Samenvatting gespreksvoering
Reader communicatieleer
Communicatie= de uitwisseling van symbolische informatie tussen mensen. Alle gedrag, et en zonder
woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van wie men zich bewust is. Communicatie kan zich
afspelen tussen mensen die in elkaars aanwezigheid zijn en zich daarvan bewust zijn, of tussen
mensen die via een of ander medium met elkaar communiceren.
Interpersoonlijke communicatie= mensen zijn in elkaars nabijheid.
Gemedieerde interpersoonlijke communicatie= communicatie via een tussenweg of medium.
Massacommunicatie= de communicatie loopt via een medium. Een ander kenmerk is dat de
communicatie openbaar is, voor iedereen toegankelijk of waarneembaar.
Intrapersoonlijke communicatie= binnen de persoon. Mensen praten tegen, zichzelf, soms
onhoorbaar.
Inhoudsaspect= de letterlijke inhoud van de woorden, de brief of het gebaar dat grootte of richting
aanduidt.
Betrekkingsaspect= omvat alles wat aangeeft hoe die inhoud moet worden opgevat, hoe de een de
relatie met de ander ziet en verwacht of wil dat de ander reageert.
Zender= spreker of schrijver.
Boodschap en reactie staan voor de signalen die over en weer worden gezonden.
Vocaal auditieve kanaal= praten en luisteren
Visuele kanaal= alles wat er te zien is
Tactiele kanaal= aanraken
Fysieke ruis= omvat alle signalen van buitenaf die spreken, luistere, kijken of voelen bemoeilijken.
Psychologische ruis= vooroordelen en stereotypieën, die de communicatie belemmeren.
Semantische ruis= als de betrokkenen verschillende codes hanteren.
Referentiekader= zijn kijk op de wereld, gevormd door zijn ervaring en vervormd door zijn
vooroordelen en bijgeloof.
De zeven soorten selectieprocessen:
1. Selectief uitzenden
2. Selectieve kennisname
3. Selectieve aandacht
4. Selectieve waarneming
5. Selectief onthouden
6. Selectief aanvaarden
7. Selectief over dingen praten
, Selectief uitzenden= De zender vertelt of publiceert datgene, waarvan hij denkt dat het bij de
ontvanger goed zal ‘vallen’.
Selectieve kennisname= Selectieve kennisname is noodzaak. Je kunt niet alle boeken, tijdschriften,
kranten en folders lezen, die in huis komen.
Selectieve aandacht= Alle aandacht is selectief.
Selectieve waarneming= Veel van wat we waarnemen is niet waar. Waarnemen is betekenis
toekennen aan ervaringen. Betekenissen zitten immers in mensen, niet in woorden of ervaringen.
Selectief onthouden= We proberen kwijt te raken wat we onplezierig vinden.
Selectief aanvaarden= Mensen hanteren een aantal strategieën om dergelijke tegenstrijdigheden op
te lossen of te verzachten.
Selectief met anderen over dingen praten= omdat men niet over alles kan praten wat men hoort, ziet
en denkt, moet men ook hier kiezen. Hiermee zijn we terug bij het eerste selectieproces: selectief
uitzenden.
Dogmatisme= houding dat je vasthoudt aan je eigen opvattingen en die niet wilt veranderen.
Empathie= het vermogen een onmiddellijk gevoelsmatig begrip op te kunnen brengen voor de
gevoelens van anderen.
Onder ‘situatie’ wordt verstaan: waar, onder welke (sub)culturele spelregels, wanneer, met wie en
met welke omstanders vindt communicatie plaats?
Privacy= Gevrijwaard zijn van sociaal contact en observatie door anderen, als dat niet wordt gewenst.