Beknopte samenvatting voor het tentamen van IPO 2A. De samenvatting bestaat uit het hele boek 'Jongens zijn slimmer dan meisjes', de behandelde hoofdstukken uit het boek 'Pedagogiek in beeld', de artikelen en collegeaantekeningen.
College 1
Grote schoonmaak
De onderwijswetenschappen is een interdisciplinair onderzoeksveld waarin onderzoekers
onderzoek doen naar hoe mensen leren en naar hoe dit verbeterd kan worden.
- Het doel is het beschrijven, begrijpen en verklaren van gedrag en het leren, opleiden
en ontwikkelen in het onderwijs.
- Er wordt onderzoek gedaan op drie niveaus:
1. Microniveau: het lerende kind
2. Mesoniveau: schoolcontext
3. Macroniveau: maatschappij
Er zijn drie redenen waarom mensen aanwijzingen herkennen voor de ideeën waarin we
geloven en waarom mensen ervaringen, die niet met onze overtuigingen overeenkomen,
negeren:
1. Patternicity: de neiging om betekenisvolle patronen te zoeken in willekeurige dingen.
2. Conformation bias: je gelooft de feiten die overeenkomen met jouw mening.
3. Hindsight bias: het afstemmen van verklaringen na de feiten op datgene waarvan we
weten dat het gebeurd is (achteraf is makkelijk praten).
In het onderwijs zijn er vaak goede vernieuwende ideeën, maar deze vernieuwingen werken
in de praktijk vaak niet goed, dit heeft drie redenen:
1. Er is een verschil tussen een vernieuwend project en de uitvoering van dat project.
2. De onderzoeken die het bewijs voor de projecten leveren, zijn vaak zwak.
3. Het Hawthorne-effect, dit houdt in dat mensen gemotiveerd zijn als een vernieuwend
project net is ingevoerd. Het positieve effect komt door de glans van het nieuwe.
In het onderwijs is er sprake van drie verschillende theorieën:
1. Sociaal-constructivisme: leerlingen moeten geplaatst worden in een leeromgeving
waar zij zelf actief kennis moeten verwerken.
Samenwerken is belangrijk omdat iedereen een eigen perspectief heeft en door
middel van samenwerking kom je tot een gedeelde waarheid.
2. Cognitivisme: er is aandacht voor differentiatie, men moet niet alleen kijken naar wat
leerlingen leren maar ook hoe ze dat doen.
Ieder kind leert anders, dus je moet kinderen niet allemaal hetzelfde bieden.
3. Behaviorisme: leren met behulp van doelen, belonen en straffen.
Mythes over leren
Mythe 1 Mensen hebben verschillende leerstijlen
Mensen verschillen in de manier waarop ze leren, maar een verkozen leerstijl is niet altijd
gelijk aan de beste manier om te leren.
- Mathemathanistisch effect: een bepaalde leerstijl heeft niet altijd een educatief
voordeel voor een leerling.
- Leerstijlen zijn gebaseerd op verschillende type mensen, terwijl mensen vaak niet in
hokjes te verdelen zijn. Hiervoor zijn drie redenen:
1. Cognitieve verschillen tussen mensen zijn geleidelijk, dit betekent dat mensen
vaak niet bij één bepaalde leerstijlen passen.
2. Voor de onderverdeling worden zelfgeschreven maatstaven gebruikt die
ontoereikend zijn.
3. Er bestaan meer leerstijl mogelijkheden dan mensen, dit zorgt ervoor dat
mensen moeilijk in één bepaalde leerstijl te groeperen zijn.
1
,De leerstijlhypothese stelt dat er sprake is van een overlapinteractie; leerlingen van type A
kunnen alleen leren met onderwijsmethode A.
- Uit onderzoek blijkt dat er interactie plaatsvindt tussen leerstijlen en onderwijs
methodes, maar dat ze geen invloed hebben op het onderwijs.
Met de inventaris van Kolb worden mensen onderverdeeld in denkers, doeners, dromers en
beslissers.
- Uit onderzoek blijkt dat er nauwelijks sprake is van een correlatie tussen de factoren
en de classificatie van leerstijlen.
De mythe is hardnekkig, dit komt doordat
- Onszelf en anderen onderverdelen in groepen populair is.
- Hokjesdenken de gedachte dat elke leerling uniek is bevestigd.
- Leerlingen en ouders op deze manier elke mislukking af kunnen schuiven op de
‘verkeerde’ leerstijl.
Wat is de conclusie?
- Er is nauwelijks wetenschappelijk bewijs voor de verschillende leerstijlen.
- Leerstijlen zijn geen onderwijsmethodes.
- Goed onderwijs is voor een groot deel afhankelijk van de leraar.
Het is een mythe.
Mythe 2 Effectiviteit van leren kun je in een piramide weergeven
De cone of experience (Edgar Dale) is een visueel instrument waarin het classificatiesysteem
voor de verschillende types van indirecte leerervaringen samengevat zijn.
- De kegel bestaat uit tien lagen, onderaan staan de concrete ervaringen en bovenin de
abstracte ervaringen.
- Er worden geen cijfers of didactische werkvormen gebruikt.
- De kegel mag niet als iets onbuigzaams worden gezien.
Tegenwoordig wordt de cone of experience de leerpiramide genoemd.
- De piramide bestaat uit zeven lagen, volgens de leerpiramide scoren de traditionele
onderwijsmethodes het laagst.
- Er worden didactische labels, cijfers en percentages weergegeven.
In een artikel worden vier empirische problemen genoemd waardoor de leerpiramide geen
waarde in het onderwijs kan hebben:
1. Elke methode zou even veel tijd moeten kosten.
2. Het zou steeds dezelfde leerkracht moeten zijn die de experimenten uitvoert.
3. De inhoud van de les zou steeds hetzelfde moeten zijn.
4. De uitkomstmaten zouden ‘hetgeen wat je onthoudt na een bepaalde tijd’ moeten zijn.
Wat is de conclusie?
- De herkomst van de leerpiramide is onduidelijk.
- De verhoudingen blijken niet te kloppen en de percentages zijn wel heel mooi
afgerond.
- De kracht van de leerpiramide wordt gedeeltelijk veroorzaakt doordat mensen sneller
iets geloven als er een afbeelding bij staat.
- Het zou beter zijn als de piramide in een vierkant weergegeven zou worden, hierin
kunnen de percentages evenredig worden verdeeld.
- De leerpiramide kan herdopen worden tot het monster van Loch Ness van de
onderwijskunde omdat zij te pas en te onpas opduikt.
Het is een mythe.
2
, Mythe 3 Je leert 70% informeel, 20% van anderen en 10% van formeel onderwijs
Met de 70-20-10-regel wordt een verhouding van leren weergegeven; je leert 70% van
informeel onderwijs, 20% van anderen en 10% van formeel onderwijs.
- De regel is gebaseerd op een metafoor voor de mate van zichtbaarheid van een
ijsberg; het grootste gedeelte van de ijsberg is onzichtbaar.
70% van het leren gebeurt in informeel onderwijs.
Uit een onderzoek naar deze regel volgde een andere verhouding, namelijk 16-44-30; je leert
16% uit ervaring, 44% van conversatie en 30% door formeel onderwijs.
Wat is de conclusie?
- Er is geen wetenschappelijk bewijs voor de verhouding.
- De verhouding berust op een problematische verhouding; we leren het beste door zelf
te ontdekken.
De mythe is onbewezen.
Mythe 4 Als je alles kunt opzoeken, is kennis onbelangrijk
Het is belangrijk om vaardigheden te leren die nodig zijn om kennis te verwerven. Dit is
belangrijk omdat wat we zien wordt bepaald door wat we al weten.
- Voorbeeld: Een bakker kijkt anders naar een taartje dan een diëtist. De bakker ziet de
bereidingswijze en de technische vaardigheden, een diëtist de voedingswaarde.
De ‘21st century skills’ zijn de vaardigheden die je nodig hebt om in de maatschappij van nu
en van de toekomst goed mee te kunnen draaien. Informatiegeletterdheid/digitale
geletterdheid is de mate waarin iemand beschikt over de vaardigheden om om te gaan met
de informatie op het internet.
- Kinderen worden ook wel digital natives genoemd omdat ze al relatief jong om kunnen
gaan met veel verschillende elektronische apparaten.
Wat is de conclusie?
- We hebben kennis nodig om de vaardigheden te kunnen leren en te kunnen toepassen
die we in de huidige maatschappij nodig hebben.
Het is een mythe.
Mythe 5 Kennis is net zo houdbaar als verse vis
Elke dag wordt de halveringstijd van informatie kleiner, waardoor kennis snel achterhaal
wordt.
We hebben het in dit verband over de googlification van het onderwijs.
De veronderstelling dat kennis kort houdbaar is, klopt niet:
- We moeten onderscheid maken tussen het verouderen van kennis enerzijds en
informatiegroei anderzijds; sinds de komst van het internet is de hoeveelheid
beschikbare informatie gegroeid.
- Niet alle kennis van voor de komst van het internet is per definitie verouderd,
irrelevant of achterhaald.
Een interessante anomalie (een onverklaarbaar verschijnsel) is dat veel mensen die geloven
dat kennis kort houdbaar is, ook geloven in een pedagogie gebaseerd op probleemgestuurd
onderwijs.
Dit is in tegenspraak omdat leerlingen in probleemgestuurd onderwijs kennis nodig
hebben om teksten te begrijpen of om modellen te construeren.
Wat is de conclusie?
3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper nadinedevogel. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,19. Je zit daarna nergens aan vast.