Kindertandheelkunde SMZ2
Groei en ontwikkeling kind: mentaal
Hoofdstuk 1: Kinderthk, uitgangspunten en grenzen
Rollen in de kindertandheelkunde:
- Tandarts
- Mondhygiënist
- Tandarts-pedodontoloog
- Consultatiebureaus
- Ivoren kruis
Veel projecten worden opgezet voor kinderen en ouders om bewustheid te creëren. Giga gaaf: vanuit
het UMCG waarin ouders via het consultatiebureau naar de tandarts worden gestuurd.
Volwassen tandheelkunde: duurzame thk met als perspectief de natuurlijke dentitie zo lang mogelijk
in goede functie behouden.
Kinder tandheelkunde: voorbijgaande thk met een eigenaar die niet intrinsiek gemotiveerd is om
melk- en wisseldentitie tot elke prijs in optimale conditie te houden.
Bij elke behandeling van kinderen moet verband worden gelegd met de leeftijd (ontwikkeling,
gedrag). Kindertandheelkunde bestaat uit 3 onderdelen
- Het (epidemiologisch) onderzoek
o Het beginpunt. Op basis van een weergave van de bestaande situatie wordt beleid
geëvalueerd en beoordeeld aandacht op preventie of curatie.
o Cariës is een van de weinige epidemiologische voorspellers van tandbederf.
- De preventie
o Gebitsgezondheid bevorderen op een minimale invasieve wijze. Grootste deel van de
verrichtingen bij de jeugd zijn preventief. Preventieve zorg moet zo vroeg mogelijk
beginnen en elk kind moet worden beschouwd als risicokind.
- De restauratieve zorg
o We richten ons hierop als voorspellingen en preventie hebben gefaald. Of en hoeveel
we restaureren hangt af van de gevolgen van overbehandeling en de nadelen van
onder behandeling
Negatieve beeldvorming: Vermijden van curatieve behandeling is vaak de belangrijkste motivatie
voor preventieve inspanningen.
Zorggroepen
- Peuters en kleuters met veel cariës
- Onbehandelbare/bang kinderen
- Kinderen met een (verstandelijke) beperking
- Kinderen met een complexe medische conditie
Aanwezige cariës voorspelt de toekomstige.
Oorzaken cariës: erfelijke factoren, verlaagd zorgniveau, gebrekkige motivatie tot
gedragsverandering of onvermogen tot adequate zelfzorg.
1
,Uitgangspunten
- De behandeling moet gefundeerd zijn.
o De behandeling houdt rekening met de huidige en toekomstige gebitssituatie.
Tandarts moet kunnen beargumenteren waarom hij een behandeling uitvoert of juist
niet (schriftelijk vastleggen).
- De behandeling moet vroegtijdig zijn.
o Hoe eerder wordt behandeld des te beter het resultaat. Dit geldt vooral voor
preventie. Vroegdiagnostiek van tandbederf resulteert in remineralisatie of als
restauratief wordt ingegrepen in kleine restauraties en het voorkomen van
pijnklachten.
- De behandeling moet zo min mogelijk worden uitgesteld.
- De behandeling moet leeftijdsadequaat zijn
o Aard en inhoud van de preventie en behandeling moeten altijd worden aangepast
aan de capaciteiten van het kind. Ouders moeten hierin een belangrijke rol vervullen.
Hoofdstuk 2: psychologische ontwikkeling
Nature-nuture
- De wijze waarop kinderen ontwikkelen is het resultaat van een interactie tussen
eigenschappen van het kind, de ouders, de gezinsleden, leeftijdsgenoten etc.
- Verschillen tussen mannen en vrouwen zijn terug te brengen tot het verschil in behandeling
en rolverwachting vanuit de omgeving.
- Is het erfelijk materiaal of de omgeving waarin een kind opgroeit juist cruciaal voor de
ontwikkeling. Omgevingsinvloeden vinden we vaak terug als groepseffect en de
erfelijkheidsinvloed wordt weerspiegeld in de individuele vergelijking.
- Het ene kind is vatbaarder voor invloeden van de omgeving dan de andere. Juist bij deze
groep kan vroege interventie van bijv. ouders een positieve invloed hebben op de
ontwikkeling.
- Onze genen bepalen het limiet van onze prestaties maar de omgeving bepaald of we die
prestaties ooit zullen gaan leveren.
Rijping (biologisch) vs. leren (opdoen van ervaringen)
- Geleidelijke rijping van neurologisch, biochemisch en motorisch systeem is een voorwaarde
voor het optreden van nieuwe gedragsvormen. Sommige gedragsvormen kunnen echter met
veel oefening al worden aangeleerd op een leeftijd dat het CZS eigenlijk nog niet geheel rijp
is voor dit gedrag (vaak gaat dit dan wel veel trager).
Fasen en stadia
- Verloopt de ontwikkeling is vaste fasen met duidelijke overgangen of juist glad en continue?
- Veel vaardigheden kunnen kinderen wel of niet (lopen, praten, lezen). Dit wekt de indruk dat
de ontwikkeling stapsgewijs verloopt. Dit kan zo lijken maar vaak gaat er een onmerkbaar
proces geleidelijk aan vooraf voordat een kind iets ‘kan’.
Ontwikkeling van kinderen:
- Lichamellijke en motorische
- Intelectuele/cognitieve en taalontwikkeling
- Psychodynamische (karakter)
- Sociale
2
,Lichamelijke ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
In het eerste jaar groeit het kind het snelst, de lengte neemt ongeveer 1/3 toe (50cm – 75cm) en het
gewicht verdriedubbelt (6 pond – 20 pond).
- Cefalocaudale groei: lichaamsdelen dichter bij het hoofd beginnen eerder met groeien dan
verder weg gelegen. Het hoofd zelf groeit sneller dan de rest van het lichaam en armen
groeien eerder uit dan benen.
- Proximodistale groei: centrale lichaamsdelen ontwikkelen zich eerde dan extremiteiten. De
romp groeit eerder dan de ledematen en de armen groeien weer eerder dan de handen. In
de puberteit is dit juist omgekeerd (grote schoenmaat, slungelige bouw met lange armen en
benen en kleine romp).
Het bot is eerst nog voornamelijk kraakbeen en daardoor elastisch. Op een RO is door de hand de
botleeftijd van het kind te bepalen (hoeveelheid verkalkt bot).
Motorische ontwikkeling
De grove motoriek (de met het zenuwstelsel samenwerkende spier) ontwikkeld zich eerst en dan de
fijne. Helemaal in het begin beschikt de baby over een aantal primitieve reflexen die binnen een paar
werken weer verdwijnen (voetzool, loop). Controle en balans beginnen bij het hoofd. Lopen versterkt
het zelfvertrouwen en competentie gevoel van het kind. Balans en lichaamscontrole nemen
gedurende de kindertijd nog toe maar optimale prestaties zijn er vroeg in de adolescentie.
- Grove motoriek: balans, voortbeweging en coördinatie
- Fijne motoriek: functioneren van de hand. Grijpen pincetgreep
Cognitieve/intellectuele ontwikkeling (Piaget)
Begrip voor waarnemen en denken. Het denken van een kind is onderworpen aan een voorspelbare
stapsgewijze uitbreiding. 4 fasen volgens Piaget:
1. Sensomotorische fase: tot 24 maanden staat de baby in contact met de buitenwereld door
zijn zintuigen te gebruiken en dingen om zich heen te betasten. Herhaalde gedragingen om
tot dezelfde waarnemingen te komen. Dit wordt verwerkt in het geheugen
2. Preoperationele fase: 2-7 jaar. Het kind begint mentale symbolen te gebruiken:
voorstellingen en woorden die objecten aanduiden die net meer echt aanwezig hoeven zijn.
Aan het eind van deze fase kan het kind complete situaties die het niet meer voor zich ziet
vanuit zichzelf beschrijven.
3. Concreet-operationele fase: 8-12 jaar. Het kind kan meerdere aspecten van een situatie
opmerken en met elkaar verbinden. Het kan concrete voorwerpen vergelijken en ordenen.
Eigen ervaringen worden met nieuwe of die van anderen geïntegreerd. Denken blijft nog
sterk vebonden aan het hier en nu.
4. Formeer-operationele fase: 12+. Kind kan denken over dingen die niet direct waarneembaar
zijn en gebeurtenissen die niet rechtstreeks worden ervaren. Abstract en hypothetisch
denken. Hij kan conclusies trekken, op toekomstige gebeurtenissen anticiperen en inspelen.
Taalontwikkeling
Begint bij onderscheid tussen verschillende klankeenheden. Klankdiscriminatie is waarschijnlijk
aangeboren. O.i.v. ervaring worden de klankeenheden (fonemen) uit de eigen taal scherper en
genuanceerder. Van onderscheiden gaat het over in zelf produceren: klanken (vocaliseren)
brabbelen (2e helft 1e levensjaar). In de vroeglinguale periode (1-2,5 jaar) gaat de peuter zelf taal
gebruiken (vaak eenwoordzin). Rond 18 maanden is de kritische grens van 50 woorden bereikt en
neemt de taalvaardigheid snel toe.
3
, - Overextensie: een woord als koe gebruiken voor alle dieren in de wei.
- Onderextensie: een algemeen woord als auto alleen zien als die van papa of mama.
Psychodynamische ontwikkeling (Freud)
Id (intstinktmatige driften en wensen) ego super ego (geweten, normen en waarden)
- Orale fase: meeste ervaringen zijn gecentreerd rondom de mond
- Anale fase: proces van ontlasting gaat gepaard met aangename sensaties. Het kind leert dit
te controleren naast andere impulsen.
- Fallische fase: opkomst van jaloezie en rivaliteit. Schuld en straf krijgen betekenis. Angst kan
zich in deze fase ontwikkelen.
- Latetie fase: vriendjes en vriendinnetjes en het bij de groep horen zijn hier het meest van
belang.
- Genitale fase: puberteitsfase. De opkomst van seksuele gevoelens.
Sociaal emotionele ontwikkeling
Bowlby: gehechtheidstheorie, hierbij gaat het vooral om de eerste jaren van interactie tussen
primaire opvoeders en het kind. Gehechtheid: een duurzame en affectieve band tussen twee
individuen.
Fasen van hechting:
De manier hoe een ouder met een baby omgaat heeft veel te maken met hoe men zich vroeger in het
eigen gezin heeft gehecht en weer heeft losgemaakt.
1. 0-4 maanden. Periode waarin sociale en communicatieve signalen een belangrijke rol spelen
(huilen, glimlachen, oogcontact). Deze signalen zijn nog niet bestemd voor een specifiek
persoon.
2. Er begint een zekere voorkeur te ontstaan, het hechtingsproces is begonnen. De bekende
personen roepen hechtingsgedrag op en ze zijn ook beter in staat het kind te troosten
3. 7-9 maanden. Het hechtingsgedrag richt zich voornamelijk op 1 persoon. Hierbij hoort ook
scheidingsangst (angst en verzet).
4. Hechtingsrelatie krijgt een ander karakter. Door ontwikkeling in cognitieve functies kan het
kind zich verplaatsen in een ander. Hij kan kort uitstel van het bevredigen van zijn behoeften
aan.
5. Hechtingsgedrag neemt enigszins af. Het kan langere perioden aan. Het kind ontwikkeld een
intern werkmodel vanwaaruit nieuwe gehechtheidsrelaties kunnen ontstaan.
3 patronen van gehechtheid in het eerste jaar van de psychologische ontwikkeling.
- Veilige gehechtheid: opvoeder is de veilige basis van waaruit de omgeving wordt verkent.
Ouder: sensitief en responsief, heeft oog voor signalen, interpreteert ze juist
en probeert met zijn reactie de spanning te verlagen
- Onveilige gehechtheid:
o Angstig/vermijdend. Semi zelfstandig, het blijft op afstand en vertoont weinig
emotionele expressie (zoekt weinig contact).
Ouder: reageert afwijzend, houdt het kind op afstand, toont weinig
emotionele expressie, is rigide met regels en interfereert in het spel/de
behoefte van het kind
o Angstig/ambivalent: ‘ik kan het niet alleen’. Houdt angstvallig contact met
gehechtheidsfiguur. Onzekere kinderen.
Ouder: inconsequente reactie, onhandigheid, onder stimulering.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper MMCvD. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.