College 2 Sociale en Cross-culturele psychologie
Sociale perceptie
Hoe nemen we anderen waar?
- We doen waarnemingen van uiterlijke kenmerken (=persoonspercepties)
- We zoeken verklaringen voor hun daden en uitspraken (=attributies)
- We interpreteren hun non-verbale gedrag (lichaamstaal)
Persoonsperceptie
Een eerste indruk maak je
- Heel snel en (vaak) onbewust
o 33msec geen bewuste perceptie,
o activatie van amygdala (emoties)
- Op basis van schema’s en impliciete theorieën over persoonlijkheid
o Als we 1 ding weten over iemand, dan gaan we heel veel andere dingen
veronderstellen
Voorbeeld: warm? Dan ook extravert, moreel
Voorbeeld: mooi? Dan ook sociaal vaardig
o Dergelijke associaties vind je ook in schema’s en stereotypen
Schema: ober? Bestellen, consumeren, betalen
Stereotype: vrouw? Lief, zorgzaam, roddels
- Op basis van bepaalde centrale kenmerken.
o Asch (1946) toonde aan dat bepaalde traits belangrijker zijn dan andere
Intelligent, ijverig, warm, praktisch, vastberaden
Intelligent, ijverig, koud, praktisch, vastberaden
Enorme impact op impressive
o Later onderzoek: centrale dimensies in percepties van personen, groepen en andere
objecten (Osgood, Suci, Tannenbaum, 1957)
Evaluatie: goed-slecht, warm-koud
o En ook weleens
Activiteit: actief-passief
o Ook belangrijk in perceptie groepen
Warmth vs. Competence (H14)
- We hebben ideeën over kenmerken die samengaan
Belangrijke concepten: implicit personality theory: hoe bepaalde kenmerken samenhangen binnen
een individu. Integrated set of ideas held by social perceivers about how different traits tend to be
organized within a person. Configural model: holistic approach to impression formation, implying
that social perceivers actively construct deeper meanings out of the bits of information that they
receive about other people.
Indruk van de hele person (of welk object dan ook): Gestalt
Confirgural model is meer algemeen dan implicit personality theory alleen over perceptive van
persoonskenmerken gaat.
Wat als onze indruk is gevormd?
- Impliciete persoonlijkheidstheorieën sturen de interactie
o Bijv. feminien-amsculien
o Activatie stereotypen en schema’s
o Stuurt perceptie en gedrag.
Self-fulfilling prophecy: when an originally false social belief leads to its own fulfilment
, Voorbeeld: Rosenthal (1968) Pygmalion effect. Als leerkracht denkt dat scholier intelligent is, gaat
scholier iets beter presenteren.
Dit kan een gedeeltelijke verklaring zijn voor de minder goede prestaties van leerlingen met een
minder sterke sociaaleconomische achtergrond.
Attributie = het maken van een inferentie over de oorzaak van gedrag dat we observeren. Dus gedrag
attributie oorzaak
- Het verklaren van het gedrag van anderen
o Gedrag actor inferentie observator
- Het verklaren van gedrag van jezelf (zelf-attributie)
- Eigen gedrag eigen attributie
Heiders attributietheorie
- Beschouwt te mens als naïve psycholoog = amateurwetenschapper
- We proberen gedrag van anderen te verklaren
o Organiseren en begrijpen van waarnemingen
o Verwachtingen voor toekomst
- 2 soorten attributies
o Interne attributies: gedrag veroorzaakt door persoon
o Externe attributies: gedrag veroorzaakt door omgeving
Correspondent inference theory
Intent Gedrag consequentie
Aanname: we leiden intenties af van consequenties
Vergelijken opties die actor had (theorie is dus toepasbaar op een keuze die mensen maken)
Consequentie correspondeert met de intentie als sprake is van gedrag
- Dat uit vrije wil wordt gemaakt
- Met non-common effects (heeft weinig redenen)
- Dat onverwacht is.
Non-common effects
- Gaat niet over hoe zeldzaam gedrag is
- Maar om hoeveel redenen er voor een keuze zijn
o Altrenatieven verschillen op 1 punt
o Alternatieven verschillen op veel punten
o Dus gedrag heeft weinig versus veel mogelijke oorzaken
- Als weinig redenen voor gedrag, dan inferentie
Kritiek
- Correspondent inference theorie neemt aan dat we ons bewust zijn van de consequenties
van onze handelingen
o Is vaak niet het geval
- Correspondent inference theory neemt aan dat gedrag intentioneel is
o Vaak is dat niet zo
o We doen dingen uit gewoonte, of omdat de situatie er om ‘vraagt’’
Covariatie theorie
- Een completere theorie over attributie
- We kunnen interne of externe attributies maken
o Persoon (onderwerp), situatie of ‘entiteit’ (leidend vw)
- Hoe doen we dat?
- Volgens Kelley zijn 3 factoren van belang