Week 4
Welke stellingen zijn waar? Beide stellingen zijn waar.
I) Nationale regels die ‘verkoopmodaliteiten’ vaststellen zijn in beginsel niet verboden door Artikel 34 VWEU.
II) Het is onzeker of de regel uit de zaak Keck aangaande verkoopmodaliteiten ook van toepassing is op het vrij
verkeer van diensten.
Verkoopmodaliteiten ( regels over de voorwaarden waaronder je producten mag verkopen dus hoe, wat,
wanneer en niet me verlies) vallen in beginsel buiten de reikwijdte van het verbod van artikel 34 VWEU, mits
deze regels op alle marktdeelnemers van toepassing zijn en rechtens en feitelijk gelijke invloed hebben op
binnenlandse en buitenlandse producten (dus geen MGW zijn). Zie Keck, r.o. 16.
MGW: iedere handelsregeling die de intracommunautaire handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of
potentieel kan belemmeren.
Het is inderdaad nog niet duidelijk of er een Keck-analogie mogelijk is met de andere vrijheden, zoals het vrij
verkeer van diensten.
Wat voor uitleg gaf het HvJ in Keck aan artikel 34 VWEU? Het HvJ gaf een engere uitleg aan het begrip
'maatregelen van gelijke werking' dan het in eerdere rechtspraak had gedaan. Door 'verkoopmodaliteiten' uit
te sluiten van de reikwijdte van dit begrip werd de verbodsbepaling van artikel 34 VWEU juist enger
geïnterpreteerd.
Welke van onderstaande uitspraken over de voorrang en de rechtstreekse werking van EU-recht is juist? Alle
bepalingen van EU-recht hebben voorrang op het nationale recht van de lidstaten, maar niet alle bepalingen
van EU-recht hebben rechtstreekse werking. Al het Europees recht heeft voorrang over al het nationale recht,
zie ERAD, p. 303. Voor rechtstreekse werking bestaan wel enkele voorwaarden.
Wat volgt uit Artikel 53 Handvest voor de Grondrechten van de EU? De EU Lidstaten wanneer zij het EU recht
ten uitvoer leggen hun betere, nationale grondrechten bescherming mogen toepassen mits daardoor het
beschermingsniveau van het EU Handvest en de eenheid, werking en voorrang van het EU recht niet in het
geding komt. Melloni r.o. 60
Welke maatregel die zonder onderscheid van toepassing is, kan niet worden aangemerkt als een maatregel
van gelijke werking in de zin van Artikel 34 VWEU? Een verbod op het verkopen van likeur tegen verlies.
Een Nederlandse vleesproducent heeft zijn hele leven in Gouda gewoond en is het niet eens met de meest
recente verpakkingsvoorschriften voor vlees van de Nederlandse regering. Kan de Nederlandse
vleesproducent een beroep doen op Artikel 34 VWEU? Nee, dit is een zuiver interne situatie.
Welke stellingen over het arrest Outokumpu zijn waar? Beide stellingen zijn niet waar.
I) Het HvJ oordeelde dat de Finse maatregel een geldelijke last inhield die wegens grensoverschrijding werd
geheven, en dus als 'maatregel van gelijke werking' als een invoerbeperking (artikel 34 VWEU) verboden moest
worden verklaard.
II) Het HvJ oordeelde dat de Finse maatregel varieert naar gelang het productieproces, berustend op
overwegingen die verband houden met het milieu, terwijl dit in strijd is met het EU recht.
Het HvJ oordeelde dat hoewel een dergelijke maatregel aan de kenmerken van een MGW voldoet, deze toch
niet als zodanig gekwalificeerd kan worden als deze binnen de werkingssfeer van artikel 110 VWEU
(binnenlandse belastingen) valt. Dat was in deze zaak het geval, zie r.o. 20 en 29, en ERAD, p. 120-121. Tevens
oordeelde het HvJ dat een binnenlandse belasting mag variëren naar gelang het productieproces, maar niet als
dit op een discriminerende wijze gebeurt. Zie r.o. 31 en 41.
,Mag een lidstaat een hogere binnenlandse belasting heffen op ‘grijze’ stroom dan op ‘groene’ stroom, ook al
wordt in die lidstaat overwegend groene stroom geproduceerd en grijze stroom ingevoerd vanuit een andere
lidstaat? Ja, lidstaten mogen een gedifferentieerde belastingheffing invoeren op goederen op grond van
objectieve criteria, zoals het productieproces, berustend op overwegingen verband houdend met het milieu.
Eenzelfde gedifferentieerde belastingheffing moeten zij dan wel ook op dezelfde ingevoerde goederen leggen.
Outuokumpu r.o. 30-31
Het vrije verkeer van goederen heeft in principe betrekking op alle producten die voorwerp (kunnen) zijn van
een handelstransactie. Op welke producten heeft het vrije verkeer van goederen echter geen betrekking?
Soft- en/of harddrugs deze zijn goederen die van artikel 30 en 34, 35 VWEU zijn uitgesloten. Goederen zijn alle
op geld waardeerbare zaken die voorwerp kunnen zijn van legale handelstransacties. Ook voorwerpen met een
negatieve waarde zoals afval zie Waalse afvalstoffen arrest.
Hoe is een Nederlandse verwijderingsbijdrage op consumentenelektronica die enkel moet worden betaald
bij aanschaf van buitenlandse producten aan te merken? Een heffing van gelijke werking als een invoerrecht.
Het voldoet aan de definitie die het HvJ daarvoor stelde bij Outokumpu Oy: “HGW: elke eenzijdige opgelegde
geldelijke last die wegens grensoverschrijding over goederen wordt geheven en geen douanerecht is.
Welke definitie van een 'heffing van gelijke werking als een in- of uitvoerrecht' in de zin van artikel 30 VWEU
is juist? Een eenzijdig opgelegde last, ongeacht de hoogte, benaming of structuur, die wegens
grensoverschrijding over een goed wordt geheven.
Wat is kenmerkend voor de zogenaamde 'Rule of Reason'-doctrine? De 'Rule of Reason'-doctrine is nooit door
de EU Lidstaten gecodificeerd in het EU Werkingsverdrag. Deze is nog steeds volledig gebaseerd op de
rechtsspraak cassis de dijon.
Bij welke vrijheid/vrijheden in de interne markt wordt een onderscheid gemaakt tussen tarifaire en non-
tarifaire belemmeringen? Het vrij verkeer van goederen.
Wat is niet een verdragsuitzondering voor een maatregel van gelijke werking in strijd met het vrij verkeer
van goederen? Consumentenbescherming art. 36 VWEU.
Artikel 4 van de Nederlandse Wet Rechtspositie rechterlijke ambtenaren bepaalt: ‘Tot rechterlijk
ambtenaar kan alleen een Nederlander worden benoemd’. Is deze regel in strijd met EU recht? Nee, omdat
er een succesvol beroep kan worden gedaan op een verdragsuitzondering uit het VWEU. Deze regel zou gezien
kunnen worden als een beperking van het vrije verkeer van werknemers (artikel 45 VWEU), maar artikel 45 lid 4
VWEU zondert 'de betrekkingen in overheidsdienst' uit van deze regel.
Welke van de volgende uitzonderingen geldt als een zogenoemde verdragsuitzondering op het vrij verkeer
van werknemers? De bescherming van de openbare orde. Dit is opgenomen in artikel 45 lid 3 VWEU.
Welk van onderstaande artikelen bevat een voorbeeld van een verbod op tarifaire belemmeringen? 30
VWEU
Welke stellingen zijn waar? Stelling I is niet waar, stelling II is waar.
I) Artikel 34 VWEU vormt een verbod op tarifaire belemmeringen van het vrij verkeer van goederen.
II) Bij regels over 'verkoopmodaliteiten' onder hanteert het HvJ onder artikel 34 VWEU een discriminatietoets.
Het verbod van artikel 34 VWEU ziet op non-tarifaire belemmeringen, zie ERAD, p. 120. Echter, wanneer het
om 'verkoopmodaliteiten' gaat, hanteert het HvJ een discriminatietoets, zie Kec
In Cassis de Dijon bepaalde het HvJ dat er naast de verdragsuitzondering van artikel 36 VWEU nog andere
uitzonderingen op het beginsel van vrij verkeer van goederen bestaan, de zogenoemde 'Rule of Reason'-
, uitzonderingen. Betekende dit dat Duitsland deze zaak won? Nee, want het HvJ vond de betrokken Duitse
wetgeving niet evenredig. Vermelding van het alcoholpercentage had volstaan, in plaats van een verbod.
Welke van de volgende uitzonderingen op het recht op vrij verkeer in de interne markt geldt als een
zogenoemde 'Rule of Reason'-uitzondering? De bescherming tegen reclame. Zie voor een lijst met
voorbeelden van 'Rule of Reason'-uitzonderingen ERAD
Wat volgde uit het arrest Cassis de Dijon? Meerdere, nog nader te definiëren, publieke belangen konden in de
toekomst worden erkend als ‘Rule of Reason’-belangen. Er wordt geen limitatieve opsomming gegeven in het
arrest.
Welke van de onderstaande publiek belangen kan niet op grond van een bepaling in het Werkingsverdrag
worden ingeroepen door een lidstaat om een belemmering van het vrij verkeer van diensten te
rechtvaardigen? Bescherming van de openbare zedelijkheid. Zie artikel 62 jo. 52 VWEU voor de
verdragsrechtelijke uitzonderingsgronden op het vrij verkeer van diensten, waar deze grond niet voorkomt.
Welk van onderstaande uitspraken over 'binnenlandse belastingen' in de zin van artikel 110 VWEU is waar?
Binnenlandse belastingen worden op zowel ingevoerde als binnenlandse geproduceerde goederen geheven.
Als dit niet zo was zou het wellicht een HGW zijn.
Binnenlandse belasting: “algemeen stelsel van binnenlandse belastingen waardoor categorieën producten
stelselmatig worden getroffen volgens objectieve, onafhankelijk van de oorsprong van de producten
toegepaste criteria zie Outokumpu Oy arrest.
Welke stelling over het arrest Cassis de Dijon is onjuist? De HvJ heeft in Cassis de Dijon de toepassing van de
uitzonderingsgronden verruimd, waardoor nu ook discriminerende maatregelen uitzonderingen kunnen
vormen op de regels van het vrije verkeer. Dit heeft het HvJ niet geïntroduceerd in Cassis de Dijon. De rule of
reason geldt in principe enkel voor niet-discriminerende bepalingen.
Welke stelling over het arrest Cassis de Dijon is juist? Het HvJ heeft in Cassis de Dijon de mogelijke
uitzonderingen op het vrij verkeer van goederen verruimd. EN Het HVJ heeft de rule of reason in Cassis de Dijon
geïntroduceerd. EN Cassis de Dijon kan worden gezien als een correctie op het eerdere Dassonville arrest.
Welke stellingen zijn waar? Beide stellingen zijn niet waar.
I) Het verbod op ‘heffingen van gelijke werking’ is van toepassing op binnenlandse belastingen
II) Binnenlandse belastingen mogen nooit een verschillend tarief opleggen aan binnenlands
opgewekte energie en in het buitenland opgewekte energie, ongeacht mogelijke verschillen in het
productieproces
Stelling I is inderdaad onjuist, omdat een ‘HGW’ en een binnenlandse belasting elkaar wederzijds
uitsluitende categorieën van geldelijke lasten zijn, het zijn 2 verschillende categorieën.
Stelling II is eveneens onjuist, omdat een binnenlandse belasting (artikel 110 VWEU) een gedifferentieerd
tarief op zich wel mogelijk maakt, mits op objectieve gronden en zonder buitenlandse energie te
discrimineren, zie Outokumpu, r.o. 31 en 34. Het is dus wel mogelijk dat het gedifferentieerde tarief
nadelig is voor binnenlands geproduceerde eneregie.
Heeft het HvJ in Keck en/of Dassonville de reikwijdte van artikel 34 VWEU verkleind? Alleen in het Keck
arrest. , in Keck werden verkoopmodaliteiten die op alle marktdeelnemers van toepassing zijn en die rechtens
en feitelijk dezelfde invloed hebben op de verhandeling van binnen- en buitenlandse goederen uitgezonderd
van het verbod in artikel 34 VWEU. In Dassonville gaf het HvJ juist een zeer ruime interpretatie aan het verbod
in artikel 34 VWEU.
Week 5
Wat besloot het HvJ in Josemans? Een Nederlandse maatregel die niet in Nederland woonachtige personen de
toegang tot een coffeeshop verbiedt, kan een belemmering van het vrije dienstenverkeer opleveren. De