BLOK 2 – STEMMINGSSTOORNISSEN
TAAK 1 – WAT ZIJN STEMMINGSSTOORNISSEN?
1. Wat zijn stemmingsstoornissen?
Stemmingsstoornissen worden ook wel affectieve stoornissen genoemd, omdat
affect de externe uiting van een stemming is, een emotie die intern wordt gevoeld.
Depressie en manie worden vaak gezien als tegenovergestelde uiteinden van een
affectief of stemmingsspectrum. Klassiek zijn manie en depressie ‘polen’ van elkaar
verwijderd, waardoor de termen unipolaire depressie (dat wil zeggen: patiënten die
net de neerwaartse of depressieve pool ervaren) en bipolair (dwz: patiënten die op
verschillende tijdstippen de opwaartse, manische pool ervaren of neerwaartse,
depressieve pool ervaren) worden gegenereerd. Depressie en manie kunnen zelfs
gelijktijdig optreden, wat een gemengde gemoedstoestand wordt genoemd. Manie
kan ook in mindere mate voorkomen, bekend als hypomanie, of zo snel schakelen
tussen manie en depressie dat het ‘rapid cycling’ wordt genoemd wanneer
manische episode minstens 4 keer per jaar voorkomt .
Stemmingsstoornissen kunnen nuttig worden gevisualiseerd, niet alleen om
verschillende stemmingsstoornissen van elkaar te onderscheiden, maar ook om het
ziekteverloop van individuele patiënten samen te vatten door ze in kaart te brengen
op een ‘mood chart’. De stemming varieert dus van hypomanie tot manie bovenaan,
tot euthymie (of normale stemming) in het midden, tot dysthymie en depressie
onderaan.
De meest voorkomende en vroeg herkende stemmingsstoornis is de major
depressieve stoornis.
2. Neurotransmitters en circuits in stemmingsstoornissen
Drie hoofdzakelijke neurotransmitters zijn geïmpliceerd in beide psychopathologie en
de behandeling van stemmingsstoornissen. Dit zijn norepinefrine (noradrenaline),
dopamine en serotonine monoamine neurotransmittersysteem. Deze
monoamines werken vaak samen. Er wordt van veel van de symptomen van
stemmingsstoornissen verondersteld dat ze betrekking hebben op disfunctie van
verschillende combinaties van deze 3 systemen.
Noradrenergic neurons:
Het noradrenerge neuron gebruikt norepinefrine (noradrenaline) als zijn
neurotransmitter. Norepinefrine/noradrenaline (NE) wordt gesynthetiseerd of
1
,geproduceerd uit de voorloper aminozuur tyrosine (TYR), dat vanuit het bloed naar
het zenuwstelsel wordt getransporteerd door middel van een actieve transportpomp.
Eenmaal in het neuron wordt de tyrosine door 3 opeenvolgende enzymen beïnvloed.
Ten eerste tyrosinehydroxylase (TOH), het snelheidsbeperkende en belangrijkste
enzym bij de regulatie van NE-synthese. TOH zet het aminozuur tyrosine om in
DOPA. Het tweede enzym werkt dan, namelijk DOPA decarboxylase (DDC), dat
DOPA omzet in dopamine (DA). DA zelf is een neurotransmitter in dopamine-
neuronen. Voor NE-neuronen is DA echter slechts een voorloper van NE. Het derde
enzym, dopamine-hydroxylase (DBH), zet DA om in NE. NE wordt vervolgens
opgeslagen in synaptische blaasjes, totdat ze worden vrijgegeven door een
zenuwimpuls.
De werking van NE wordt beëindigd door 2 belangrijke destructieve of katabole
enzymen die NE in inactieve metabolieten veranderen. De eerste is
momoamineoxidase (MAO) A of B, die zich in mitochondriën in het presynaptische
neuron en elders bevindt. De tweede is catechol-O-methyl-transferase (COMT),
waarvan wordt aangenomen dat deze grotendeels buiten het presynaptische
zenuwuiteinde ligt.
2
,De werking van NE kan niet alleen worden beëindigd door enzymen die NE
vernietigen, maar ook door een transportpomp die NE uit de synaps haalt zonder
het te vernietigen. Deze geïnactiveerde NE kan worden herteld voor hergebruik in
een latere neurotransmitterende zenuwimpuls. De transportpomp die de synaptische
werking van NE beëindigt, wordt soms de ‘NE-transporter’, ‘NE-heropname pomp’ of
NET genoemd. Deze NE-heropname pomp bevindt zich op het presynaptische
noradrenerge zenuwuiteinde, waar het werkt als een stofzuiger die NE uit de synaps
zwaait, van de synaptische receptoren af, en de synaptische werking ervan stopt.
Eenmaal in het presynaptische zenuwuiteinde, kan NE ofwel opnieuw worden
opgeslagen voor later hergebruik wanneer een andere zenuwimpuls arriveert, of
vernietigd worden door NE-vernietigende enzymen.
Postsynaptische receptoren zetten hun bezetting door norepinefrine op of receptoren
om in fysiologische functies en uiteindelijk in veranderingen in signaaltransductie en
genexpressie in het postsynaptische neuron.
3
, Presynaptische receptoren reguleren de afgifte van norepinefrine, dus worden ze
autoreceptoren genoemd. Presynaptische autoreceptoren bevinden zich zowel op
het axonuiteinde (terminaal receptoren) als bij het cellichaam (soma) en
nabijgelegen dendrieten; deze laatste 2 presynaptische receptoren worden dus
somatodendritische receptoren genoemd. Presynaptische receptoren zijn
belangrijk omdat zowel de terminale als de somatodendritische receptoren
autoreceptoren zijn. Wanneer presynaptische receptoren NE herkennen, zullen ze de
verdere afgifte van NE uitschakelen. Presynaptische autoreceptoren werken dus als
een rem voor het NE-neuron en veroorzaken ook wat bekend staat als een
regulerend signaal met negatieve feedback. Door deze receptor te stimuleren stopt
het neuron met vuren. Dit gebeurt waarschijnlijk fysiologisch om overmatig afvuren
van het NE-neuron te voorkomen, aangezien het zichzelf kan uitschakelen zodra de
afvuursnelheid te hoog wordt en de autoreceptor gestimuleerd wordt.
4