding, ondersteuning
- Vak vormt ingangseis voor master
Thema
- Wetenschappelijke fundering: college 1 tm 3a
- Context thuis 3b
- Context school 4a
- Forensisch werkveld 4b en 5a
- Persoonlijkheid 5b
- Intelligentie 6a
- Interculturele diagnostiek 6b
- 7a = collegevrij (nadenken stof)
- 7b = responsie
,College 1A
Grieks
Dia = uit elkaar halen
Gignoskein = begrijpen, te weten komen
Diagnostiek = kunnen onderscheiden van beelden
Woordenboek
di·ag·no·se(de;v;meervoud:diagnosen,diagnoses)1 vaststelling(bv. van een ziekte) op
grond van verschijnselen
Psychodiagnostiek
‘Al het verwerven en verwerken van informatie ter onderbouwing van besluiten die in het
hulpverleningsproces genomen dienen te worden, hetzij in de vorm van screening, gericht
onderzoek, monitoring of evaluatie. Het gaat om het verkrijgen van een (voor dat moment)
voldoende compleet, uniek en gedetailleerd beeld van de problematiek van de hulpvrager(s)
en zijn/hun situatie met het oog op gefundeerde advisering en probleemoplossing.’
Psychodiagnostiek
Legt de nadruk op het individu
Diagnostiek als classificatie of als uitspraak (is niet altijd een label, dus binnen
orthopedagogiek wordt het breder opgevat)
Diagnostiek als diagnostisch onderzoek en/of als hulpverlening
(Psycho) diagnostiek als de praktijk en/of de leer
Componenten van diagnostiek als leer
Ter laak 2011: diagnostiek heeft iets van een kameleon: er zitten veel kanten aan
1. Testleer
Ook wel psychometrie genoemd, de leer van het meten
o Omvat statistische en methodologische kennis voor keuze van instrumenten
en
Centrale begrippen: betrouwbaarheid, validiteit, normering
Pas als we iets weten over de verdeling van kenmerken in een populatie en hoe we
die kunnen vaststellen bij één persoon kunnen we aangeven of de score van die
persoon afwijkend of problematisch is
Casus Miran: Toetsingscriteria en aannemen/verwerpen hypothesen
, 2. Theorieën en concepten
Omvat theorieën over individuele verschillen tussen personen en omgevingen en
over de ontwikkeling van personen
Centrale begrippen: eigenschappen, kenmerken, gedragingen, belevingen,
ontwikkeling, individu, omgeving
Geven ons een kader om te kijken naar een persoon en diens omgeving en een basis
voor het ontwikkelen van meetinstrumenten
Casus Miran: hier nodig in fases: Hypothesevorming en conclusie
3. Meetinstrumenten
- Omvat alle methoden om iets te weten te komen over een persoon en/of diens
omgeving
o Observatietechnieken, vragenlijsten, interviews, testen
Centrale begrippen: items, vragen, opdrachten, observatie categorieën,
Schaalconstructie
Middelen om kenmerken of gedragingen van een persoon weer te geven in een getal
en te kunnen interpreteren, zodat we een diagnose kunnen stellen
Casus Miran: Operationalisatie
4. Diagnostisch proces
Omvat alle fasen die worden doorlopen in een diagnostisch proces
Er zijn normatieve modellen of procedures die voorschrijven welke stappen hierbij in
welke volgorde moeten worden genomen
Van aanmelding tot advies
Centrale begrippen: regulatieve cyclus, empirische cyclus, NVO-richtlijnen
Je doet als diagnosticus niet zomaar iets, je volgt een vaststaande procedure, die
navolgbaar is voor cliënten en collega’s
Het diagnostisch proces is een soort paraplu. Je bent als diagnosticus bezig met het
diagnostisch proces, maar om dat goed te kunnen doen moet je kennis hebben van:
- Theorie
- Psychometrie
- Instrumenten
Kwaliteitsbewaking
1. Testleer
2. Theorieën en concepten
3. Meetinstrumenten
1 tm 3 = COTAN
4. Diagnostisch proces = NVO-richtlijnen
Verschillende typen vragen in de praktijk
1. Hoe ervaren alle betrokkenen het gedrag van het kind?
2. Wat is er aan de hand met het kind? Waaruit bestaat het probleem?
3. Waarom zijn deze problemen met dit kind er nu? Hoe komt het? Wat zijn de oorzaken
van de problematische situatie?