Kerntaak 1 doktersassistente
,Inhoudsopgave
Infectieziekten ........................................................................................................................................... 3
Polikliniek interne geneeskunde ................................................................................................................. 5
Bloed ......................................................................................................................................................... 8
Voorbeelden nierziekten .......................................................................................................................... 10
Hormoonziekten....................................................................................................................................... 11
Hormoon - Stofwisseling ........................................................................................................................... 14
Bewegingsapparaat: ................................................................................................................................. 19
Het hart ................................................................................................................................................... 22
De kleine bloedsomloop .................................................................................................................................... 22
De grote bloedsomloop...................................................................................................................................... 22
TIA en CVA ............................................................................................................................................... 25
Herken de signalen ........................................................................................................................................... 25
Bloedvaten............................................................................................................................................... 28
Kinderziektes ........................................................................................................................................... 30
Keel neus oren ......................................................................................................................................... 33
Duizeligheid ............................................................................................................................................ 39
Ogen ........................................................................................................................................................ 42
Hoofdpijn ................................................................................................................................................. 46
Spanningshoofdpijn ................................................................................................................................ 46
Zenuwstelsel ............................................................................................................................................ 49
Neurologische aandoeningen ................................................................................................................... 52
Vrouwelijke geslachtsorgaan .................................................................................................................... 57
Menstruatiecyclus & Anticonceptie ........................................................................................................... 62
SOA’S ..................................................................................................................................................... 68
Ademhaling ............................................................................................................................................. 71
Spijsvertering ........................................................................................................................................... 78
Achtergrondinformatie ........................................................................................................................... 88
2
,Infectieziekten
Lichaam reageert met een ontstekingsreactie
Itis: Ontsteking: een reactie van het weefsel op een schadelijke prikkel!
Een ontsteking is nuttig en natuurlijke reactie op weefselbeschadiging!
Kenmerken:
Roodheid (Rubor)
Warmte (Calor)
Zwelling (Tumor)
Pijn (Dolor)
Functieverlies (Functio Laesa)
Endogeen en exogeen
Ziekten die ontstaan door oorzaken van binnenuit het lichaam noemen we endogene
aandoeningen. Endogene aandoeningen zijn meestal aangeboren: ze zijn genetisch bepaald of
zijn ontstaan door verkeerde ontwikkeling tijdens de zwangerschap. Sommige endogene
aandoeningen ontstaan tijdens de geboorte of ontwikkeling van een kind.
De meeste aandoeningen zijn exogeen: ze worden veroorzaakt door iets buiten het lichaam.
Dan kan een virus of bacterie zijn, maar ook een ongeluk of chemische stoffen kunnen
aandoeningen veroorzaken.
3
,Wanneer antibiotica
- Alleen bij bacteriële infectie!
- Niet bij virale infecties (zoals griep en verkoudheid)
Bijv.
- Wanneer het eigen afweersysteem het niet zelf kan bestrijden
Bij kwetsbare (Voorbeelden van infecties die het lichaam vaak zelf kan bestrijden
Blaasontsteking bij vrouwen: uit een onderzoek blijkt dat 2 op de 3 vrouwen
met een blaasontsteking opknapt zónder antibiotica
Keelontsteking: wordt meestal door een virus veroorzaakt, maar áls het door
een bacterie wordt veroorzaakt maakt het m.b.t. hoe lang je ziek bent
nauwelijks uit of je wel of geen antibiotica neemt
Bronchitis: antibiotica heeft geen invloed op de duur van de hoestklachten
Bijwerkingen
• Risico) groepen Overgevoeligheid huiduitslag
jeuk
benauwdheid
anafylactische
reactie/shock
• = verworven!!!
Toedingenswegen
• Lokaal
• Geneesmiddel toedienen direct op de plaats van werking
• Zalf
• Systemisch
• Via bloedsomloop naar plaats waar het moet werken
• Bv: Antibiotica
Tetanus
- Tetanusprofylaxe medicatie
- Wordt veroorzaakt door de clostridium tetan, Anaerobe bacterie. Waaarvan de
sporen in de aarde, straat, vuil.
4
,Polikliniek interne geneeskunde
Infectieziekte:
Voorbeelden: Hepatitis en aids
• Bij iedereen met koorts zal in ieder geval aan een infectie worden gedacht.
Spijsverteringorgaan:
Onder spijsverteringorganen worden verstaan: slokdarm, maag, twaalfvingerige darm,
dunne darm, dikke darm, lever, galwegen en alvleesklier.
5
,Voorbeelden van ziekten zijn:
Oesofagitis
Onsteking van de slokdarm
Oorzaak meestal reflux (terugvloeien) van maagzuur door een verslapping van het
weefsel rond de overgang slokdarm-maag. De aandoening is erg pijnlijk hierdoor kan
de patient erg veel pijn op de borst krijgen.
Achalasie: Spierbeweging in het onderste deel van de slokdarm niet goed kunnen plaatsvinden.
Oesofaguscarcinoom:
Dit is slokdarmkanker oorzaak: overmatig gebruik van alcohol.
Ulcus pepticum
Maagzweer: Zweer die in de twaalfvingerige darm of in de maag zelf zit. Oorzaak is de
helico-bacteriën of het gebruik van NSAID.
Maagcarcinoom:
Maagkanker, als de patiënt klachten krijgt is het al te laat. De symptomen zijn vooral gebrek
aan eetlust, een vol gevoel en afvallen.
Diverticulose/diverticulitis:
Dit zijn zakvormige uitstulpingen van het slijmvlies van de dikke darm als gevolg van
verzakking van de darmwand door veroudering en in de hand gewerkt door obstipatie (waarbij
de dikke darm immers heel hard moet werken om de harde ontlasting naar buiten te kunnen
krijgen) als er in de divertikels ontsteking ontstaat, krijgt de patiënt buikpijn en koorts.
Ziekte van Crohn: dit is een chronische ontsteking van het maagdarmkanaal. De dunne darm
is het vaakst aangedaan, maar ook in alle andere spijsverteringorganen kunnen afwijkingen
zitten. De meest voorkomende symptomen zijn: Vermoeidheid, diarree en buikpijn.
Colitis ulcerosa: Dit is een chronische ontsteking van de dikke darm. De meest voorkomende
symptomen zijn: Vermoeidheid, (bloederige) diarree en buikpijn.
Coloncarcinoom: dikke darmkanker, meest voorkomende soorten kanker. Alarmerender
symptomen zijn: bloed bij de ontlasting, veranderingen in het ontlastingspatroon
(defecatiepatroon)
Hepatitis: wordt veroorzaakt door een virus, de bekendste verschijnselen zijn, vermoeidheid
en geelzucht.
Levercirrose: dit is een verbind-weefselen ban de lever die uiteindelijk leidt tot overlijden. De
oorzaak is meestal auto-immuun (primair biliaire cirrose).
Galstenen: dit zijn ophopingen van zouten, bilirubine en of cholesterol in de galblaas. Als de
“stenen” bewegen instaat koliekaanvallen: Aanvallen heftig pijn in de rechter bovenbuik met
misselijkheid, braken en bewegingsdrang.
6
,Pancreatitis: Acute pancreatitis wordt meestal veroorzaakt door galstenen of door alcohol. De
patiënt krijgt hevige buikpijn, die toeneemt als de patiënt op zijn rug ligt. Meestal moet de
patiënt braken. In ernstige gevallen kan de situatie levensgevaarlijk worden. Chronische
pancreatitis komt meestal door overmatig alcoholgebruik en gaat gepaard met chronische pijn,
diarree en gewichtsverlies.
Onderzoekmethodes
24-uurs PH registratie in de slokdarm: Hierbij wordt met een dunne sonde de zuurgraaf in
de slokdarm gemeten, wat belangerijk kan zin bij (reflux) oesofagitis.
Manometrie: Dit is een drukmeting in het onderste gedeelte van de slokdarm. Ook hiervoor
wordt een dunne sonde in de slokdarm gebracht het onderzoek is belangrijk bij verdenking op
achalasie “betekenis: Zenuwvoorziening in de slokdarm beschadigd is”
Helicobacter-diagnostiek: Dit kan op verschillende manieren. In de maag kan een biopt
worden genomen uit onstoken slijmvlies. Bloed kan worden onderzocht op antistoffen, de
bacterie kan worden aangetoond in een feces, uitademingslucht kan een ureum worden
gemeten.
Echografie: dit is een methode om een stolsel in de diepe kuitvenen op te sporen. Dit wordt
gedaan bij een verdenking op diepe veneuze trombose.
Endoscopische retrograde cholangiopancreatografie: Hierbij wordt met een scoop
contrastof in de galwegen gebracht. Hiermee kunnen galstenen zichtbaar worden gemaakt ( en
verwijderd). Met dit onderzoek kunnen ook de afvoerwegen van de alvleesklier zichtbaar
worden.
7
, Bloed
Anemie: Er zijn vele oorzaken, bijvoorbeeld
Ijzertekort (tekort aan hemoglobine, hemoglobine zorgt ervoor dat het in de longen
opgenomen zuurstof naar het weefsel wordt gebracht) door chronische bloedverlies
• Medicatie: ijzerpreparaten: ferrofumaraat of ferrosulfaat.
Bijwerkingen: Obstipatie en zwartkleurige ontlasting.
Tekort aan vit b12 (bijvoorbeeld pernicieuze anemie en bij de ziekte van crohn.
• Medicatie: Hydroxocobalamine.
Vit b12 wordt meestal in de vorm van injecties behandeld. Er wordt begonnen met
een groot aantal injecties in een paar dagen tijd. Daarna wordt (vrijwel altijd
levenslang) de behandeling voortgezet met een injectie van 1mg 1 keer in de 2
maanden. Een tekort aan vit b12 als gevolg van te weinig vlees eten of het langdurig
gebruik van geneesmiddelen, kan wel behandeld worden met tabletten.
Foliumzuurtekort (Vit 11), bij slechte voeding bijv., alcoholisten of ouderen, of bij
toegenomen behoefte zoals bij zwangere.
• Medicatie: Foliumzuur, folinezuur
Bijwerkingen evt: Overgevoeligheid, Maagdarmklachten.
Versnelde bloedafbraak of aanmaakstoornissen.
• Als de anemie ernstig is, kan de patiënt last krijgen van vermoeidheid, duizeligheid
of hartkloppingen.
Anemie door gebrek aan erytropoetine
EPO (Erytropoetine) is een hormoon die door de nier wordt gemaakt. Het stimuleert de
vorming van rode bloedcellen in het beenmerg. Eretropoetine wordt als medicijn
gegeven aan mensen met onvoldoende functionerende nieren en aan kankerpatiënten
Vit-k Antagonisten
De vit-k antagonisten remmen de aanmaak van protrobine. Antistolling medicatie
(bloedverdunners noemen meeste mensen dit)
• Medicatie: Acenocoumarol is een kortwerkend middel (48 uur)
• Fenprocoumon heeft een werking die dagen duurt.
Medicatie in het kort:
Ijzerpreperaten: Ferrofurmaraat of ferrogluconaat
Vitamine b11: Foliumzuur
Vitamine b12 hydroxocobalamine
8