Samenvatting methoden en technieken l
Bronnen
Artikelen staan in de samenvatting genoteerd
Bijleveld, C.C.J.H. (2015). Methoden en Technieken van Onderzoek in de Criminologie. Den
Haag: Boom Lemma Uitgevers.
Evers, J (2015). Kwalitatief interviewen: kunst én kunde. Den Haag: Boom Lemma
Uitgevers.
Grotenhuis, M. te & Weegen, T. van der (2013). Statistiek als hulpmiddel. Een overzicht van
gangbare toepassingen in de sociale wetenschappen. Assen: Koninklijke van Gorcum.
Decorte, T. & Zaitch, D. (2016). Kwalitatieve Methoden en Technieken in de Criminologie.
Leuven: Acco.
Hennink, M., Hutter, L & Bailey, A. (2011). Qualitative Research Methods. London: Sage
Publications.
Hoe ontwerp je een onderzoek?
● kwalitatief onderzoek
Kwalitatieve onderzoeksmethoden zijn strategieën voor de systematische verzameling,
organisatie, en interpretatie van tekstueel materiaal dat is verkregen door gesprekken of
observaties met het doel concepten te ontwikkelen die ons helpen om sociale verschijnselen
in hun natuurlijke context te begrijpen met de nadruk op betekenissen, ervaringen en
gezichtspunten van alle betrokkenen.
Typen onderzoek
1. exploratief = doel is komen tot inzichten op een domein waar tot nu toe weinig over
geweten is
- verkennend
- nieuwe domeinen
2. verklarend = ontdekken van oorzaken in de betekenisgeving van personen
- zeldzaam
3. beschrijvend = aanleveren van gedetailleerde beschrijving van een bepaalde case
die bestudeerd wordt
4. emancipatorisch = sociaal probleem aanpakken
Voor wie is het onderzoek bedoeld
- wetenschappelijke gemeenschap = bijdragen aan de stand van kennis
- beleidsmakers = explorerend en evaluerend
- praktische relevantie = probleem of praktijkvraagstuk
● onderzoeksplan / onderzoeksdesign
Opzetten van een onderzoek
1. abstract opzet
- inventarisatie over artikelen en methodes
- relevante ontwikkelingen in sociologie en criminologie
2. de onderzoeksvraag
, - de onderzoeksvraag stuurt het onderzoek, het onderzoek moet zo worden
opgezet dat de vraag beantwoord kan worden, in veel situaties kan dat niet
(volledig)
- grounded theory = bij kwalitatief onderzoek begint het meer met een richting,
de dataverzameling stuurt dan het onderzoek en niet andersom. Het gaat er
hierbij dus om dat de theorie komt uit de data, hierbij moet de onderzoeker
niet meteen zijn visie vastleggen op basis van deze theorie, hij moet dus op
staan (fenomenologisch, symbolisch interactionisme)
3. literatuurstudie
- is niet alleen om te bepalen welke onderzoeksvraag gebruikt kan worden,
maar ook om te kijken op welke manier het onderzoek gedaan kan worden
- open access
- verschillende databases
4. hypothese
5. voorbereiding
- er moet toestemming gevraagd worden voor de benodigde gegevens met de
informatie over het onderzoek
- er moet toestemming gevraagd worden aan relevante personen
- stakeholders = personen die belang hebben bij het onderzoek
6. keuze van onderzoeksopzet
- welke meetinstrumenten, welke respondenten
- nomothetische verklaringen = algemeen breed geldende verklaringen,
oorzaak-gevolg, generalisaties, voor zoveel mogelijk mensen begrijpelijk
maken
- idiografische verklaringen = verklaren van particuliere gebeurtenis of set van
gebeurtenissen
7. keuze van analyse-eenheden = het liefst is er een groep respondenten nodig die de
gehele Nederlandse samenleving vertegenwoordigd maar dat is vaak niet mogelijk
door geld en tijd
8. keuze van dataverzamelingsmethode = de bevragingsmethode
- literatuurstudie kan helpen om te kijken of er bestaande instrumenten zijn die
ingezet kunnen worden
- dit weet je pas als de groep respondenten vaststaat
9. keuze van analysemethode
- checkt of de onderzoeksvraag echt beantwoord kan worden (technieken,
instrumenten, genoeg respondenten)
10. voor-, hoofd-, en naonderzoek
- pilot study = er wordt getest of het onderzoek geen gebreken heeft, of het te
snappen is door de respondenten etc
- naonderzoek wordt voornamelijk bij kwalitatief onderzoek gedaan als er
bijvoorbeeld veel verschillende antwoorden zijn gegeven
- Delphi-methode = de respondenten komen bij elkaar om te overleggen en
kunnen anoniem laten weten of ze nog steeds achter hun standpunt staan
11. triangulatie = om de beperkingen van verschillende methoden uit de weg te gaan,
moeten er meerdere methodes ingezet worden
- er kan een verdiepend onderzoek bij gedaan worden
12. onderzoeksopzet (optionele opzet)
- beschrijving van het probleem met doelstelling
, - vraagstelling met subvragen
● steekproef
Manieren om een steekproef te nemen
1. kanssteekproef = alle respondenten die in de steekproef zijn, hebben vergelijkbare
kans om in de steekproef terecht te komen
- random / aselecte steekproef → heterogene steekproef
- systematisch = volgens bepaalde stappen
- cluster
- quota = zoeken naar mensen volgens quota behalen
2. niet-kanssteekproef (kwalitatief) = selecten hebben geen bekende kans om in de
steekproef terecht te komen
- gemakzucht = eenheden die makkelijk te vinden zijn
- doelgericht naar bepaalde mensen
- sneeuwbal = wanneer eenheid gevonden, via deze andere vinden
- gestratificeerde = indeling eenheden in strata (kenmerken) daarna
geselecteerd → homogene steekproef
● design cyclus
Onderzoeksplan = wat komt er kijken bij de voorbereidingen van een onderzoek
Onderzoeksproces = het gehele traject van onderzoek (inclusief onderzoeksplan)
Algemene structuur en inhoud
1. situering van het onderzoeksdomein = probleemstelling
2. maatschappelijke / wetenschappelijke verantwoording = waarom is het relevant?
3. onderzoeksdoel = exploreren / verklaren / beschrijven / aanpakken
4. onderzoeksvraag
5. deelvragen in het onderzoek
6. conceptueel kader = centrale concepten in een ruimer theoretisch kader
7. situering van de methode = methoden, wordt later uitgebreid behandeld
8. beperkingen van het onderzoek
, ● etnografische cyclus
Etnografische cyclus
1. ontwerp van het onderzoeksinstrument
- interviewen = conversatiehulp: abstracte vragen worden concrete vragen
(operationalisering)
- observatie = observatieprotocol
- pilot testing
2. selectie van participanten = definiëren van de te onderzoeken populatie / definiëren
van strategieën om participanten te benaderen
- niet random, maar doelgerichte werving: meestal ook benoemd in de
onderzoeksvraag
- verschillende soorten steekproeven (homogeen, heterogeen,
sneeuwbalsteekproef, opportunistische steekproef: kansen die zich
aanwerven, pragmatische steekproef: in korte tijd zoveel mogelijk)
- kan tijdens onderzoek bijgesteld worden
- toegang verwerven (sneeuwbalmethode, gebruik community gatekeepers,
formele en informele netwerken, research-based, advertenties)
- hoeveel participanten hangt af van de haalbaarheid en principe van
verzadiging
3. dataverzameling
4. inferenties maken = waarnemingen moeten generaliseerbaar zijn (inductieve
hypothesevorming)
- bijv = de veiligheidsbeleving lijkt samen te hangen met de hoeveelheid
overlast
- bijv = de veiligheidsbeleving lijkt sterk bepaald te worden door de relatie die
men heeft met de buren
- op basis van enkele interviews verdere verdieping zoeken totdat theoretische
saturatie is bereikt
- de inductieve inferenties lopen door in het inductieve proces van analyse in
de analytische cyclus
- principe van constante vergelijking en theoretische saturatie = zoeken naar
nieuwe respondenten om eerdere bevindingen te verscherpen, bevestigen of
te corrigeren: vergelijkingsproces totdat saturatie is bereikt, soms zijn er meer
interviews nodig
● analytische cyclus
Analytische cyclus = kwalitatieve analyse: het opdelen, hergroeperen en overstijgend
interpreteren
- doel = antwoord formuleren op de onderzoeksvraag
- ontwerpen van (deductieve en inductieve) codes (labels)
- beschrijven en vergelijken
- categoriseren van conceptualiseren
- theorieontwikkeling
● benaderingen
Deductief = meer theorie-toetsend: in hoeverre is de theorie toepasbaar op het fenomeen?