Praktisch Burgerlijk Procesrecht
Prof. Mr. Dr. C. Phillips
Mr. J.P.H. Timmermans
Mr. N.H.P.G. Sommers
Noordhoff 5e druk
Hoofdstukken 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 11, 12
, Hoofdstuk 1 kennismaking
Materieel en formeel burgerlijk recht
Materieel burgerlijk recht
- Omvat inhoudelijke rechten en plichten; rechtsregels om situaties,
rechtsverhoudingen en handelingen juridisch te definiëren en te kwalificeren. Welke
rechten en plichten iemand heeft als hij wat koopt, zijn aspecten van materieel recht.
Voorbeelden zijn art 7:18 lid 2 BW en art 7:21 lid 1 sub b en c BW.
Formeel burgerlijk recht
- Geeft antwoord op de vraag volgens welke procedureregels deze rechten en plichten
kunnen worden geeffectueerd. Hoe kunnen de materiele rechtsregels worden
afgedwongen bij de rechter? welke spelregels zijn er?
Functies van burgerlijk procesrecht
- Het handhaven en beïnvloeden van materiele burgerlijke rechten en plichten
- Het voorkomen van een gerechtelijke procedure
- Het voorkomen van eigenrichting
1. Het burgerlijk procesrecht verschaft een persoon bepaalde middelen om zijn
burgerlijke rechten en plichten te realiseren en te beïnvloeden.
- Effectueren (vb.: art 3:296 BW)
- Vaststellen (vb.: art 3:27 lid 1 BW)
- Tot stand brengen (vb.: art 1:207 lid 1 BW)
- Wijzigen (vb.: art 3:54 lid 2 BW)
- Beëindigen (vb.: art 5:79 BW)
2. Voorkomen van een gerechtelijke procedure
De tweede functie heeft een preventiefunctie. De middelen die het burgerlijk
procesrecht biedt, zoals instellen van een vordering, kunnen een preventieve werking
hebben.
3. Voorkomen van eigenrichting
Eigenrichting houdt in dat een persoon zelf en met eigen middelen zijn recht gaat
halen zonder hulp van de overheid en zonder dat hem daartoe een wettelijke
bevoegdheid is gegeven (oog om oog, tand om tand, wordt voorkomen).
,Bronnen van burgerlijk procesrecht
1. Wetgeving
- Rv of wet RO
2. Internationale regelgeving
- EEX-Verordening (nr. 1215/2012, betreffende de rechtelijke bevoegdheid, de
erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en
handelszaken/herschikking)
- EG-Bewijsverordening (nr. 1206/2001, betreffende de samenwerking tussen de
gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en
handelszaken)
- EG-Betekeningsverordening (nr. 1393/2007, inzake de betekening en kennisgeving in
de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in
handelszaken
- EVRM (doel: het bereiken van een grotere eenheid tussen de lidstaten door het
handhaven en verder verwezenlijken van de rechten van de mens en de
fundamentele vrijheden, zie art 6 EVRM, vooral van belang in NL)
3. Jurisprudentie
Algemene uitgangspunten
1. Recht op rechtspraak en rechtsbijstand
- Iedereen moet het geschil voorleggen aan de overheidsrechter en eenieder heeft
recht op juridische bijstand in een procedure (art 17, 18 en 112 GW).
2. Onafhankelijke en onpartijdige rechter
- De rechter is geen verantwoording verschuldigd aan de overheid of collega-rechters.
Verder houdt onpartijdigheid in dat de rechter oordeelt zonder zich te laten leiden
door de personen van de procespartijen (objectief en onbevooroordeeld oordelen).
Als er twijfel aan de onpartijdigheid is, kan de partij een verzoek doen tot wraking,
zie art 36 RV (vb.: viruswaarheid). Als de rechter zelf twijfels of hij de zaak niet
onpartijdig kan zijn, kan hij zich laten vervangen, zie art 40 RV (verschoning).
3. Hoor en wederhoor
- Beide partijen moeten in de gelegenheid gesteld worden om hun standpunten in een
zaak naar voren te brengen, zie art 19 Rv (gelijkheidsbeginsel). Schending van
beginsel van hoor en wederhoor levert een essentieel vormverzuim op.
4. Behandeling en beslissing binnen redelijke termijn
- De rechter en partijen waken tegen onredelijke vertraging van de procedure, zie art
20 lid 1 en 2 rv. Er gelden duidelijke termijnen voor het indienen van processtukken
(art. 20 rv).
5. Openbaarheid van zitting en uitspraak
- Zittingen moeten in beginsel in het openbaar plaatsvinden, zie art 27 lid 1 RV
(openbaarheidsbeginsel).
- Uitzondering: goede zeden, de openbare orde, de nationale veiligheid, de belangen
van minderjarigen, de bescherming van het privéleven van procespartijen of het
belang van een goede rechtspleging besloten behandeling noodzakelijk maken (art
27 lid 1 sub a/d RV). Verder moet de uitspraak in het openbaar plaatsvinden, zie art
29 lid 1 rv.
, 6. Motiveringsbeginsel
- De rechter moet zijn uitspraak motiveren, zie art 30 rv.
7. Geen rechtsweigering en volledige beslissing
- De rechter mag niet weigeren om een uitspraak te doen, zie art 26 rv en art 13 wab.
Verder moet de eindbeslissing alle geschilpunten betreffen, zie art 23 rv.
8. Beginsel van partijautonomie
- Dit wil zeggen dat de grondslag voor de beslissing van de rechter wordt gevormd
door de stellingen van de procespartijen, zie art 24 rv. Omdat het beginsel met de
lijdelijkheid (oordelen over vorderingen, verzoeken, verweren, stellingen en
argumenten die worden voorgelegd) van de rechter verband houdt, wordt het ook
het lijdelijkheidsbeginsel genoemd.
9. Ambtshalve aanvulling van rechtsgronden
- Het lijdelijkheidsbeginsel moet worden onderscheiden van de verplichtingen van de
rechter om, indien nodig, op eigen initiatief de rechtsgronden aan te vullen, zie art 25
rv. De rechter moet de procespartij te hulp schieten door de juiste rechtsgronden aan
te vullen.
- Voorwaarde; voldoende feiten en omstandigheden aangevoerd door procespartij om
juiste rechtsgrond te kunne onderbouwen.