Theory III,
Theory in Practice
Hoorcolleges Theorie III
Week 1
Introduction
Theory III:
Gericht op de tijd na de Tweede Wereldoorlog.
- Theorie is gericht op het onderste gedeelte van een ijsberg (het gedeelte dat je niet ziet).
o Hoe dit gedeelte eruit ziet (de tekst).
Korte samenvatting Theorie II:
Reverse engineering:
- Van historiografische tekst naar zijn componenten (details).
- Overweeg de tekst als een antwoordt op je vraag.
o Maar worden niet altijd vragen gegeven, dus moet je antwoorden herleiden naar de
vragen, reconstrueren van de vraag.
o Vertaling reverse engineering = omgekeerde techniek.
De vier vragen: De onderliggende assumpties:
1. Wat is geschiedenis? (nature) Tyché -> fortune.
o Elke historicus jong of oud - About inquiry (onderzoek), maar dit ontwikkelt door
heeft een idee van de tijd heen. (Grieken hadden andere notie dan wij nu
geschiedenis. van geschiedenis).
o Wat doen de historici?
2. What is it about? (object)
Fortuna, Divine, providence.
o Wat bestuderen historici?
- Proberen uit te leggen aan de hand van fortune.
o Dit is in het geval van de oude Grieken ->
Herodotus.
- Voor Herodotus ging geschiedenis over menselijke
acties, maar hier werd weer op voortgeborduurd.
o Veranderde ook door de tijd heen.
3. How does it proceed? (method) Human action, General laws.
o Methode verschilt per historicus.
o Maar meer abstract (Collingwood
etc.) Logic of the method is
abduction -> formulation of
hypothesis to the best explanation.
, 4. What is it for? (aim/doel) Idealisme/realisme.
o Herodotus schreef voor
oneindigheid.
o History is a necessary condition for
human life -> not useless zoals veel
mensen denken.
- Alle mensen denken over geschiedenis, maar historici zijn erin gespecialiseerd.
Alle historici die geschiedenis schrijven hebben antwoorden op deze vragen, maar deze antwoorden
zijn impliciet (als vanzelfsprekend voor hen), ze noemen ze niet, dus moet je ‘reverse engineering’
gebruiken om tot antwoorden te komen .
De onderliggende lagen van teksten bestuderen is belangrijk en dat is wat in Theorie wordt
gedaan.
The elements of thought, van critical thinking:
- Alle elementen zijn gerelateerd aan elkaar.
- Je kan het kompas van alle kanten benaderen.
- De elementen zijn:
o Point of view, purpose, concepts, question, information, interpretation, assumptions,
implications.
o Je analyse is alleen compleet als je al deze acht elementen hebt behandeld.
- De kompas is toepasbaar op alle vormen van kennis i.e. het denken van anderen en jouw
eigen denken.
- In geschiedenis is het toepasbaar op bronnen, historiografie en je eigen denken.
o Altijd afvragen welke assumpties (etc.) worden gemaakt bij het lezen van een tekst.
Question 1:
Als je van het point of view van het kompas kijkt, hoe ontwikkelt historical thought door de tijd heen?
(Van Herodotus tot nu).
- Het leidt tot verschillende conclusies, bijvoorbeeld de verandering van concepten.
- Door de tijd heen veranderen mentaliteiten en prioriteiten van mensen, de doelen en
perspectieven op onderwerpen veranderen (dus point of view verandert). De informatie blijft
hetzelfde, maar er ontstaan nieuwe vragen.
- Daag assumpties uit.
o Kritisch kijken naar het werk van andere historici, en de focus ligt hier op hun
assumpties. Deze assumpties worden dus kritisch bekeken en hier kunnen nieuwe
interpretaties uit voort komen.
Krijg grip op de onderliggende assumpties van een paradigma zodat je je
eigen point of view, purpose en questions kan ontwikkelen.
- Wat zijn de logische stappen die gemaakt worden in de ontwikkeling van historisch denken?
o Dat de bronnen belangrijker worden, en persoonlijke bias steeds minder belangrijk
wordt.
, Dus de element of information wordt belangrijker.
Cruciaal is het stellen van ‘clever questions!’
- Wat is een ‘clever question’?
o Voorbeeld van Holmes.
Gregory (Scotland Yard detective): “Is there any other point to which you
would wish to draw my attention?”
Holmes: “To the curious incident of the dog in the night-time.”
Gregory: “The dog did nothing in the night-time.”
Holmes: “That was the curious incident.”
o Wat is een de slimme vraag?
Colombo techniek -> je kijkt naar bepaalde punten die niet logisch zijn, en
stelt daar vragen over. Dit kan weer nieuw licht werpen op (in Holmes geval)
een zaak.
Voor Gegory het blaffen van de hond geeft geen informatie, maar voor
Holmes is het niet blaffen van de hond een belangrijk punt.
Want een hond blaft niet naar mensen die hij kent, dus degene die
de misdaad heeft gepleegd was waarschijnlijk iemand die de hond
kent.
o Is de assumptie van Holmes, maar ook deze assumptie kan
weer bekritiseert worden, want misschien kon de hond wel
niet blaffen om een één of andere reden.
- In het geval van bronnen -> veel bronnen waren al heel lang beschikbaar, maar zijn nooit
gebruikt, zijn nooit slimme vragen over gesteld.
o Dus voortuitgang in geschiedenis heeft te maken met het stellen van slimme vragen.
De conclusie van deze ronde is:
Om je eigen vragen te stellen als een historicus moet je de vragen begrijpen die andere historici
hebben gesteld. Reflecteer op een kritische manier op het ‘probleemveld’ i.e. om vast te stellen,
analyseren, en de sterkte van historisch onderzoek en schrijven kritisch te evalueren.
De functie van theory in practice:
- Help historici om vast te stellen, analyseren en kritisch evalueren van de onderliggende
assumpties van historisch onderzoek en schrijven.
o Wat is de assumptie!?
o Van interpretatie tot informatie, kan je altijd een assumptie vinden.
o Alle assumpties kunnen worden uitgedaagd.
Ginzburg, The Cheese and the Wurms:
The Cosmos of a Miller in the sixteenth century:
- De molenaar beweerde in zijn dorp dat er een nieuwe kosmos was, die van de kaas en de
wormen. Dit wilde de kerk en priesters niet horen dus hij werd gevangengenomen.
- Ginzburg reconstrueerde deze kosmos van de molenaar.
, Toepassing van de elements of thought:
- Purpose van Ginzburg is: hij wilde over ‘normal people’ schrijven.
- Question: hoe zag het alledaagse leven eruit? Hoe kijken normale mensen naar de wereld?
- Information: is afkomstig uit bewijsmateriaal/bronnen. Bijvoorbeeld de ‘trial documents’ van
Mennochio’s marteling/terechtstelling, hier staan de antwoorden van de molenaar
beschreven over zijn beeld van de wereld.
o Ginzburg was erg geïnteresseerd in het leven van normale mensen, maar hier is een
gebrek aan bronnen.
Hij begon dus de informatie op een andere manier te gebruiken.
- Interpretation: de molenaar had een beeld van de kosmos en dit bestaat uit de cheese and
the worms, niet uit God.
- Concept: is microgeschiedenis/microhistory.
- Assumpties van Ginzburg:
o Eén was dat de molenaar representatief was voor een hele cultuur/ hele populatie.
o Als je gemarteld was, dat je precies zegt wat je gelooft.
o Niet alleen de molenaar is representatief voor de populatie, maar ook wat hij gelooft
is een product van lange traditie.
- Implicaties:
o Veel Italianen identificeren zich met Menocchio (de molenaar), hij wordt gezien als
held.
o Opent een nieuw veld van cultureel historiografie, microgeschiedenis -> nieuwe
vorm van culturele geschiedenis.
Ginzburg’s method = abduction:
- Hij denkt over de wereld na in clues (aanwijzingen).
o Abduction (onttrekking) van informatie.
De verassende informatie is geobserveerd.
- In zijn artikel over clues behandelt hij drie voorbeelden:
o Morelli, Freud en Sherlock Holmes.
Zijn ‘clever question’ was, met betrekking tot de cheese and the worms (menocchio):
- Wat was de wereld van ideeën van normale mensen in de zestiende eeuw.
Maar hoe doet hij het/ wat is de logic van zijn denken:
- Morellian method.
o Toen Morelli gevraagd werd, is dit een echte Da Vinci of Michelangelo, keek hij naar
de details die de schilders onderscheiden van anderen.
Dit is ook typisch voor Sherlock Holmes.
You go from particular instances to a hypothesis.
In het geval van Freud, laten bepaalde woorden je onderbewustzijn zien.
o Deze manier van redenering heet Abduction.
- Was is typisch aan abduction van information is:
o The surprising information I has been observed.
o Als hypothese H waar is, dan volg ik.
Dus: H is waarschijnlijk waar (hypothesis).
Als dit schilderij geschilderd is door Da Vinci, dan is het logisch dat de neus zo is geschilderd.