Nederlands Dautzenberg
P3: Historische achtergrond (500-1500)
Feodale stelsel / leenstelsel = de koning (leenheer) gaf grote delen van het
rijk in leen aan leden van de adel (leenmannen).
o Tegenprestatie: leenmannen/ vazallen beloofden trouw aan koning en
hielpen ze hem het rijk te verdedigen tegen vijanden.
Frankische rijk geen centraal geregeerde staat, onafhankelijke staatjes.
Vroege middeleeuwen (500-1000): eeuwen waarin de primitieve
Germanen een nieuwe beschaving opbouwde. Bekering van Franken speelden
een belangrijke rol.
o Theocentrisch = vanwege invloed van het christendom op samenleving
wordt middeleeuwse cultuur genoemd (1e hoofdkenmerk).
o Standen: 1- priesters (geestelijke macht) , 2- adel (wereldse macht) ->
ridderlijke karakter (2de hoofdkenmerk) -> alles gericht op adel of de
kerk (onderwijs, kunst, wetgeving etc).
o Alleen priesters konden lezen en schrijven en hadden onderwijs in
handen
Hoge middeleeuwen (1000-1300):
o Eerste steden in West-Europa ontstonden
o 3de stand ontstond; stedelijke burgerij
o Gotische kathedralen en eerste universiteiten
o Begin literatuurgeschiedenis
Late middeleeuwen (1300-1500):
o Burgerij steeds machtiger
o 3de hoofdkenmerk: het burgerlijke
o Leenstelsel verdween -> ‘nationale staat’ ontstond langzaam
P4: Beeldende kunst en muziek
Kunst ook theocentrisch: mens te wijzen op het goddelijke en bewust maken
van de vergankelijkheid van het aardse leven.
o Oudste kathedralen gebouwd in Romaanse stijl (950-1200)
- Kenmerken:
Ronde bogen, massieve muren, kleine vensters, zware
steunberen, sober.
- Schilderkunst: wandschilderingen in kerken en uit miniaturen
(illustraties in boeken).
o Gotische kathedralen (1150-1500)
- Kenmerken:
Hoge spitse bogen en gewelven, grote ramen, luchtbogen,
rijk gedecoreerd.
- Schilderkunst: grote schilderijen
Schilders uit Nederland: ‘Vlaamse primitieven’->
onrealistische karakter schilderijen.
Niet bekommeren om perspectief, juiste anatomie,
historische juistheid van tafereel.
Ridderlijke:
, o Bouwen van kastelen, schilderkunst: uitbeelden dappere (vrome)
ridders
Burgerlijke:
o Gotische stadshuizen, gilden bouwden, ‘gildehuizen’, rijke kooplieden,
portret van gezin.
Officiële kerkelijke muziek: gregoriaans (naar paus Gregorius de Grote)
o Eenstemmige vocale muziek, zonder instrumentale begeleiding
o Meerstemmige in 1325 door paus verboden
o Muziek werd oorspronkelijk mondeling overgeleverd, maar in 11 e eeuw
steeds meer notenbalken gebruikt.
o Hoge middeleeuwen: Guillaume de Machaut (componist)
o Late middeleeuwen: muziek beheerst door Nederlandse /
Bourgondische Scholen
- Henegouwer: Josquin des Près
P5: literatuur en taal
Tot eind 11e eeuw in Latijn, taal van geleerden (priesters)
o Daarnaast literatuur in volkstalen, mondeling
o Vanaf einde 11e eeuw teksten in volkstalen op te schrijven -> West-
Europese literatuurgeschiedenis begint ongeveer 1100.
Literatuur 12e/13e eeuw ridderlijk en theocentrisch
o Bvb: ridderromans, heiligenleven
Einde 13e eeuw didactische literatuur (leerzaam)
Middeleeuwse letterkunde bedoelt om te beluisteren -> poëzie (makkelijker
van buiten te leren)
o Troubadours = schrijvers / componisten. Ter horen gebracht door
jongleurs / minstrelen (trokken rond en deelden verhalen).
Handschriften: (nog geen boekdrukkunst), door klosstermonniken op
bestelling vervaardigd, prachtig.
Einde middeleeuwen door boekdrukkunst boeken tamelijk goedkoop -> proza
Wiegendrukken / incunabelen = boeken gedrukt van 1450 – 1500
o Drukletter nabootsing schrijfletter, initialen bijtekenen, naam erbij
zetten
o Middeleeuwse teksten behoorden namelijk tot de hele gemeenschap en
niet als het geestelijke eigendom van een individu -> hele
middeleeuwse literatuur ‘gemeenschapskunst’ (plagiaat bestond niet,
overschrijven mocht)
Geen eenheidstaal zoals Algemeen Beschaafd Nederlands -> schrijven in
dialect = Diets; overkoepelende term voor de verschillende dialecten,
wetenschappelijke benaming: Middelnederlands.
o Probleem: geen uniforme spelling