Samenvatting Hoorcolleges Kwartaal 3
Inhoud
Baring 1................................................................................................................................................ 3
Hormonen en hormoonsystemen ..................................................................................................... 13
Schildklier en bijschildklier ................................................................................................................ 15
Lactatiekunde .................................................................................................................................... 18
Gasuitwisseling .................................................................................................................................. 23
Neonatale temperatuursregulatie .................................................................................................... 28
Hyperbilirubinemie............................................................................................................................ 30
Spierstelsel ........................................................................................................................................ 33
Zenuwstelsel ...................................................................................................................................... 38
Bijnierhormonen ............................................................................................................................... 44
Erfelijkheid......................................................................................................................................... 47
Stambomen ....................................................................................................................................... 50
,Literatuur
• Dörr P.J., Khouw V.M., Frank Y.J.,. Chervenal F.A & Nijhuis J.G. (2014) Obstetrische interventies.
Amsterdam: Reed Business Education.
• Rankin (ed.)., J. (2017). Physiology in Childbearing with Anatomy and related biosciences.
Edinburgh: Elsevier.
• Martini, F., & Bartholomew, E. (2015). Anatomie en fysiologie, een inleiding. Amsterdam: Pearson
Benelux.
• Nederlandse Vereniging van Kinderartsen (2008) Richtlijn preventie, diagnostiek en behandeling
van hyperbilirubinemie bij de pasgeborene, geboren na een zwangerschapsduur van meer dan 35
weken Utrecht: NVK.
• Prins, M., van Roosmalen, J., Scherjon, S., & Smit, Y. (2014). Praktische Verloskunde. Houten:
Bohn Stafleu van Loghum
• Offerhaus, P., de Boer, J. & Daemers, D. (2006). KNOV-standaard Niet-vorderende ontsluiting.
Deventer: Ovimex.
• Sondström, A.K., Rosén, D., & Rosén, K.G. (2006) Foetale bewaking. Neovento Medical AB.
hoofdstuk: Fundamentele fysiologie & hoofdstuk beoordeling van het kind.
• De Boer, J.& Zondag. L. (2018) Multidisciplinaire Richtlijn Postnatale Zorg Verloskundige basiszorg
voor moeder en kind. Utrecht: KNOV
,Baring 1
Een goed begin heeft de volgende uitgangspunten:
1. Moeder en kind in de hoofdrol
2. Gezond oud worden begint in de baarmoeder
3. Goed geïnformeerde zwangere
4. Samen verantwoordelijk
5. Specifieke en intensieve aandacht voor vrouwen uit achterstandswijken
6. Bevallende vrouw niet alleen
7. 24/7 beschikbaarheid en bereikbaarheid
Een fysiologische baring kan plaatsvinden bij de à terme periode van 37 weken tot 42 weken. De 40
weken is de p50, dus dat is de uitgerekende datum. Er loopt een index-studie voor de uitkomsten van
de moeder en het kind. Ze onderzoeken of het inleiden van serotiniteit gunstiger is bij 41 weken of
bij 42 weken. De grens van de pathologie ligt bij 42 weken, dus tot daar ligt de verloskundige haar
bevoegdheid. De baring bestaat uit verschillende stadiums:
• De ontsluiting die bestaat uit de latente en actieve fase (first stage)
• De uitdrijving (second stage)
• Het nageboortetijdperk (third stage)
• Het postplacentaire tijdperk (fourth stage)
De functie van de cervix:
- Tijdens graviditeit:
• Fysieke ondersteuning uterus (behoud graviditeit)
• Barrière tegen indringers (ontstekingen)
- Tijdens partus:
• Verweking (hormonaal) → collageen verandert van structuur
• Verstrijking (hormonaal en mechanisch)
• Dilatatie (mechanisch)
De bishopscore wordt bepaald aan de hand van de cervix en de indaling. Het gaat om het optellen
van punten tot 13. Als de bishopscore zich onder de 5 bevindt, dan is de cervix nog niet rijp.
De hormonen, die belangrijk zijn bij de baring:
- Oestrogeen (placenta)
- Progesteron (placenta)
- PG (placenta)
- CRH (hypothalamus)
- ACTH (hypofyse)
- DHEAS (bijnieren)
- Oxytocine (hypofyse achterkwab), ontspanning en verweking van de symfyse
- Adrenaline en catecholaminen (bijnieren), remmende werking op proces
, Tijdens de zwangerschap onderdrukt progesteron de contracties van het gladde spierweefsel,
waardoor de contracties van het myometrium niet optreden. Ook bezet het de oxytocinereceptoren.
Rond de à terme datum gaat de progesteronspiegel omlaag, waardoor de oxytocinereceptoren niet
meer worden bezet. Oxytocine zorgt voor de contractie van de baarmoeder. Ook zorgt progesteron
voor de verhoogde afgifte van CRH door de hypothalamus. CRH stimuleert de maternale hypofyse
om ACTH te produceren, waardoor de foetale bijnierschors cortisol en DHEAS afgeeft. Ook bevordert
het de afgifte van oxytocine en prostaglandinen. Cortisol stimuleert de productie van CRH door de
placenta. DHEAS vergroot de prikkelgeleiding van de spiercellen. De afgifte van CRH door de placenta
stimuleert de foetale hypofyse om ACTH te produceren, waardoor fosfolipiden en surfactant
proteïne-A zorgen voor de longrijping en het vrijkomen van prostaglandinen door de placenta. Ook
zorgt de verhoging van ratio oestrogenen en progesteron voor prostaglandinen. De prostaglandinen
van de placenta bevorderen de contracties van het myometrium en door collageenafbraak zorgen ze
voor verweking van de cervix. Oestrogeen zorgt voor het ontstaan van de oxytocinereceptoren en
gapjunctions in het myometrium. De gapjunctions zijn verbindingen tussen de spiercellen, waarmee
de prikkelgeleiding plaatsvindt en zorgen ervoor dat Ca2+ snel naar andere gladde spiercellen in de
uterus gaat. Er ontstaat een toegenomen prostaglandinesynthese, zodat het proces zichzelf
versterkt. De contracties verplaatsen zich met een snelheid van 2 cm/s over de uterus.
Progesteron heeft invloed op de werking van eiwitten zoals connexine 43 en de gevoeligheid van
oxytocinereceptoren, die samen de contraction associated proteins (CAPs) vormen. CAPs zijn
eiwitten in het myometrium waarvan de hoeveelheid toeneemt met de vordering van de amenorroe.
Progesteronreceptoren zijn tijdens de zwangerschap in het amnion en myometrium aantoonbaar. De
twee soorten:
• PR-A blokkeert de werking van progesteron
• PR-B stimuleert de werking van progesteron.
PR-A krijgt rond de aterme periode de overhand, waardoor de genen die de CAPs coderen
geactiveerd worden. Als de drempelwaarde is overschreden, vormen de connexines gap junctions.
De prostaglandinen worden tijdens de baring gesynthetiseerd door de vliezen, de decidua en de
placenta. Ze verweken de cervix, doordat de collageenstructuren worden afgebroken, stimuleert de
uteruscontracties en remt de werking van progesteron.
Oxytocine wordt gesynthetiseerd door de neuronen van de hypothalamus en in de
hypofyseachterkwab aan het bloed afgegeven en in de decidua, placenta en extraembryonaal foetaal
weefsel. Door de afname van progesteron, neemt het aantal oxytocinereceptroen in het
myometrium toe, waardoor de uterus gevoeliger wordt voor het hormoon. Het stimuleert in het
endometrium en in de decidua de productie van prostaglandinen. De oxytocinespiegel stijgt pas bij
de uitdrijving.
De hormoonwerking op de uterus tijdens de partus:
• Endocriene processen
▪ Hormonale communicatie
▪ Prostaglandinen, progesteron, CRH en relaxine
• Paracrine processen
▪ Directie communicatie tussen nabij gelegen cellen
▪ CRH en relaxine
• Autocriene processen
▪ Hormonale communicatie die veranderingen in receptorcellen veroorzaken
▪ Prostaglandinen
De symptomen die wijzen op de start van de baring:
• Uitwendig: