Samenvatting Juridische aspecten HRM
Wat is een cao?
‘Een schriftelijke overeenkomst, voor hooguit 5 jaar aangegaan door enerzijds één of meer
werkgevers dan wel bevoegde werkgeversverenigingen en anderzijds door bevoegde
werknemersverenigingen, waarbij voornamelijk of uitsluitend arbeidsvoorwaarden worden
geregeld.’
Zie artikel 1 van de ‘Wet op de Collectieve Arbeidsovereenkomst’.
Cao-recht
Voordelen CAO:
- Werknemers staan sterker als collectief onderhandeld wordt over awv-en door de vakbond
(dreiging van de werkstaking)
- De arbeidsvoorwaarden in de cao zijn vaak gunstiger dan de regeling in de wet (vakantie,
loon, doorbetaling bij ziekte, etc)
- Een cao mag nooit in strijd zijn met de wet
- Afspraken die in strijd zijn met de wet zijn nietig als werkgever en werknemer aan de cao
gebonden zijn, de bepalingen uit de cao gelden dan! (art 12 en 13 CAO wet)
- AVV van een cao voorkomt voor een groot deel concurrentie op awv-en in de sector
Werkingssfeer
Horizontale werkingssfeer
- Welke ondernemingen vallen er onder de cao?
Verticale werkingssfeer
- Vallen ook alle medewerkers onder de cao? Het kan zijn dat bepaalde groepen niet of maar
ten dele onder de cao vallen.
Mogen werkgever en werknemer van de cao afwijken? Karakter cao?
Minimumregeling
- Minimumloongrens, minimumaantal vakantie dagen etc
- Positief afwijken is toegestaan, bijv. verbeterde arbeidsomstandigheden voor de
medewerker
Standaardregeling
- Standaard is vastgesteld en elke afwijking is nietig
Soorten cao-bepalingen
Normatieve bepalingen (de belangrijkste bepaling)
- Dit zijn “de arbeidsvoorwaarden” gelden tussen de medewerker en de werkgever
- Voorbeelden: ontslag, salaris, arbeidstijden, loondoorbetaling tijdens ziekte etc.)
Obligatoire bepalingen
- Gelden slechts tussen contract sluitende partijen bijv. Vredesplichtclausule/
Heronderhandelingsclausule
- Voorbeeld: Voorwaarde in de CAO dat er een
onderhandeling moet plaatsvinden.
Diagonale bepalingen
- Restgroep, gelden tussen de medewerker en de
werkgever én vakbond bijv. verplichte
vacaturemelding UWV WERKbedrijf
Soorten cao’s
Ondernemings-cao
- De ondernemings-cao heeft betrekking op
medewerkers van één specifieke onderneming.
Daaronder kunnen alle werknemers vallen, maar
de cao kan ook gelden tot een bepaald functieniveau of voor specifieke bedrijfsonderdelen.
- Gebonden: Wanneer werknemer lid is van de bond of wanneer de cao vermeld staat in het
contract is de medewerker gebonden (art 7:655 BW). Als de werkgever de cao niet naleeft
kan de medewerker naar de rechter. Beste rechtspositie voor de medewerker
- Betrokken: Als de werknemer niet contractueel verbonden is aan de cao is de
medewerker betrokken. De medewerker kan niet naar de rechter wanneer de werkgever
de cao niet naleeft. Liften zogenaamd mee op de medewerker die wel lid zijn van de bond
1
, - Uitgesloten: de werknemer valt niet onder de cao en is dus uitgesloten van de cao.
Bijvoorbeeld vakantiekracht of medewerkers na het bereiken van de AOW-gerechtigde
leeftijd zijn uitgesloten.
Bedrijfstak-cao
Bedrijfstak-cao heeft betrekking op een hele branche of sector.
AVV = algemeen verbindend verklaard.
- Niet AVV
- Wel AVV
AVV
- Ter voorkoming (loon)concurrentie (zie ook: Wet AVV en Toetsingskader)
- Alleen een lopende cao kan AVV zijn
- Max. 2 jaar, daarna opnieuw AVV procedure
- Geen nawerking van de cao, behalve voor afspraken die in die 2 jaar zijn gestart. Bijv.
ziekte en doorbetaling (art 7:629 BW)
Rechtsgevolgen AVV
- Iedere medewerker heeft recht op naleving art 3 AVV ‘werkt’ als art 12/13 WCAO
- In praktijk van belang voor: werknemers in dienst ongebonden/ongeorganiseerde
werkgever
- Art 14 werknemers, na AVV zelfstandig naar de rechter
Nawerking van de cao
Wat gebeurt er als de looptijd van een cao is afgelopen? Er is dan sprake van nawerking. de cao
loopt als het ware gewoon door. Wél is het zo dat een werkgever en een werknemer samen andere
afspraken mogen maken (maar in de praktijk gebeurt dit eigenlijk nooit).
- CAO afgelopen en nog geen nieuwe afgesloten nawerking = ondanks dat de CAO niet
geldt, moet je de regels toch nog naleven tot een nieuwe.
- Gebonden medewerker heeft wel nawerking
- Betrokken of ongebonden medewerker heeft geen nawerking
Personeelsgids
- Of je gebonden bent aan de personeelsgids staat vermeld in de arbeidsovereenkomst
- Binding aan gedragscodes thema’s: evaluatiegesprek, studiekostenregeling, overwerk,
vakantie
2
, Goed werkgeverschap
Goed werkgeverschap en goed werknemerschap, art 7: 611 BW.
- De werknemer en de werkgever zijn verplicht zich als een goede werkgever en goede
werknemer te gedragen denk hierbij aan integriteit, open communicatie,
ontwikkelmogelijkheden, autonomie, vertrouwen, gezondheid, diversiteitsbeleid
Voorbeelden goed werkgeverschap:
- Scholingsplicht, klachtrecht, instructierecht, informatieplicht
Voorbeelden goed werknemerschap:
- Doet zijn werkgever geen concurrentie aan tijdens het dienstverband;
- Houdt vertrouwelijke informatie voor zich;
- Is bereid om incidenteel overwerk te verrichten;
- Verricht de arbeid persoonlijk.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO)
MVO gaat over ondernemers en bedrijven en people, planet, profit
People interne en externe stakeholder
Planet voorkomt milieuvervuiling, duurzaam gebruik hulpbronnen
Profit Onder andere impact werkgelegenheid, eerlijke handel
Verzuim
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen werk en niet werk gerelateerd verzuim
Trends m.b.t. de kwaliteit van arbeid, ziekteverzuim, arbeidsongevallen en
beroepsziekte.
Aandachtspunten/risico’s m.b.t. verzuim:
- Pensioenleeftijd stijgt verder, leeftijd tot wanneer werknemers kunnen en willen
doorwerken neemt af.
- De gezondheid van werknemers is goed, maar burn-outklachten nemen toe.
- Oorzaak van verzuim ligt vaak in het werk (zie Factsheet Ziekteverzuim Arbobalans)
Psychosociale belasting:
- Een duidelijke toename van hoge taakeisen, zoals snel moeten werken of heel veel werk
moeten doen. Van 35% in 2007 naar 40% in 2017
- Andere psychosociale factoren zoals: hoge emotionele belasting (11%) en ongewenst
gedrag door collega’s (17%) of externen (24%), blijven ongeveer gelijk
- Opvallend is de daling in autonomie tussen 2007 en 2017: respectievelijk 38% en 45%
ervaart regelmatig een lage autonomie.
3