Week 1
De rechter moet de volgende vier (hoofd- of materiële)vragen van art. 350 Sv
beantwoorden:
1. Is bewezen dat het feit daadwerkelijk door de verdachte is begaan?
➢ Zo nee: vrijspraak (art. 352 lid 1 Sv)
2. Is het feit strafbaar?
Dat is niet het geval als deze niet wederrechtelijk is; ofterwijl, als er een
rechtvaardigingsgrond is.
➢ Zo nee: ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 Sv)
3. Is de verdachte strafbaar?
Deze vraag heeft betrekking op de verwijtbaarheid; dit ontbreekt als er sprake
is van een schulduitsluitingsgrond.
➢ Zo nee: ontslag van alle rechtsvervolging (art. 352 Sv)
4. Welke straf en/of maatregel dient te worden opgelegd?
Opzet
Het opzetvereiste is als volgt in de wet geformuleerd:
● Letterlijk ‘opzettelijk’ of ‘met opzet’.
● Daarnaast komt men tegen: ‘wetende dat’, ‘terwijl hij wist’, of ‘kennis dragende dat’.
● Werkwoorden die uit hun aard opzet omvatten: ‘opruien’, ‘zich verzetten’,
‘binnendringen’, ‘aanhitsen’. Hierbij is het opzet ingeblikt.
Het voorwaardelijk opzet vormt de ondergrens van het opzetbegrip en vereist dat de dader
‘bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat een bepaald gevolg zou intreden of dat
een bepaalde omstandigheid zich zou voordoen’ (HIV I en Porsche).
Opzet moet zich richten op alle bestanddelen die in de delictsomschrijving na ‘opzettelijk’ (of
een equivalent daarvan) zijn opgenomen. Als tussen ‘opzettelijk’ en ‘wederrechtelijk’ het
woordje ‘en’ is geplaatst, hoeft het opzet niet op de wederrechtelijkheid te zijn gericht.
Voorbedachte rade is geen opzet, maar lijkt er wel op. Hierbij wordt veronderstelt dat de
dader de tijd en gelegenheid heeft gehad om over de betekenis en gevolgen van zijn
voorgenomen daad na te denken en ook daadwerkelijk heeft nagedacht.
Culpa
De wet drukt de culpoze betrokkenheid uit door het gebruik van de volgende termen:
‘schuld’, ‘onachtzaamheid’, ‘gebrek aan de nodige omzichtigheid of voorzorg’,
‘redelijkerwijze moetende vermoeden’ en ‘ernstige reden hebbende om te vermoeden’.
Culpa kent een onderverdeling:
● Onbewuste schuld: grove onachtzaamheid, onnadenkendheid, onvoorzichtigheid,
nalatigheid, etc. De betrokkene heeft een gevolg in het leven geroepen door niet na
te denken waar wel had moeten worden nagedacht.
● Bewuste schuld: iemand voorziet de mogelijkheid van een gevolg wél, docht het
niet intreden daarvan op te lichtvaardige gronden heeft aangenomen. Hij is te
optimistisch geweest bij het inschatten van de gevaren.
Er bestaat nog een derde schakering:
● Roekeloosheid: indien de schuld als bedoeld in art. 307 Sr (dood door schuld), art.
308 Sr (zwaar lichamelijke letsel door schuld) en art. 6 jo. art. 175 WVW (dood of
, zwaar lichamelijk letsel door schuld in het verkeer) bestaat in roekeloosheid, wordt
de maximumstraf verdubbeld. Roekeloosheid is zeer onvoorzichtig gedrag waarbij
welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s zijn genomen.
Culpa is te typeren als een verwijtbare en aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Vereisten:
1. Aanmerkelijke onvoorzichtigheid: de betrokkene had de gevolgen van zijn handelen
naar algemene maatstaven kunnen en behoren te voorzien. Er bestond een
zorgplicht om het gedrag achterwege te laten.
2. Verwijtbaarheid: de betrokkene was in staat om anders te handelen dan hij deed.
3. Causaliteit tussen de culpa en het gedrag.
Bij het vaststellen van culpa in verkeerssituaties. komt het aan op het geheel van
gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden
van het geval (Blackout).
Week 2
In de loop der jaren zijn verschillende leren voor de causaliteitsvraag ontwikkeld:
Conditio sine qua non Als oorzaak van een gebeurtenis is te beschouwen het geheel
(‘equivalentieleer’) van daaraan voorafgaande factoren, die invloed hebben
uitgeoefend op het ontstaan van die gebeurtenis.
❏ Nadeel: langs deze weg kan de causale keten
mijlenver terug geleid worden (bijv. tot aan de
geboorte).
Causa proxima-theorie Als oorzaak is aan te wijzen de factor welke zich het dichtst bij
de verwerkelijking van het gevolg bevindt, en dus de laatste is
in de reeks van factoren die tot het gevolg heeft geleid.
Adequatieleer Er is sprake van een causaal verband indien het gevolg voor
de betrokkene redelijkerwijze was te voorzien. Hierbij gaat het
er om wat aan de verstandige en voorzichtige mens kan
worden toegedicht.
Leer van de redelijke De geldige leer. Het moet redelijk zijn om een gedraging aan
toerekening (geldt nu) te merken als de oorzaak. Welke factoren geven invulling aan
deze leer?
(Letale longembolie) 1. De aard van de gedraging: indien de gedraging
geschikt is om het gevolg in het leven te roepen, dan
wel de kans in significante mate verhoogt, is het
redelijk om het gevolg aan de verdachte toe te
rekenen. Ook al overlijdt het slachtoffer vervolgens
bijv. door een medische misser (Aortaperforatie en
Haarlemse doodslag)
2. Causaliteit hoeft niet doorbroken te worden als het
gevolg ook kan zijn ingetreden door een andere
handeling of als het slachtoffer zelf heeft bijgedragen.
De aangevoerde alternatieve oorzaak moet dan wel
hoogst onwaarschijnlijk zijn
, Week 3
Poging
Art. 45 lid 1 Sr luidt: ‘poging tot misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader
zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard.’ Voorwaarden:
1. Een voornemen van de dader
2. Welke moet blijken uit een begin van uitvoering.
Er zijn twee typen pogingen:
1. Voltooide poging (‘délit manqué’): de dader komt niet tot voltooiing van het
voorgenomen misdrijf, terwijl er van zijn kant wel alles aan is gedaan om de
voltooiing te bereiken.
2. Onvoltooide poging (‘tentatieve poging’): in een vroeg stadium van de uitvoering
van de misdrijf treedt een verhindering op om dit te voltooien (bijv. door oplettende
buurman).
❏ Dit onderscheid is relevant in verband met de vrijwillige terugtred.
❖ Voor poging wordt het strafmaximum met ⅓ verlaagd.
Poging is niet mogelijk bij:
● Overtredingen
● Eenvoudige mishandeling (art. 300 Sr)
● Misdrijven die eigenlijk al een vorm van poging weerspiegelen
● Misdrijven in de wettelijke omschrijving waarvan een bijkomende voorwaarde van
strafbaarheid is opgenomen
➔ Als het bij een poging tot hulp bij zelfdoding is gebleven, dan is zelfdoding dus niet
gevolgd en dan is derhalve de bijkomende voorwaarde voor strafbaarheid niet
vervuld, hetgeen straffeloosheid meebrengt.
● Omissiedelicten. Poging is niet mogelijk als het gaat om een nalaten.
● Culpoze misdrijven. Hoe kan men een voornemen tot het plegen van een misdrijf
hebben, terwijl de culpa nu juist uitgaat van het niet hebben van enig opzet?
● Formeel omschreven misdrijven
Twee leren over wanneer iets een poging is, en wanneer het zich nog bevindt in de fase van
vóór de poging:
1. Subjectieve leer: beschouwt als uitvoeringshandeling datgene wat als uitvoering van
de gevaarlijke gezindheid is op te vatten.
2. Objectieve leer: laat pas als uitvoeringshandeling toe datgene wat als
daadwerkelijke uitvoering van het misdrijf zelf is te beschouwen.
Intussen geldt het criterium van de uiterlijke verschijningsvorm van de uitvoeringshandeling
(Cito en Grenswisselkantoor).
Ondeugdelijke poging: voltooiing is onmogelijk, hetzij omdat het gebruikte middel
onvoldoende is, hetzij omdat het object van het misdrijf niet of te weinig geschikt is om het
beoogde misdrijf te voltooien:
● Absolute ondeugdelijkheid: het middel is altijd ondeugdelijk → straffeloos.
● Relatieve ondeugdelijkheid: het is slechts in dit geval ondeugdelijk →
strafbaar.