Alles wat er in de werkcolleges aan bod is gekomen, inclusief de voorbereidingen. Heel handig om erbij te hebben voor het leren voor de kennistoets.
Ook de uitwerking van een aantal kennisclips wordt in dit document beschreven.
Werkcollege 1 – 10-02-2021
Kennisclip spierkracht meten
Doel van kennisclip:
- Spierkracht bezien in kader van de patiënt met zeer sterk of progressief krachtsverlies.
- Informatie over omgaan met een zeer laag krachtniveau.
- Ondersteuning in vertaling van theorie, naar praktijk bij ernstig krachtsverlies.
Kracht kan je volgens meerdere indelingswijzen ordenen. Afhankelijk van de ordening kom je vaak
verschillende namen tegen. Voorbeelden van typen spierkracht:
- Maximale kracht
- Snelkracht
- Duurkracht
- Statische spierkracht
o Isometrisch
- Dynamische spierkracht
o Concentrisch
o Excentrisch
Verbeteren van spierkracht is zelden een doel op zich. Meestal wil je kracht verbeteren om bepaalde
activiteiten beter uit te voeren. Er zijn hier natuurlijk uitzonderingen op. Bijv. bij diabetes type 2 wil je
kracht trainen op hypertrofie om bloedglucose regulatie te verbeteren. Maar meestal is
krachttraining een middel om een voorwaarde te realiseren zodat op activiteiten niveau uiteindelijk
zaken gaan lukken.
Als je dit weet, dan moet je activiteiten goed analyseren om te kijken welke spiergroepen het
succesvol volbrengen van een activiteit in de weg staan. Welke type kracht is nodig om de activiteit
te volbrengen? Misschien moet er zelfs rekening gehouden worden met de gewrichtshoeken waarin
de kracht nodig is en of de kracht in gesloten of open keten geleverd moet worden.
Dus spierkracht krijgt betekenis in een activiteit. Binnen een activiteit is vrijwel altijd een samenspel
van spieren en spiergroepen nodig om een activiteit te laten lukken. Analyseer dus welke spier(-
groep/-groepen) een cruciale rol spelen bij het probleem met de activiteit. Zoek tot slot een
krachttest die past bij eisen van de betreffende activiteit.
Spierkracht is lastig te meten. Er zijn veel meetmethoden met allemaal hun plus- en minpunten. Je
wilt dat je test betrouwbaar en reproduceerbaar is. Maar de test moet ook valide zijn, het moet
aansluiten bij het beweegprobleem van je patiënt. Er is dus niet één soort test. Enkele bekende
meetmethoden zijn:
- MRC handig, goedkoop en snel. Alleen bij hogere krachtniveaus minder betrouwbaar en
ook minder gevoelig bij kleine vooruitgang.
- Handheld dynamometer relatief duur en voor bepaalde spiergroepen lastig belastbaar.
Maar wel zorgvuldig vooruitgang te meten.
- Isokinetische krachtmeting duur en de wijze van kracht leveren komt vaak niet overeen
met de soort levering van kracht die een patiënt in het dagelijks leven niet vaak gebruikt.
- Repetitiemaximum herleiden tot 1 RM/100% spierkracht handig als je later de uitslag
moet vertalen naar prikkelparameters. Dit wordt in de praktijk vaak gebruikt.
MRC staat voor Medical Research Counsil. Zeker bij de lage krachtniveau is dit handig en snel
adequaat meetinstrument. De schaal classificeert kracht van niveau 0 t/m 5 (6-puntschaal). Dit is een
meting op ordinaal niveau. Dit betekent dat iemand met spierkracht niveau 4 niet 2x zo sterk is als
iemand op niveau 2.
,Praktisch start je meestal met het testen van MRC=3. Dit geeft een eerste indruk waarmee je verder
kan bepalen hoe je je meting verder invulling geeft. Dus afhankelijk van resultaat ga je de hogere of
lagere niveaus precies bepalen.
De verschillende MRC-niveaus toegepast bij m. biceps brachii:
- MRC = 0 geen enkele bicepsactiviteit
o Plaats elleboog in 90° en maximale supinatie in onderarm.
o Palpeer pees boven elleboog.
o Kijk of je enige beweging in pees of spierbuik ziet of voelt.
o Probeer met verschillende opdrachten activiteit uit te lokken bijvoorbeeld hand
optillen of schouder aanraken.
o Je ziet of voelt niets
- MRC = 1 enige activiteit zichtbaar in spier of pees, maar geen beweging van lichaamsdeel.
o Zelfde uitvoering als MRC = 0
o Zie je of voel je wel enige activiteit in de pees of de spier.
- MRC = 2 beweging in het horizontale vlak mogelijk over het hele bewegingstraject.
o Probeer situatie te scheppen waarin geen tegenwerking door zwaartekracht en
minimale wrijvingsweerstand optreedt.
o Voor de biceps laat je dus iemand op zijn zij liggen.
o Dit niveau wordt bereikt wanneer er over het hele traject kan worden bewogen
zonder invloed van de zwaartekracht.
- MRC = 3 minimaal 1x volledig bewegingstraject tegen zwaartekracht mogelijk.
o Voor de biceps: zit op kruk of stoel met arm afhangend langs lichaam, elleboog
buigen tot hand schouder aanraakt.
- MRC = 4 hele bewegingstraject tegen lichte manuele weerstand
o Voor de biceps: zit op kruk of stoel met arm afhangend langs lichaam, elleboog
buigen tot hand schouder aanraakt.
o Zorg voor een goede handvatting: therapeut geeft met gelijknamige hand weerstand
bij de pols en fixeert met andere hand dorsaal op bovenarm, net proximaal van
elleboog.
o Je kijkt of iemand over het gehele bewegingstraject evenveel kracht levert. Wanneer
dit niet zo is, noteer je in welke gedeelte van de beweging dat minder was.
- MRC = 5 maximale/optimale manuele weerstand
o Vaak eerst concentrisch grote weerstand geven over hele traject zoals bij MRC4
o Daarna maximale kracht opzoeken in situatie die goed te lokaliseren is.
o Het optimum wordt bepaald door de andere zijde als referentiezijde te nemen. Dit
kan natuurlijk niet bij bilaterale aandoeningen.
Zorg dat je ook zelf optimaal kracht kan leveren, zeker bij onderste extremiteit. Dan moet jouw
armkracht het opnemen tegen de beenkracht van de patiënt.
In het weerstand geven van de therapeut zit het probleem. Hoe weet je namelijk een week later,
hoeveel weerstand je de vorige keer hebt gegeven. Dat is natuurlijk heel subjectief.
Beperkingen MRC:
- Zeker vanaf spierkrachtniveau 4 weinig betrouwbaar
- Niet erg gevoelig voor “kleine” veranderingen
- Lastig om niveau 2 zuiver uit te voeren
- Bij grote spiergroepen en sterke patiënt heb je een stevige therapeut nodig
- Beperkte functionaliteit
Kortom bruikbaar als snel test om globale indruk te krijgen.
, Kennisclip spiertonus
Spiertonus is een lastig begrip, er zijn veel verschillende definities. Meerdere aspecten bepalen de
spanning in/van een spier, bijvoorbeeld:
- Mate van vocht in spiercellen (druk in de cellen (turgor))
- Mate van neurogene activatie vanuit centraal zenuwstelsel
- Bindweefsel eigenschappen
Er zijn verschillende modaliteiten van spiertonus binnen de neurologie. Verhoogde spiertonus kan
zich namelijk op verschillende manier uiten:
- Hypertonie
- Spasticiteit
- Rigiditeit
- Paratonie
Afhankelijk van locatie van stoornis in CZS of type pathologie kan een bepaald type tonusafwijking
worden verwacht.
Hypotonie = verlaagde spiertonus zie je wanneer een baby wordt geboren met verstoring in het
CNS. Er wordt dan gesproken van een floppy child. Dan zijn de spieren van de baby dus slap.
Basis kenmerken
Hypertonie = spier voelt gespannen, tonus is verhoogd. Wanneer je op de spier drukt, voel je een
verharde spier.
Hypotonie = spier voelt opvallend slap of zacht, bij palpatie voel je geen of weinig weerstand.
Spasticiteit = weerstand bij “snel” passief verlengen van spier. Soms weerstand in deel van traject
(=knipmes-fenomeen), begin weerstand en daarna schiet hij door. Spasticiteit vind je meestal in
antizwaartekrachtspieren:
- Benen extensoren
- Armen flexoren
Bij spasticiteit is er is sprake van verminderde controle bij aansturing van de spier. Een spastische
spier laat zich dus minder mooi coördineren dan een spier met een normale tonus.
Met name cortex en ruggenmerg problematiek
Rigiditeit = hele traject weerstand bij passief verlengen van spier. Het voelt alsof je een loden pijp
probeert te buigen. Soms is er sprake van tandradfenomeen, dat wil zeggen als je allemaal ribbeltjes
voelt waarover je heen glijdt. Er is dus een licht schokkerig beloop wanneer je de spier probeert te
verlengen.
Rigiditeit treedt zowel op in de agonist als antagonist.
Met name basale kernen problematiek
Paratonie = weerstand tegen elke vorm van passief bewegen. Hierbij is er geen sprake van knipmes-
of tandradfenomeen. Dit zie je vaak bij mensen met dementie of de ziekte van Alzheimer. Het lijkt
alsof de patiënt zich actief verzet tegen het bewegen.
Er is geen consensus over de definitie van de verschillende begrippen. Dit zorgt ervoor dat er ook
geen consensus is over een adequate test. Veel factoren bepalen de spierspanning, dus het is ook
lastig om een valide test te vinden.
De Modified Ashworth Scale wordt gebruikt om spasticiteit in kaart te brengen, maar meet alleen de
weerstand tegen passief verlengen van de spier. Dus dit meet eigenlijk niet de spasticiteit.
Desondanks wordt deze test wel veel gebruikt.
Om spasticiteit te meten wordt ook de Tardieu-schaal gebruikt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bodilvb. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,49. Je zit daarna nergens aan vast.