Stoornissen in aantal, doorbraak, vorm en structuur van gebitselementen
Erfelijkheidsaspecten en de ontwikkeling van gebitselementen
H25: formatieve stoornissen in de structuur van de harde weefsels
Stoornissen
Vaker externe factoren die leiden tot stoornissen in de structuur van glazuur en cement dan erfelijke
factoren. Bij dentine juist vaker erfelijk. Normaal is het glazuuroppervlak ononderbroken glad,
golvend en glooiend, voorzien van scherpe fissuren (soms foramen coecum) en
ontwikkelingsgroefjes.
- Na doorbraak zijn er vaak veel fijne richeltjes (perikymata) te zien die van elkaar worden
gescheiden door groefjes (imbrication lines)
- Kronen zijn vaak egaal witgeel van kleur.
- Cervicaal, waar het glazuur dunner is, schijnt het donkerdere dentine meer door
- Afwijkende structuren van glazuur en dentine zijn vaak macroscopisch te zien als kleine
veranderingen van het oppervlak en/of de keur.
Hypoplastisch glazuur
- Ameloblasten zijn niet in staat om extracellulair de organische glazuurmatrix te vormen
(eiwitten amelogeninen en enamelinen)
- Of de amelogeninen kunnen niet resorberen om ruimte te maken voor afzetting van
mineralen (verkalking)
- Glazuur is dun, ontbreekt of is onvoldoende verkalkt.
- Wanneer een tijdelijke externe factor de oorzaak van de stoornis is toont de hypoplasie zich
meestal als:
o Putjes met wel of geen donker verkleurde bodem
o Groeven of insnoeringen
o In horizontale banden gerangschikt
Hypocalcificaties
- Wanneer de glazuurmatrixvorming en resorptie goed verlopen maar de mineralisatie via de
ameloblasten of tijdens de pre-eruptieve rijping deels achterwege blijft.
- Witte (opaciteiten) of geel/bruine vlekken.
- Met name op de buccale vlakken van bovenfrontelementen.
- Hypoplasieën worden vaak minder frequent aangetroffen dan hypocalcificaties.
Tijdens een verstoorde glazuurontwikkeling kan tevens een afwijkende structuur van het dentine
ontstaan. Normaal zijn in het axiale deel van de dentinetubuli uitlopers van odontoblasten aanwezig.
De gebieden rondom de tubuli zijn verkalkt: peritubulaire dentine en de gebieden daartussen zijn
minder gemineraliseerd: intertubulaire dentine.
- Dentineafwijkingen betreffen in het algemeen het aantal en de wijdte van de dentinetubuli
en soms ook het verloop.
- Daarnaast kan een onvoldoende mate van verkalking optreden waardoor veel onverkalkt,
interglobulair dentine aanwezig is (bestaat uit organisch materiaal).
- De pulpaholte kan hierdoor verwijd zijn of juist geoblitereed zijn.
- Dit afwijkende tandbeen met mogelijk afwijkende kleur schijnt door het glazuur heen.
Glazuur
Ameloblasten functioneren onvoldoende of gaan ten gronde. Af en toe behoren afwijkingen van de
gebitselementen tot de eerste signalen dat er meer mis is
- Fijne hypoplasieën tubereurze sclerose (autosomaal dominant neurocutaan syndroom)
- Uitvallen van melktanden met hypo- of aplastisch wortelcement Infantiele hypofosfatasie
(metabole afwijking met soms zwart glazuur)
1
,Pre- en perinatale factoren
Aandoeningen van de gravida en/of foetus/neonatus met effecten op de tandstructuur van het kind.
De verkalking van de melkelementen in utero begint rond de 15 e week en is pas na geboorte
voltooid. Ook delen van de eerste doorbrekende blijvende elementen verkalken al voor de geboorte.
De oorzaken zijn niet erfelijk.
Diabetes mellitus van de gravida (zwangere)
Elementen van kinderen van moeders met diabetes hebben vaak hypoplasieën en hypocalcificaties.
Bij diabetes type 1 vroegtijdige keizersnede is nog wel is sprake van een groeilijn van Retzius die
prenataal verkalkt glazuur scheidt van postnataal verkalkt glazuur.
- Deze neonataal lijnen in I1 en M1 zijn verbreed en het glazuur is matig tot slecht verkalkt,
soms gegroefd.
- Postnatale glazuur onder het oppervlak is slecht gemineraliseerd bij 77% van de elementen
- Temporaire elementen zijn relatief vaak hypoplastisch (resorptie vindt niet goed plaats)
- Wanneer de zwangere goed is ingesteld (toediening insuline) valt het percentage kinderen
met gebitsafwijkingen naar ongeveer 10%.
Hypoxie
Zuurstoftekort van de zwangere of neonaat kan leiden tot glazuurstoornissen of verkleuringen
(bilirubine). Hypocalciëmie en een te laag geboortegewicht of te vroege geboorte gelden als
oorzaken of zijn nauw verwant.
- Elementen zijn veelal geelbruin
- Orotracheale intubatie en larynxscopie veroorzaakt bij 50-95% van de neonaten door druk op
de kaak schade (unilaterale hypoplasieën) en geelbruine verkleuringen (vooral snijtanden).
o Elementen niet in het gebied van de tube laten vaak opaciteiten zien door hypoxie
(M1 en M2)
Rubella
Rodehond, een virusinfectie, kan tijdens de eerste 3 maanden van zwangerschap leiden tot vele
lichamelijke afwijkingen (hart, microcefalie, mentale retardatie) van het kind. De minst belangrijke
zijn hypoplasie en calcificatie van het glazuur bij ruim 80%.
Vitamine D deficiëntie van de gravida
Leidt bij de moeder tot secundaire hypoparathyreoïdie waardoor de foetale parathormoonproductie
wordt onderdrukt. Na de geboorte ontstaat tetanie (tonische en klonische krampen) als gevolg van
consequente hypocalciëmie. Bij de pasgeborene ontstaat hypoplastisch glazuur.
Postnatale (infectie)ziekten
- Kinkhoest, tuberculose, longontsteking, difterie, darmontsteking, diarree (salmonella,
parasitaire), rubella, malaria en mogelijk ook de bof hebben effect op de gezondheid van het
kind, net als de medicatie voor deze ziekten.
- Hoge koorts door uitdroging leidt tot een onvoldoende werking van de nieren en daardoor
tot hypocalciëmie. Dit laatste heeft effect op het zich vormende glazuur.
- Parasitaire diarree veroorzaakt hypocalciëmie en vacuolisatie van de ameloblasten.
- Kaasmolaren ofwel molar-incisor-hypomineralisatie, waarbij het glazuur van pijnlijke eerste
blijvende molaren met name occlusaal erg zacht is en geel tot bruin is verkleurd. Het glazuur
slijt snel weg (extractie of kronen). Onder het gezonde aangrenzende glazuur zet de
hypomineralisatie zich voort. Ook de eerste permanente snijtanden kunnen verkleuring
vertonen. De kaasmolaren ontstaan bij de geboorte en de daaropvolgende maanden tot
jaren. Het cervicale glazuur blijft meestal bespaard.
2
, o Oorzaken zijn de hierboven genoemde infectieziekten maar ook leiden deze kinderen
vaker of langer aan middenoorontsteking, pneumonie, hoge koorts, nierinsufficiëntie
en dergelijke.
Te weinig of teveel in het dieet
Met het toenemen van de mate van ondervoeding lijken structuurstoornissen van het gebit
ernstiger. Ondervoeding gaat gepaard met atrofie van het slijmvlies van de dunne darm. Van
verschillende bouwstoffen is het bekend dat ze noodzakelijk zijn voor een goed verloop van de
odontogenese. Daartoe behoren de mineralen, essentiële sporenelementen (fluoride). Er kan een
verstoorde opname zijn door bijv. coeliakie of vitamine-D refractaire rachitis (botziekte).
Algemene bouwstoffen
Moeilijk uitspraak te doen over het effect van tekort of teveel aan een specifieke bouwstof op de
odontogenese. Tijdelijk ernstige voedseltekorten gaan gepaard met bijv. bandvormige insnoeringen
rondom de melksnijtanden (odontoclasie). Langdurigere en ernstigere ondervoeding veroorzaakte in
de 16e eeuw forse hypoplasie en additionele molaar knobbles (mulberry molars). Een laag
geboortegewicht is echter van groter belang dan voedingstekorten.
Vitaminen
Het effect van tekorten aan andere voedingsstoffen is meestal minder duidelijk.
- Vitamine A: in actievere vorm in dierlijke voedingsmiddelen als retinol en als provitamine
(beta-caroteen) in bladgroenten, knollen en fruit. De vet oplosbare vitamine wordt in de
lever opgeslagen en kan zo nodig daaruit worden gemobiliseerd.
o Een tekort benadeeld het gezichtsvermogen. Hypovitamentose A beïnvloedt ook de
cel differentiatie (odontoblasten en indien ernstig de ameloblasten). Speekselklieren
atrofiëren (cariës en verhoorning slijmvliescellen).
o Te veel aan vitamine A geeft vergiftigingsverschijnselen. Differentiatie tot
odontoblasten wordt tegengegaan en indien al plaatsgevonden wordt predentine
vorming verstoord. Gingiva zwelt en ulcereert (ulceratie is reversibel). Mogelijk ook
treffing van ameloblasten.
- Vitamine C: water oplosbaar ascorbinezuur in dierlijke en plantaardige producten (groenten,
fruit) speelt een belangrijke rol bij de collageensynthese. Hydroxylering van proline en lysine
(dentinevorming). Ameloblasten zijn afhankelijk van ascorbinezuur.
o Hypovitaminose C veroorzaakt onderhuidse en tandvlees- en pulpa bloedingen en
kan tot spontaan verlies van elementen leiden (scheurbuik). Door tekort tijdens de
odontogenese differentiëren de odontoblasten en ameloblasten zich niet of
onvolledig (putvormige glazuur hypoplasieën). 2-9 jarigen: 20-35 mg/dag
o Te veel heeft geen effecten op het gebit
- Vitamine D: wordt onder invloed van zonlicht in de huid gevormd uit een provitamen (7-
dehydrocholesterol) en uit enkele voedingsmiddelen opgenomen in de vorm van
ergocalciferol of cholecalciferol. Moet 2x worden gehydroxyleerd voordat het actief is. Lever
12(OH)2D3 nieren hormoon D3 (1,25(OH)2D3) samen met calcitonine en
parathormoon zorgt het voor de handhaving van de calcium en fosfaat concentratie in
serum. Mogelijke rol bij de magnesium huishouding.
o Hypovitaminose D leidt tot onvoldoende ossificatie van bot. Dentine, glazuur en
wortelcement zijn afwijkend.
o Hypervitaminose D (intoxicatie) leidt tot hypercalciëmie, met uitdroging, braken,
diarree, sufheid en coma als gevolg. Vaak ook glazuurafwijkingen (hypoplastisch en
geoblitereerde pulpa).
- Vitamine E: komt voor in plantaardige oliën, graanproducten, bladgroenten en eieren.
Beschermt tegen auto-oxidatie van onverzadigde vetzuren en daarmee tegen beschadiging
van de cellulaire membranen
3
, o Hypovitaminose E leidt bij ratten tot oedeem van het glazuurorgaan. Bij de mens
zelden.
o Hypervitaminose E zou bij dieren het calcium- en fosfaatgehalte van de elementen
verhogen, twijfel voor consequenties. Niet bij de mens.
- Vitamine K: komt voor in bladgroenten, tomaten, tarwekiemen, vismeer en eigeel (K1) en
wordt gemaakt door de darmbacteriën (K2). Van belang voor de bloedstolling.
o Bij tekort kan het leiden tot stollingsafwijkingen en structuurstoornissen doordat de
plasmaspiegel van calcium wordt verlaagd.
Voedingsstoornissen
Vitamine D refractaire rachitis (hypofosfatemie)
- Niet door deficiëntie in het dieet. Door een erfelijke oorzaak missen de nieren bij de ernstige
x-gebonden vorm het vermogen om vitamine D het hormoon D3 te maken door een tekort
aan 25-OH-D-I-hydroxylase. Bij de mildere autosomaal dominante vorm zijn de receptoren
voor hormoon D3 abnormaal.
- Een tekort aan hormoon D3 is de oorzaak van hypocalciëmie of ontregeling van de fosfaat
resorptie in de nieren – hypofosfatemie:
1. Asymptomatisch, meestal bij volwassenen
2. Inactieve postrachitische vervormingen bij volwassenen
3. Zelfde als 2 maar dan de actieve
4. Hypofosfatemie met vitamine D resistentie
- Bij deze vormen kan het glazuur hypoplastisch zijn, geel verkleurd, slecht verkalkt en diep
doorlopende spleten hebben. Vaak enkele elementen en soms helemaal niet. Mogelijk
worden de amelogeninen onvoldoende geresorbeerd. Slecht verkalkt dentine staat op de
voorgrond Mineraalafwijkingen in interglobulair dentine (meer zink), predentine is breed,
pulpaholten zijn groot en hebben lange pulpahoorns, pulpae zijn vaak avitaal (uitgebreid tot
periapicaal proces) en wortels sluiten laat. Cement is defect en de eruptie is vertraagd. Milde
botafwijkingen (osteomalacie) X of O benen, laat leren lopen.
- Behandeling met hormoon D3 of fosfaat suppletie door de arts
Therapeutica/medicamenten
Fluoride
- Door te veel fluoride glazuur hypoplasieën en bruine verkleuringen, maar wel cariës vrij
(drinkwater). Fluoride hersteld initiële carieuze aantastingen eerder dan dat het voor een
vergrote werking tegen zuuraanvallen zorgt.
- Fluorose: chronisch te veel aan fluoride tijdens de odontogenese (secreterende,
resorberende en mineraliserende ameloblasten en tijdens de pre-eruptieve rijping van
glazuur). Ameloblasten zijn al gevoelig voor een zeer geringe overmaat. De witte vlekken zijn
onderhuidse porositeiten. Bruin verkleuring ontstaat pas bij ernstiger fluorose na de
doorbraak door externe kleurstoffen, evenals hypoplasieën die ontstaan door wegslijting van
zacht glazuur. Bruinverkleuringen reiken niet diep (bleken).
- Een acute hoge dosis fluoride leidt tot misselijkheid, braken en soms tot de dood door bijv.
hartfalen.
- Fluorotisch glazuur is zachter dan normaal glazuur. Hoe poreuzer het glazuur hoe witter het
element. Het prismapatroon is onregelmatig.
Natuurlijke bronnen
- Fluoriden komen overal voor (zeewater, zoet water). In NL 0,25 ppm. Optimaal: geen
fluorose en wel reductie van cariës. Bij gematigd klimaat (minder water consumptie dan in
tropische gebieden) = 1,2 ppm. In mineraalwater en bronnen kan de concentratie veel hoger
zijn (babyvoeding opletten!). Naast gebitsafwijkingen door de hoge waardes ook bot- en
gewrichtsafwijkingen.
4