100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Wft Basis 2020 (h1 t/m h8) €5,69   In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Wft Basis 2020 (h1 t/m h8)

 7 keer bekeken  0 keer verkocht

Dit is een samenvatting van de syllabus van Wft Basis door Lindenhaeghe. Ik behandel hoofdstuk 1 t/m 8. De gegevens zijn van 2020

Voorbeeld 4 van de 42  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 t/m 8
  • 24 maart 2021
  • 42
  • 2020/2021
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (2)
avatar-seller
ecd
Hoofdstuk 1 Financiële dienstverlening

1.1 Wat is financiële dienstverlening
Definitie: het adviseren van en het verlenen van diensten aan consumenten in financiële zaken zoals betalen,
sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren -> door financieel dienstverleners

1.1.1 Financiële zaken
Financiële producten (diensten) die horen bij betalen, sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren:
 Betaalproducten
 Spaar- en beleggingsproducten
 Consumptieve kredieten (lening voor bijv. een auto)
 Hypothecaire kredieten (lening voor een woning)
 Schadeverzekeringen (bijv. inboedelverzekering en aansprakelijkheidsverzekering)
 Levensverzekeringen en pensioenen

Financiële markten -> verzamelnaam voor markten waarop financiële producten worden verhandeld en waar
de vraag naar en het aanbod van geld bij elkaar komen

1.1.2 Financieel dienstverleners
Een financieel dienstverlener is een bedrijf dat adviseert of diensten aanbiedt op het gebied van betalen,
sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren.
Op hoofdlijnen onderscheiden we 3 soorten:
 Aanbieders (verzekeraars, banken, pensioenfondsen)
 Bemiddelaars (assurantietussenpersoon)
 Adviseurs

1.1.3 Consument
De consument speelt een belangrijke rol binnen de economische kringloop (schema waarin alle geldstromen in
een economie worden weergegeven)

Economische factoren:
 Consumenten (o.a. gezinnen)
 Overheid (zorgt voor regelgeving en toezicht en int en besteedt belastinggelden)
 Ondernemingen
 Financiële instellingen

Productiefactoren en inkomen gezinnen:
 Arbeid
 Kapitaal
 Grond (land of natuurlijke hulpbronnen)




De kringloop:

,Financiële huishouding van de consument:
 Juridische positie van de klant
 Financiële positie van de klant
 Fiscale positie van de klant

1.2 Aanbieders financiële producten
1.2.1 Banken
Hoofdactiviteiten van banken:
 Zorgen voor veilig betalingsverkeer (substitutie)
 Bij elkaar brengen van geldaanbieders en -vragers (transformatiefunctie)
Aantrekken van geld -> funding
Verschil tussen de ontvangen rente en betaalde rente -> rentemarge
 Bemiddelingsactiviteiten
 Geven van advies (rechtstreeks maar kan ook via bemiddelaars of adviseurs)

Risico’s voor banken:
 Kredietrisico of debiteurenrisico (geldleners betalen geld niet terug)
 Renterisico (rentemarge wordt kleiner)
 Valutarisico (als muntsoort van ander land daalt vs de euro)
 Liquiditeitsrisico (direct uitbetalen aan spaarders)
 Marktrisico (effecten aankopen)

1.2.2 Verzekeraars
Systematiek van verzekeren:
 Wet van de grote aantallen (kans op schade en hoe groot de gemiddelde schadeomvang is)
 Herverzekeren
 Reserveren (geld reserveren in goede jaren voor de slechte jaren)

Samenwerkingsverbanden:
 Co-assurantie (spreiden van risico’s over meerdere verzekeraars -> vaak bij grote risico’s)
 Pools
Om bepaalde grote risico’s te verzekeren
Om risico’s te verzekeren die verzekeraars om tactische redenen zelf liever niet verzekeren
 Concernvorming (gezamenlijke leiding en treden op als eenheid)
Voor spreiding van risico’s en het heeft schaalvoordelen

1.2.3 Pensioenfondsen
Taken pensioenpremies:
 Innen van pensioenpremies (eventueel met eigen bijdrage)
 Beheren van pensioenpremies (beleggen van de premies)
 Uitkeren van pensioenpremies (aan de deelnemers)
Waarom pensioenfondsen:

,In de Pensioenwet (PW) is de onderbrengingsplicht opgenomen, dit houdt in dat een werkgever die een
pensioen toezegt de pensioengelden moet onderbrengen bij een pensioenfonds of verzekeraar (i.v.m.
faillissement)

Soorten pensioenfonds:
Soort fonds Voor wie Voorbeelden
Bedrijfstakpensioenfonds (valt Specifieke branche Voor bouwsector, overheid en
onder PW) eigenwijs, zorgsector
Ondernemingspensioenfonds (valt Specifieke onderneming Shell, Unilever, Ahold
onder PW)
Beroepspensioenfonds Bepaalde beroepsbeoefenaren Medisch specialisten, notarissen,
van een vrij beroep advocaten, huisartsen
Algemeen pensioenfonds (valt Iedereen m.u.v. verplichtgestelde
onder PW) bedrijfstakpensioenfondsen

1.2.4 Overige pensioenuitvoerders
Er zijn ook levensverzekeraars die pensioenproducten aanbieden -> pensioenverzekeraars
Levensverzekeraars bieden pensioenproducten aan:
 Als er geen verplicht pensioenfonds is voor het desbetreffende bedrijf; of
 Als extra pensioenvoorziening bovenop de verplichte regeling van het pensioenfonds

Ook zijn er pensioeninstellingen zoals premiepensioeninstelling (PPI), hier wordt niets verzekerd, maar alleen
pensioengeld geïnd en belegd

1.3 Distributie van financiële producten
1.3.1 Rechtstreekse verkoop en verkoop via bemiddeling
Rechtstreekse verkoop:
De aanbieder van een financieel product verkoopt dit product zelf aan de klant (directe distributie)
Er zijn 2 distributiekanalen in gebruik:
 Kantorennet
 Direct writing (schriftelijk, telefonisch of elektronisch)

Verkoop via bemiddeling:
Via een intermediair -> tussenpersoon (indirecte distributie), er zijn dus 3 partijen betrokken

1.3.2 Distributie naar product
Distributie van verzekeringen:
Rechtstreeks -> loondienstagent verkoopt verzekeringen voor de desbetreffende verzekeraar
Samenwerken met bemiddellaars:
 Assurantietussenpersonen, atp’s (advisering met verzekeringsbehoefte en risicoanalyse)
 Gevolmachtigd agenten
Meer bevoegdheden -> verzekeringen accepteren, verzekeringen onder eigen label uitbrengen, polissen
opmaken en schades afwikkelen (wordt vastgelegd in volmachtovereenkomst)
*tussenpersonen én direct writer > multichannel distributie

Distributie van consumptieve kredieten:
Rechtstreekse verkoop door:
 Banken en creditcardmaatschappijen
 Financieringsmaatschappijen
Commerciële instellingen die zich toeleggen op kredietverstrekking aan klanten en bedrijven (bijv.
autofabrikanten of warenhuizen) -> meeste financieringsmaatschappijen zijn overgenomen door banken of
verzekeraars of opereren als dochteronderneming van producenten of leveranciers.
 Verzekeraars (levensverzekeraars)

,  Overheid
Gemeentelijke kredietbanken (GKB’s) zorgen voor het verstrekken van kredieten namens de overheid
Bemiddelaars:
 Professionele kredietbemiddelaars
 Assurantietussenpersonen
 Leveranciers van duurzame consumptiegoederen
 Warenhuizen, winkelketens en postorderbedrijven

Distributie van hypothecaire geldleningen:
Rechtstreeks -> door geldgever (bank, verzekeraar of pensioenfonds)
Bemiddelaars:
 Makelaars in onroerend goed
 Assurantietussenpersonen
 Onafhankelijke hypotheekadviseurs

Distributie van beleggingen:
Via een broker (bank of commissionair)

1.4 Toezichthouders op de financieel dienstverleners
1.4.1 Functioneel toezicht
Minister van financiën: hoofdverantwoordelijk voor functioneren financiële stelsel

Autoriteit Financiële Markten (AFM): De Nederlandsche Bank (DNB):
 Gedragstoezicht, gedrag financieel  Prudentieel toezicht, voorkomen
dienstverleners richting consument faillissementen financiële instellingen
 Systeemtoezicht, stabiliteit van financieel
systeem als geheel

Belangrijkste taken AFM:
 Toezicht op de financiële dienstverlening (financieel dienstverleners mogen alleen werken als ze
vergunning hebben -> AFM verstrekt die vergunningen)
 Toezicht op de handel in effecten (toezicht op voorkennis bijv.)

Prudentieel toezicht -> bedrijfseconomisch toezicht
Bij prudentieel toezicht maakt DNB verschil tussen:
 Kredietinstellingen
 Verzekeraars
 Pensioenfondsen
 Effecten- en beleggingsinstellingen
 Grenswisselkantoren

Doel van systeemtoezicht: voorkomen van systeemrisico’s (problemen binnen een financiële instelling of markt
die leiden tot een economisch verlies of tot het verlies van vertrouwen in het financiële stelsel

1.4.2 Depositogarantiestelsel (DGS)
Maximale uitkering volgens het DGS is €100.000 per rekeninghouder per bank
Leningen worden niet verrekend (tenzij het een bankspaarhypotheek is -> hypotheekschuld wordt verrekend
met het tegoed van de gekoppelde bankspaarrekening)

Producten die onder het DGS vallen:
 Lopende (betaal)rekeningen
 Spaarrekeningen
 Bijzondere spaarrekeningen zoals een termijndeposito

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper ecd. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,69. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 67474 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,69
  • (0)
  Kopen