GASTVRIJHEID WERELDWIJD SAMENVATTING
HOOFDSTUK | 1 CULTUUR, COMMUNICATIE EN WERELDBURGERSCHAP
1.1 Cultuur: zichtbaar en onzichtbaar
In cultuur ga je van direct waarneembare zaken (buitenste laag van de ui) naar de onzichtbare of
abstracte zaken (binnenste laag van de ui).
1. Tastbare zaken (buitenste laag)
2. Normen en waarden
3. Basiswaarden (diepste laag)
1. De buitenste laag van een cultuur gaan over tastbare zaken. Deze zaken zijn eenvoudig waar te
nemen en zijn handig om te weten.
2. De tweede laag gaan over de normen en waarden. Deze kunnen geschreven of ongeschreven
zijn. Normen gaan over de manier van doen van iemand volgens algemene opvattingen die geldt
als normaal. Waarden zeggen iets over wat je goed of juist vindt. Normen en waarden zijn lastig om
waar te nemen, maar met inspanning en observatie kan je ze herkennen.
3. De diepste laag zijn de basiswaarden. De basiswaarden zijn abstract en onzichtbaar. Het is voor
iedereen anders.
1.2 Definitie van cultuur
Cultuur: is de collectieve mentale programmering die de leden van een groep onderscheidt van
die van andere groepen.
1.3 Culturele programmering
Cultuur is aangeleerd. Cultuurdeskundige Geert Hofsteden noemt dan programmering. Dit gebeurt
via opvoeding, socialisatie, normen en waarden en waarneming. Een groot deel van programmering
gebeurt via je opvoeding. Sommige dingen leer je door socialisatie, door met anderen om te gaan.
Een deel van de programmering, gebeurt via de waarneming.
Er zijn drie niveaus van programmering:
1. Individu. Als individu kies je ergens voor (bijvoorbeeld dat je niet met stokjes eet).
2. Cultuur. Je culturele programmering zorgt ervoor dat je een beslissing neemt (bijvoorbeeld
om met je handen te eten of juist met stokjes).
3. Menselijke natuur. Dit is een aangeboren gedragspatroon dat kenmerkend is voor de mens
(bijvoorbeeld na dagenlang niks te eten, iets met je handen willen eten).
1.4 Cultuur en subculturen
Er zijn veel subgroepen of -culturen waar je bij hoort. Mogelijke subculturen kunnen zijn:
werelddeel, land, etnische cultuur, regio, stad of platteland, geloof, sociale klasse, geslacht, leeftijd,
beroep, hobby, bedrijfscultuur.
1.5 Interculturele communicatie
Communicatie is het uitwisselen van informatie. De informatie wordt overgebracht door een kanaal
dat het medium voor communicatie is.
Bij mondelinge communicatie is het medium de lucht en ruimte tussen de personen.
Bij geschreven communicatie is het medium het papier.
Bij online communicatie is het medium het internet.
Het totale communicatieproces is een doorgaand en rondgaand proces.
Interculturele communicatie is de communicatie tussen zenders en ontvangers uit verschillende
culturen. Goede interculturele communicatie vereist interculturele competentie, aangezien cultuur
effect heeft op ieder onderdeel van het communicatiemodel. Het communicatiemodel ziet er als
volgt uit:
context
vervormd door culturele ruis
ontvanger
decoderen
kanaal
boodschap
coderen
bron
xa
feedback
,1.6 Communicatieruis
Soms worden misverstanden veroorzaakt door iets wat we ‘ruis’ in de communicatie noemen. Ruis
is alles wat een boodschap verstoort of blokkeert, wat de ontvanger afleidt of wat ervoor zorgt dat
de boodschap niet begrepen wordt. Dit kan externe, interne of culturele ruis zijn.
Externe of fysieke ruis is een verstoring vanuit de omgeving. Het zorgt ervoor dat de ontvanger je
moeilijker zal begrijpen.
Interne of psychologische ruis omvat emoties, zorgen of persoonlijke vooroordelen die je ervan
weerhouden echt aandacht te hebben voor wat wordt gecommuniceerd. Persoonlijke vooroordelen
kunnen ook het communicatieproces ernstig verstoren.
Culturele ruis ontstaat wanneer verschillen in culturele programmering de boodschap beïnvloeden.
1.7 Het TOPOI-model, een interventie bij culturele ruis
Het TOPOI-model onderscheidt vijf gebieden in de communicatie waar we eventuele misverstanden
kunnen achterhalen. TOPOI staat voor Taal, Ordening, Personen, Organisatie, Inzet. Je gebruikt dit
model als checklist om te reflecteren op een misverstand. Je stelt dan de drie sleutelvragen voor
interventie:
1. Wat is mijn aandeel in het misverstand?
2. Wat is het aandeel van de ander in het misverstand?
3. Wat is de invloed van de sociale omgeving, de normen, waarden en heersende
opvattingen?
T voor Taal: Het gaat over betekenis, het taalaspect van communicatie, verbaal en non-verbaal.
Verbale taal heeft duidelijke vastgelegde betekenissen, die je kunt opzoeken in een woordenboek.
Non-verbale taal is niet formeel vastgelegd in woordenboeken en kan behoorlijk verschillen in
betekenis en interpretatie, zeker tussen verschillende culturen.
O voor Ordening: Het gaat over de zienswijze van elk van de deelnemers. Wat is ieders kijk, wat zijn
de waarden en normen, hoe organiseert men zijn eigen werkelijkheid?
P voor Personen: Het gaat over het relationele gedeelte van het gesprek. De relatie kan de
betekenis van wat wordt gezegd bepalen of veranderen. Relaties kunnen symmetrisch of
complementair zijn.
Symmetrische relaties zijn relaties tussen gelijken (denk aan broers en zussen, partners,
klasgenoten, teamleden, collega’s).
Complementaire relaties zijn relaties tussen mensen waarbij en verschil in autoriteit bestaat
(ouders en kinderen, teamleiders en teamleden).
O van Organisatie: Het gaat over de sociale en professionele context van het communicatieproces.
Organisatiestructuren waarmee we niet vertrouwd zijn kunnen de oorzaak zijn van misverstanden.
I van Inzet: Het gaat over het doel van het gesprek. Wat zijn de bedoelingen, behoeften en
motieven van de deelnemers?
1.8 Wereldburgerschap
De Verenigde Naties lanceerden in 2012 hun ‘Global Education First Initiative (GEFI), werd het
stimuleren van wereldburgerschap, samen met gendergelijkheid, een van hun belangrijkste doelen
in het onderwijs op basisscholen, middelbare scholen en in het hoger onderwijs.
1.8.1 Definitie
Wereldburgerschap: Een bewustzijn dat zich uitstrekt tot buiten de grenzen van de lokale of
nationale gemeenschap, inzicht in internationale ontwikkelingen, empathie met en respect voor
mensen uit andere delen van de wereld, reflectie op de vele verbanden tussen de persoonlijke
situatie en de omstandigheden elders, en de bereidheid daar conclusies aan te verbinden.
Het gaat erom dat je weet wat er speelt in andere delen van de wereld.
1.8.2 Onderwijs in wereldburgerschap
Wereldburgerschap wordt in steeds meer landen als vak op basis- en middelbare scholen gegeven.
Dit kan ook verwerkt zijn in vakken als aardrijkskunde, geschiedenis, maatschappijleer, cultuur of
de talen.
1.8.3 Wereldburgerschapscompetenties
Er zijn verschillende manieren om wereldburgerschap te benaderen. Ze hebben de volgende
competenties gemeen:
Een attitude om groepsidentiteit en meerdere identiteiten te begrijpen.
, Kennis en cognitieve vaardigheden ten aanzien van mondiale zaken en universele waarden,
kritisch en creatief kunnen denken over globale, regionale, nationale en lokale zaken en de
verbanden hiertussen zien. Overzicht hebben over meerdere invalshoeken.
Niet-cognitieve vaardigheden en gedrag: sociale vaardigheden, communicatieve
vaardigheden en talent voor netwerken.
Het vermogen om in samenwerking met anderen te handelen voor het gezamenlijke belang
op lokaal, nationaal en globaal niveau om een vrediger en duurzamer wereld tot stand te
brengen.
1.8.4 Waar komt het in de praktijk op neer?
Een wereldburgerschapshouding omvat het begrijpen van meerdere identiteitsniveaus.
Als het gaat om kennis van mondiale zaken, kunnen studenten deelnemen aan dialogen over
universele waarden, zoals rechtvaardigheid, gelijkheid, waardigheid en respect. Ze kunnen allerlei
mondiale onderwerpen bestuderen door middel van projecten met studenten uit andere landen.
Wereldburgerschapsonderwijs zorgt er ook voor dat de ontwikkeling van hun sociale en
communicatieve vaardigheden en hun talent voor netwerken gestimuleerd worden. Ze leren beter
om samen te werken voor het gezamenlijke belang, wereldvrede en duurzaamheid, op lokaal,
nationaal en mondiaal niveau.