Waarnemen
Leerlinggegevens
Naam: S. Gezinssamenstelling en eventuele bijzonderheden:
Leerling S. komt uit een gezin met drie zoons, waarvan S. het derde kind
Groep: 6 is. De ouders en de drie kinderen wonen allemaal bij elkaar. De vader is
Geslacht: jongen van Nederlandse afkomst en de moeder van Indonesische afkomst. De
Leeftijd: 9 jaar en 11 maanden moeder woont sinds 15 jaar in Nederland en beheerst de taal op een laag
niveau.
School: xxx Montessorischool Er wordt op dit moment geen extra ondersteuning aangeboden.
Protectieve factoren en risicofactoren:
De tabel hieronder is op basis van de gegevens uit het leerlingvolgsysteem, de uitgevoerde observaties
en de gesprekken ingevuld.
Beschermende (protectieve) factoren Risicofactoren
Is goed in rekenen en begrijpend lezen. Heeft moeite met spelling (korte en lange
klanken).
Is een sociaal kind. S. heeft voldoende sociale vaardigheden. S. is S. kan zich soms onzeker voelen.
vrolijk, gemotiveerd, leergierig en kan samenspelen. Hij houdt
zich aan de gestelde regels.
S. kan zich zonder moeite uiten in de klas en kan op een goed -
niveau communiceren.
S. weet dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen leerproces. Heeft moeite met het bewaken van de tijd en weet
niet hoe hij zijn werk moet aanpakken.
S. beweegt graag zowel in de pauze als tijdens de gymlessen. S. -
heeft een goede motoriek.
De klas heeft een positief en een voorspelbaar groepsklimaat. De -
klas heeft een goed klassenmanagement. De leerkracht is
consequent en werkt fulltime.
De ouders zijn betrokken, zitten op één lijn qua opvoeding en er
is regelmatig contact met school. S. zit op zwemmen en op -
karate. S. heeft een goede gezondheid.
Open observatie
Ik heb leerling S. een paar stagedagen geobserveerd en de opvallende dingen in een schrift
bijgehouden. Op mijn stageschool moet iedereen aan het begin van de dag een planning maken. De
kinderen kiezen hun werk vanuit een zelfgemaakte planning. Daarnaast kiezen ze ook hoelang ze met
een werkje bezig zijn, als het werk maar aan het eind van de dag af is. Toen S. binnenkwam, is het
allereerst wat hij deed, zijn planning pakken en een tijdje voor zich uit staren. Hierbij bleef hij afwezig
rondkijken totdat hij werd aangesproken door mijn mentor. Hij bleef heel lang nadenken wat hij wilde
gaan doen. Uiteindelijk lukte hem wel een planning te maken, maar het duurde veel te lang. Wat mij
vervolgens ook opviel, was dat hij erg lang bezig was met zijn werk. Hij bleef vaak rondkijken en hield
zijn aandacht niet bij zijn werk. Tijdens de rondgangen werd S. vaak hierop aangesproken en ging het
tempo hierdoor een stukje hoger. Aan het eind van de dag keek ik steeds in het schrift van S. en zag
dat hij veel werkjes niet af had kunnen krijgen. De dag later ging hij dan verder met het werk dat nog
niet af was. De werkjes die hij wel af had kunnen krijgen, waren meestal foutloos gemaakt.
Ik heb S. graag zien bewegen in de pauzes en is erg sociaal. Hij speelt graag met alle lln. uit de klas.
Telkens wanneer hij te horen krijgt dat het tijd is voor pauze, zag ik hem hier meestal enthousiast op
reageren. Ook tijdens de gymlessen is het te merken dat S. graag beweegt. Dit kon ik aan zijn gedrag
zien. S. laat namelijk een actieve houding zien en houdt zich keurig aan de regels. Hij doet goed mee
met de klas en laat zich niet afschrikken als zijn team er niet in slaagt, om te winnen van een groep.
,Gesloten observatie (1)
Naar aanleiding van de open observatie ben ik nieuwsgierig gaan worden naar de taakgerichtheid van
S.. Om deze reden heb ik het tijdsteekproef-formulier ingezet, om de taakwerkhouding van S. in kaart
te brengen. De observatie is tijdens het zelfstandig werken gedaan. S. was op dat moment bezig met
zijn werk dat een gemiddelde leerling van zijn leeftijd het binnen 20 minuten zou moeten afkrijgen.
Daarom vond ik dit een geschikt moment om de observatie uit te voeren. De resultaten zijn hieronder
te vinden. Zie bijlage .. voor de volledige versie van de observatie.
De gesloten observatie in het kort:
Categorie Aantal Procenten
Ta= taakgericht werken 17 28,33%
Kij= kijkt afwezig rond of staart voor 36 60%
zich uit
Sto= stoort andere leerlingen of praat 0 0
met hen over andere onderwerpen
dan de taak
Lo= loopt door de klas 2 3,33%
An= is bezig met andere activiteiten. 5 8,33%
Totaal 60 100 %
Gesloten observatie (2)
Het vertoonde gedrag deed mij denken aan een dromerig kind. Echter, is dit niet bewezen door mijn
mentor of door een deskundige. Om de beste aanpak te kunnen geven en te kunnen kijken of mijn
beeld over S. klopte, heb ik het observatieformulier voor het dromerige kind ingevuld. Ik heb S. op
verschillende momenten geobserveerd en gekeken hoe vaak een benadering voorkwam. De
resultaten zijn hieronder te vinden. Zie bijlage .. voor de volledige versie van de observatie.
,Gesprek met mentor
Voordat ik in gesprek ging met mijn mentor hebben we eerst de beroepsopdracht grondig
doorgenomen. Vervolgens heb ik de resultaten van mijn observaties erbij gehaald en het besproken.
Veel punten uit de observaties kwamen overeen met het beeld dat mijn mentor van S. had. Wat zij
vaker heeft zien gebeuren, is dat S. heel vaak naar de wc gaat en dat het minder zou moeten.
Analyse vragenlijst S.
Ik heb leerling S. een vragenlijst gegeven over de vraag: hoe goed kun jij leren? De ingevulde lijst (door
S.) is in bijlage 4 te vinden. Deze vragenlijst heb ik gegeven omdat ik wilde weten hoe hij dacht over
bepaalde uitspraken zodat ik hier rekening mee kon houden bij het formuleren van de
onderwijsbehoeften. Volgens de schrijver Hendriksen (2012) levert het stellen van een gesloten vraag
weinig informatie op. Om deze reden heb ik een gesprek gevoerd met S. waarin ik merendeels open
vragen heb gesteld, om zo meer informatie te krijgen dan alleen het antwoord ‘ja’ of ‘nee’.
Gesprek met S.
Op basis van de vragenlijst (bijlage 4), de uitgevoerde observaties en met behulp van ‘’Wijzer in
onderwijsbehoeften’’ heb ik een gesprek met S. gevoerd. Het doel van ‘’Wijzer in onderwijsbehoeften’’
is het ontdekken van onderwijsbehoeften (op het terrein van gedrag en werkhouding) van een leerling
aan de hand van een gericht gesprek. Om deze reden, heb ik de wijzer ingezet. Zoals de schrijvers
Alkema, Kuipers, Lindhout en Tjerkstra (2015) het ook zeggen, is het voeren van een gesprek de meest
open en een directe manier om informatie over anderen te verzamelen. Daarnaast kun je met een
gesprek meer begrip en meer inzicht krijgen in het gedrag van een kind waarmee je achter het signaal
van het gedrag komt en een juiste aanpak kan formuleren, aldus Van Gelder & Van Efferen-Wiersma
(2016). Ook zal het kind door een gesprek te voeren zich meer betrokken en verantwoordelijk voelen
voor zijn eigen ontwikkeling. Om deze redenen heb ik het initiatief genomen om een gesprek met S. te
voeren. Om het gesprek op de juiste manier te kunnen voeren, heb ik mij aan ‘’de aandachtspunten
voor het voeren van een gesprek’’ gehouden. De aandachtspunten staan beschreven in het volgende
boek: ‘’Gedrag is een signaal, een passende aanpak voor opvallend gedrag’’.
OEN & LSD: Om een zo veel mogelijk eerlijk gesprek te voeren, heb ik heel goed naar S. geluisterd.
Daarnaast heb ik het gesprek met toestemming van mijn mentor opgenomen zodat ik later terug kon
luisteren om van het gesprek zo een eerlijk mogelijke analyse te kunnen maken. Ik vroeg hij zich voelt
in de klas en wat hij minder leuk vindt. Hij heeft aangegeven dat hij het heel leuk vindt in de klas en
dat hij veel vrienden heeft. Tijdens het gesprek heb ik een open houding getoond, zodat ik S. op zijn
gemak kon stellen. Door in te gaan op zijn antwoorden en door de dingen samen te vatten, heb ik
duidelijk gemaakt dat ik erg nieuwsgierig was naar zijn ontwikkeling. S. gaf zelf aan dat hij het lastig
vond om zijn werk op tijd af te krijgen. Ook vindt hij het lastig om te kijken waar hij eerst mee moet
beginnen en weet niet hoe hij verder moet. Hierdoor wordt hij soms onzeker over zichzelf. Hij heeft
wel het gevoel dat hij zijn werk af moet hebben. Dat is ook de reden waarom hij de volgende dag aan
de slag gaat met het werk dat nog niet af was.
OMA: tijdens het gesprek heb ik geprobeerd om zo veel mogelijk neutraal te blijven. Dat heb ik laten
merken door geen meningen en oordelen te geven over wat hij zei. S. heeft verteld dat hij vaak naar
de wc moet, omdat hij behoefte heeft aan beweging.
Toetsgegevens E5
CITO Spelling -> IV/C
CITO Rekenen en Wiskunde -> II/B
CITO Technisch lezen -> III/B
CITO Begrijpend lezen -> IV/C
Begrijpen
, Probleemstelling
Leerling heeft moeite om zijn werk op tijd af te ronden en weet dus niet hoe hij zijn planning/werk
moet aanpakken. Dit zorgt ervoor dat het competentiegevoel wegzakt. Daarnaast heeft hij tijdens de
leermomenten behoefte aan beweging en gaat daarom vaak naar de wc.
Resultaten vanuit de observaties en de verzamelde gegevens
S. is een sociaal kind dat veel van bewegen houdt. Het ligt ook goed in de groep.
Als we naar de eerste gesloten observatie kijken, is het S. dit keer ook niet gelukt om het werk binnen
20 minuten af te krijgen. De resultaten van de observatie is in bijlage 3 te vinden. Zoals we kunnen
lezen en het door mij eerder was opgevallen (namelijk bij de open observatie), is S. vaak aan het
rondkijken (60%) en houdt zijn aandacht niet bij het werk. Van de 20 minuten is S. 28,33% taakgericht
bezig geweest met zijn werk.
Resultaten vanuit het kind
Uit het gesprek en de vragenlijst met S. ben ik op de volgende punten terechtgekomen:
S. gaat graag naar school en vindt zijn klasgenoten heel leuk.
S. vindt gymmen en rekenen leuk.
S. heeft zelf aangegeven dat hij het lastig vindt om zijn werk op tijd af te ronden. De vraag was: wat
vind je moeilijk tijdens het zelfstandig werken?
S. voelt zich soms onzeker omdat hij zijn werk niet afkrijgt en weet niet hoe hij zijn werk moet
aanpakken.
S. vindt dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn werk.
S. gaat vaak naar de wc omdat hij tussendoor behoefte heeft aan beweging.
S. gaf aan dat hij niet kan inschatten hoeveel tijd hij nodig heeft voor een bepaalde taak.
Ik heb aangegeven dat ik S. de komende periode zal helpen. Met een lach op zijn gezicht hebben we
het gesprek positief afgesloten. S. gaf aan dat hij er zin in had.
Wat zou ik mogen verwachten?
In het Montessori-onderwijs wordt er verwacht dat lln. zelf beslissen hoelang ze met een werkje bezig
zijn, daarom zou ik dit ook mogen verwachten van S.. Hiervoor moeten de lln. aan het begin van de
dag een planning maken. Dit geldt trouwens voor kinderen vanaf groep 6. Vervolgens kiezen ze hun
werk vanuit een zelfgemaakte planning. Daarna moeten de lln. gelijk aan het werk en vragen een lesje
indien nodig. De leerkracht geven tijdens hun rondgangen gelijk een feedback. Volgens de schrijvers
Boog, Choinowski, Drost, Grootswagers, Klamer en Kraaij (2009) moet het oudere kind tijdens het
zelfstandig werken zelf kunnen bepalen waar, wanneer, de volgorde en de aanpak is van het werk.
Theoretische verdieping:
Zoals eerder gezegd, ben ik door de uitgevoerde observaties gaan vermoeden dat S. een dromerig
kind zou kunnen zijn. Om deze reden ben ik mij gaan verdiepen in de theorie rondom het dromerig
kind.
Volgens de schrijvers Kroon, Smit en Wiedemeyer (2014) heeft het dromerig kind veel moeite om de
aandacht ergens op te richten. Daarbij kan het kind het hoofd- en bijzaken niet goed onderscheiden
en heeft veel moeite met plannen en organiseren. Dit is het meest terug te zien bij het taakgericht
werken op school en in de omgang met leeftijdsgenoten.
De volgende benaderingen horen bij een dromerig kind:
1. Het kind kan zijn aandacht niet bij het werk houden.
2. Het kind heeft moeite met de hoeveelheid werk.
3. Het kind kan geen moeilijke, langdurige taken aan.
4. Het kind heeft weinig zelfdiscipline, moeite met de factor tijd en kan niet adequaat reageren op
veranderingen.
5. Het kind is onhandig.
6. Het kind heeft last van prikkels om zich heen en moeite met het onthouden van informatie.