Bedrijfseconomie
Examenvatting VWO
Toelichting:
• Dik gedrukt onderstreept, een belangrijk begrip dat de kandidaat moet kunnen uitleggen.
• Onderstreept, een belangrijke toelichting op een begrip of een belangrijke zin.
Pagina 1 van 31 Versie 8
,Inhoudsopgave:
Belasting 3
Lenen 4
Consumptief krediet 4
Interest (rente) 4
Hypothecaire lening 4
Sparen en beleggen 5
Sparen 5
Beleggen 6
Levensonderhoud en wetgeving 8
Verzekeren 8
Kopen of huren 8
Samenwonen, trouwen en geregistreerd partnerschap 8
Scheiden 9
Overlijden en erven 9
Schenken 10
Organisatievormen 10
Verenigingen en Stichtingen 11
Financiële verslaggeving 12
Investeringsbegroting 12
Financieringsbegroting 13
Kosten, opbrengsten, uitgaven, ontvangsten 14
Resultatenrekening / Exploitatierekening 15
Liquiditeitsrekening 16
Balans 16
Winstberekening 17
Financiële kengetallen 19
Verschillenanalyse 21
Voorcalculatorische resultaten en het bezettingsresultaat 23
Nacalculatorische resultaten en het budgetresultaat 23
Personeelsbeleid 25
Arbeidsovereenkomsten: 25
Personeelsvertegenwoordiging en wetgeving 26
Personeelsplan 27
Pagina 2 van 31 Versie 8
, Organisatiestructuren 27
Ondernemingsplan 29
Marketingbeleid 29
Doelgroep marketing 29
Marketingmix 30
Belasting
De belasting die iemand betaald is met de volgende drie stappen vast te stellen,
1 Bruto jaarinkomen (Dit is nog exclusief belastingen)
- Aftrekposten
= Belastbaar inkomen
• Bruto jaarinkomen: Inkomen per jaar (inclusief vakantiegeld), voordat belasting is afgetrokken.
• Aftrekposten: Kostenposten die van het bruto jaar inkomen mogen worden afgetrokken
voordat hierover belasting wordt geheven. De belangrijkste aftrekpost is de,
• Hypotheekrenteaftrek: Interest betaald over de hypotheek mag in mindering worden
gebracht op het bruto jaar inkomen. Let op: Hiervoor mag de looptijd niet langer zijn dan 30
jaar. Consumenten kennen enkel hypotheekrenteaftrek, ondernemingen mogen rente van alle
leningen aftrekken.
• Belastbaar inkomen: Inkomen waarover belasting wordt berekend.
2 Inkomenshe ng
- he ngskortingen
= Loonhe ng (te betalen belastingen / premies)
• Inkomenshe ng: Bestaat uit alle belasting en premies (voor bijvoorbeeld de zorgverzekering)
die worden geheven (afgetrokken) over het belastbaar inkomen. Bereken als volgt:
• Waarde van inkomenshe ng bepalen: De waarde van de inkomenshe ng wordt bepaald
aan de hand van verschillende belasting schijven (boxen). Afhankelijk van je inkomen is een
vast % de hoogte van je inkomenshe ng.
• VB: Stel over de eerste €10.000 betaal je 20% inkomstenhe ng en over €10.000 tot en met
€20.000 30%. Als je €15.000 (belastbaar inkomen) hebt doe je €10.000 x 20% + €5000 x
30% voor totale inkomenshe ng.
• He ngskortingen: Kortingen op de inkomenshe ng. Algemene he ngskorting krijgt iedereen.
De arbeidskorting krijgen alle werkende mensen mits niet te hoge inkomsten, etc..
• Loonhe ng: Het uiteindelijke totale bedrag te betalen aan belasting en premies.
3 Bruto jaarinkomen
- Loonhe ng
= Netto jaar inkomen
• Netto jaarinkomen: Het inkomen wat je overhoudt na aftrek van belasting en premies.
⚠ Belasting en afronden: Bij belastingen is het gebruikelijk om af te ronden op gehele euro’s in
eigen voordeel. Dit betekend bij betalen van de interest dat €500,99 wordt afgerond op €500,-
Maar bij het aftrekken van de interest als aftrekpost ronden we af op €501,- (Want dit is dan een
voordeel, je kan dan immers meer aftrekken).
Pagina 3 van 31 Versie 8
ffiffi ffiffi ffi ffi ffi ffi ffi ffi ffi ffi ffi
, Lenen
Basisbeginselen:
I. Minder risico zorgt voor minder interest/kosten voor de kredietontvanger, en dus voor een
lagere opbrengst bij de kredietverstrekker.
Consumptief krediet
Consumptief krediet: Een door de consument afgesloten lening voor consumptieve doeleinden
(Consumptie en voorzien in levensonderhoud). De consument ontvangt krediet van de
kredietverstrekker inruil voor interest. De totale kredietkosten bestaan uit het terug te betalen
bedrag - de totale a ossing. Enkele voorbeelden van consumptief krediet zijn:
• Persoonlijke lening: Lening bestemd voor de aanschaf van duurzame consumptiegoederen
(Goederen met een levensduur langer dan één jaar). Maximaal te lenen bedrag is afhankelijk
van je inkomen en nanciële lasten. Vaak wordt de looptijd afgestemd op de levensduur van
het bestedingsdoel (aangeschafte goed).
• Doorlopend krediet: Consument bepaald zelf hoeveel krediet hij/zij opneemt, dit kan tot de
maximale kredietlimiet (afhankelijk van inkomen). Er wordt enkel interest betaald over het
opgenomen bedrag. Na a ossing kan een bedrag ook opnieuw worden geleend. Er is sprake
van variabele rente (Rente veranderd gedurende looptijd). VB: In het rood staan bij de bank.
• Huurkoop: Krediet verstrekt voor (impuls)aankoop van duurzame consumptiegoederen,
a ossing gebeurt maandelijks tegen een vaste rente (Vooraf vastgelegd rente-percentage) en
looptijd. Pas na de laatste termijn wordt de consument eigenaar van het gehuurde product.
• Koop op afbetaling: Variant op huurkoop waarbij de consument wel direct eigenaar wordt.
Interest (rente)
Er zijn twee verschillende vormen van interest te onderscheiden,
1. Enkelvoudige interest: Interest wordt elke periode berekend over het hoofdbedrag
(oorspronkelijke lening - a ossingen + stortingen), eerder betaalde interest valt buiten
beschouwing. Vaak zo bij een lening.
2. Samengestelde interest: Interest wordt elke periode berekend over het vorige totaalbedrag
(hoofdbedrag + eerdere ontvangen interest). Sprake van rente over rente. Vaak zo bij sparen.
Hypothecaire lening
Hypothecaire lening: Een langlopende lening met een onroerend goed (Ook wel vastgoed,
eigendommen die niet verplaatsbaar zijn zoals grondstukken en panden), in onderpand (als
garantie). Hierbij zijn een aantal zaken van belang
• Recht op hypotheek: De hypotheekgever (kredietontvanger) geeft het onroerend goed in
onderpand bij de hypotheeknemer (kredietverstrekker). Wanneer de hypotheekgever zijn kosten
niet kan betalen wordt de hypotheeknemer eigenaar van het onroerend goed.
• Gedekt krediet: Door de extra zekerheid van het onderpand, is het risico voor de
hypotheeknemer (kredietverstrekker) kleiner, hierdoor wordt de interest lager.
Lineaire hypotheek: Lening waarbij de totale lasten(kosten) elke periode lineair afnemen. In het
begin zijn de lasten het zwaarst. Deze lening is als volgt opgebouwd:
• Netto lasten per periode: A ossing + Rente - Renteaftrek.
• A ossing: Aan het einde van elke periode wordt dezelfde,
vaste, a ossing gedaan.
• Enkelvoudige interest: Wordt elke periode betaald over het
resterende deel van de lening. De schuld neemt door a ossen
steeds verder af en daarmee wordt elke periode dus ook
minder interest betaald. Hierdoor nemen de lasten per periode
steeds verder af.
• Belastingvoordeel: Elke periode wordt minder interest
betaald, daardoor daalt ook de renteaftrek steeds verder. Het
belastingvoordeel wordt dus elke periode kleiner.
Pagina 4 van 31 Versie 8
flfl fl fifl fl fl fl
, Annuïteitenlening: Lening waarbij elke periode het zelfde,
vaste bruto bedrag wordt betaald, de Annuïteit (Periodiek
gelijkblijvend bedrag bestaande uit een rente- en
a ossingsbestanddeel). Deze lening is als volgt opgebouwd:
• Netto lasten per periode: Annuïteit - Renteaftrek.
• A ossing: In het begin is het interest bestanddeel groter
dan dan het a ossingsdeel. Het a ossingsdeel neemt elke
periode toe.
• Enkelvoudige interest: In het begin hoog doordat er weinig
wordt afgelost, elke periode neemt het interestdeel af.
• Belastingvoordeel: In het begin is het interestdeel groter,
hierdoor is ook een hogere renteaftrek mogelijk dan tegen het
einde. De netto periode lasten zijn aan het einde zwaarder dan aan het begin omdat de
renteaftrek aan het einde aanzienlijk afneemt. Hierdoor is een annuïteitenlening aantrekkelijk
voor starters en jongeren.
Tussentijds a ossen bij een hypotheek: Ieder jaar mag een extra deel van de hypotheek
boetevrij worden afgelost bovenop de standaard a ossing. Wanneer meer wordt afgelost, dan
boetevrij is toegestaan, ontvangt de kredietontvanger een boete. (Dit omdat de geldverstrekker
dat jaar erna minder rente ontvangt omdat meer is afgelost, dat wil hij voorkomen). Hiervan is
enkel sprake bij vaste rente, bij een variabele rente mag altijd boetevrij worden afgelost.
Sparen en beleggen
Basisbeginselen:
I. Rendement: Opbrengst als percentage van het geïnvesteerde bedrag. Een hoog risico zorgt
voor een hoog rendement en een laag risico voor een laag rendement.
II. Sparen: Het opo eren van consumptie in het heden voor consumptie in de toekomst,
Intertemporele ruil. Sparen kent bijna geen risico en heeft dus een laag rendement.
III. Beleggen: Het investeren van kapitaal met als doel het vermogen te vergroten. Meer risico,
dus hoger rendement.
Sparen
Vrijwillig sparen: Sprake van lage samengestelde interest. Dit heeft trage vermogensgroei als
gevolgd. Sparen wordt belemmerd door in atie (Bij een in atie van 2% tegen interest vergoeding
van 1.5% daalt de reëele waarde van je kapitaal). Verschillende vormen van sparen:
• Direct opneembaar spaartegoeden: Je kunt op elk moment je geld van de spaarrekening
afhalen. Kenmerken: Variabele rente en aan het inleggen en opnemen van bedragen zijn geen
kosten verbonden.
• Niet direct opneembare spaartegoeden: Geld kan niet van spaarrekening worden gehaald
tot het einde van de looptijd is bereikt. Hoe langer de looptijd hoe hoger het interest%.
Kenmerk: Vaste rente, geld staat vast voor bepaalde periode, eenmalige minimum inleg,
tussentijds storten en opnemen kan niet boetevrij.
Verplicht sparen: Sparen is per wet verplicht, dit is het geval bij een bedrijfspensioen.
Contante- en eindwaarde bij samenstelde interest (SI):
• Eindwaarde (Ew): De verwachtte opbrengst na een bepaalde periode.
• Contante waarde: De beginwaarde, het kapitaal waarmee je begint met sparen.
• Beide zijn met de volgende formule te berekenen:
rn − 1
Cw / Ew = T ∙ a Vergeet niet het minteken in a bij contante waarde.
r −1
• Termijn (T): Bedrag van de individuele storingen.
• Rente (r): De samengestelde interest, geschreven als 1,02 (2%).
• Aantal stortingen (n): Hoe vaak het termijnbedrag is gestort, dit is niet gelijk aan de periode.
Pagina 5 van 31 Versie 8
flfl flfl ff fl fl fl fl
, • Correctiefactor (a) voor Ew: Het is belangrijk de laatste storting naar de eindwaarde te halen,
doe rente (1,02) tot de macht het aantal periode dat tussen de laatste storting zit en de te
berekenen eindwaarde.
• Correctiefactor (a) voor Cw: Het is belangrijk de laatste storting naar de beginwaarde te
halen. Doe rente (1,02) tot de (negatieve) macht het aantal periode dat tussen de laatste
storting en de te berekenen contante waarde zit.
• Periode: Totale tijdsbestek waarover rente wordt ontvangen. Dit kan in jaren zijn maar ook
kwartalen etc… Let goed op dat het gegeven interest% overeenkomt met de periode.
Uitzonderingen bij het berekenen van Ew en Cw:
Uitzondering: Uitwerking Ew: T= €100 dan r=5% en T=€200 dan r=4%
€100 €100 €100 €100 €100
Serie- Doe alsof de afwijkende storting gelijk
stortingen met is aan de andere stortingen en bereken 2015 2016 2017 2018 2019
één afwijkende Ew of Cw. Echte Ew = Berekende Ew
storting: +/- (bedrag missende storting • 1,056 − 1
renteperiodes erna). Echte Cw = Berekende Ew = 100 • 1 • pak n = 6 doe alsof de
Cw +/- (bedrag missende storting • 1,05 − 1
storting toch plaats vind. Ew = €680,19
rente-periodes ervoor)
Ew = €680,19 - (€100 • 1,052) = €596,94
Serie- Tel de afwijkende storting niet mee en €100 €100 €100 €100 €100
stortingen bereken de Ew of Cw. Echte Ew =
waarvan de Berekende Ew +/- (eerste storting •
2015 2016 2017 2018 2019
eerst afwijkt: renteperiodes erna). Echte Cw = Berekende 5
Cw +/- (eerste storting • rente-periodes
1,05 − 1
Ew = 100 • 1 • pak n = 5 doe alsof de
ervoor ) 1,05 − 1
eerste storting niet plaats vind. Ew = €552,56
Ew = €552,56 - (€100 • 1,055) = €680,19
Rente% en/of 1. Bereken eerst Ew of Cw van het €100 €100 €100 €200 €200 €200
stortingen eerste gedeelte van de reeks
bedrag 2. Uitkomst van 1 +/- (renteperiodes erna of
2015 2016 2017 2018 2019
veranderen. ervoor)
(⚠ Veranderen 3. Bereken nu Ew of Cw van deel 1,053 − 1
twee. 1. Ew = 100 • 1 • = €315,25
altijd tegelijk) 1,05 − 1
4. Tel waardes van stap 2 en 3 bij
elkaar op. 2. €315,25 • 1,053 = €364,94
1,043 − 1
3. Ew = 200 • 1 • = €624,32
1,04 − 1
4. Ew = €624,32 + €364,94 = 989,26
Beleggen
E ectenbeurs: Bij beleggen ontmoeten vraag en aanbod elkaar hier. Daar komt de prijs (koers)
tot stand. AEX-koersindex: Beursindex die de koersontwikkeling van de 30 grootste
beursgenoteerde Nederlandse bedrijven weergeeft.
• Volatiliteit: De mate van bewegelijkheid van een aandelenkoers / koersindex.
• Positief sentiment (Bullmarkt): Koersen stijgen, door positieve ontwikkeling.
• Negatief sentiment (Bearmarkt): Koersen dalen, door negatieve ontwikkeling.
• Pari: Koers is gelijk aan nominale waarde, of marktrente.
• Koers beneden pari: Koerswaarde (Reeële waarde) lager dan marktrente of nominale waarde.
• Koers boven pari: Koerswaarde (Reeële waarde) hoger dan marktrente of nominale waarde.
[Hoog risico] Beleggen in aandelen:
Aandelen: Eigendomsbewijzen in een onderneming (NV of BV). Aandelen van de NV worden
verhandeld op de e ecten beurs of via een beurshandelaar. Een aandeel heeft twee waardes:
1. Nominale waarde: Waarde die op het aandeel staat.
2. Beurskoers (Reële waarde): Wijkt af van nominale waarde en is afhankelijk van de vraag/
aanbod van het aandeel. Koerst daalt of stijgt afhankelijk van winstverwachting van de NV.
Pagina 6 van 31 Versie 8
ff ff
,Naast Koerswinst (Winst bij stijging van reëele waarde. Aandeel aankoop voor 10k en later
verkoop voor 30k dan is de koerswinst 20k) heeft de aandeelhouder recht op:
I. Dividend: Aandeelhouders hebben recht op een percentage van de winst van de NV.
II. Stemrecht: Heb je als aandeelhouder, je mag stemmen op de algemene vergadering van
aandeelhouders. (Heb je de helft + 1 van alle aandelen dan bepaal je het volledige beleid).
III. Beperkt aansprakelijk: Als het bedrijf failliet gaat raak je het bedrag van je aandeel kwijt.
Preferente aandelen (VIP): Hebben een vast dividend percentage, en ontvangen dit altijd, zelfs
als de onderneming verlies draait. Ook ontvangen zij het dividend eerder dan normale
aandeelhouders. Preferente aandeelhouders ontvangen bij faillissement eerder hun vermogen
terug, en hebben ook meer zeggenschap. Uiteraard zijn preferente aandelen beperkter en duurder.
[Laag risico] Beleggen in obligaties:
Obligatielening: Is een schuldbewijs dat je kapitaal hebt uitgeleend aan een onderneming of de
overheid. Een lening wordt opgesplitst in stukjes (obligaties) die de vermogensverscha ers
ontvangen. Uitschrijven gaat via de bank, handel gebeurd op de e ectenbeurs. Uitleg:
• Heeft een nominale waarde en een beurskoers, deze wordt uitgedrukt in een % van de
nominale waarde. (Kun je vinden door de nominale waarde keer de beurskoers te doen dus stel
nominaal is 1000 en de beurskoers 23% dan voer in op rekenmachine 1000x23% = 230 euro.)
• Obligatie-emissie: Is het uitgeven van obligaties door de overheid of een bedrijf. De koers bij
het uitgeven kan hoger zijn dan de nominale waarde. Afhankelijk van de verhouding van de
couponrente ten opzichte van de kapitaalmarktrente. Hoeveel wordt bepaald door,
• Als de couponrente lager is dan de kapitaalrente dan zijn obligaties onaantrekkelijk.
• Couponrente: Koper van een obligatie krijgt een vaste rentevergoeding uitgedrukt in een
percentage van de nominale waarde van de obligatie. Enkelvoudige interest.
• Kapitaalmarktrente: Gemiddeld geldende rente op de kapitaalmarkt (Lening met een
looptijd langer dan 2 jaar) .
• Aan het einde van de looptijd ontvangt de obligatiehouder de nominale waarde weer terug. Dat
kan op 2 manier. Of in een keer op het einde of door ieder jaar 10 tot 20% van de obligaties af
te lossen. Welke obligaties worden afgelost word geloot.
• Converteerbare obligatie: Obligatie die je kan omzetten in een aandeel. Wanneer de
aandelenkoers laag is heeft de obligatiehouder de zekerheid van de couponrente. Wanneer de
aandelenkoers boven de couponrente stijgt kan de obligatiehouder zijn obligaties converteren
en zo een hogere marge pakken.
[Gemiddeld risico] Beleggen in opties:
• Call optie: Geeft het recht om een aandeel later tegen vooraf vastgestelde prijs te kopen. De
schrijver (verkoper) heeft een leveringsplicht. Koop je wanneer je verwacht dat de koers stijgt.
• Put optie: Geeft het recht om een aandeel later tegen vooraf vastgestelde prijs te verkopen. De
schrijver (verkoper) heeft een afnameplicht. Koop je als je verwacht dat de koers gaat dalen.
• Schrijver (verkoper): Heeft de plicht aandelen tegen vooraf vastgestelde prijs te kopen of te
verkopen, hiervoor ontvangt hij de prijs die de koper voor de optie betaald.
Wist per optie = (Uitoefen prijs - huidige koers - optie premie) • 100 (Per optie altijd 100 aandelen).
[Laag risico] Beleggen in beleggingsfonds:
• Beleggingsfonds: NV die de inzet van groot aantal beleggers verzamelt en belegt in aandelen /
obligaties. (Een pensioenfonds werkt op vergelijkbare manier).
• Voordeel: De spreiding is groot waardoor ups en downs goed te overzien zijn (iets wat je zelf
met klein kapitaal nooit voor elkaar krijgt). Beleggingsfonds heeft specialisten in dienst.
• Nadeel: Brengt transactie en administratiekosten in rekening zo’n 1,75% van de inleg en dat
gaat af van het rendement.
Faillissement van een onderneming waarin is belegd: Vermogen wordt bij faillissement als
volgt teruggeven, als eerste verstrekkers van Vreemd Vermogen (schuldeisers), daarna
obligatiehouders, dan preferente aandeelhouders en daarna gewone aandeelhouders.
• Surseance van betaling: Kan bij de rechter worden aangevraagd door een onderneming. De
rechter kan bij het volstaan van de juiste criteria, aangeven dat schuldeisers voor bepaalde tijd
niet hoeven te worden betaald, dit kan de onderneming redden bij dreigend faillissement.
Pagina 7 van 31 Versie 8
ff ff
, Levensonderhoud en wetgeving
Verzekeren
Risicomijdend (risico-avers): Een person die risico’s uit de weg gaat. Hij verzekert zich graag
tegen onverwacht risico. Het tegenovergestelde is iemand die risico-zoekend is.
Schadeverzekering: Een verzekering die de verzekerde schadeloos stelt bij het optreden van een
verzekerd risico. Enkele bekende voorbeelden:
• Inboedelverzekering: Verzekering tegen schade aan spullen (inboedel) door diefstal/storm.
• Opstalverzekering: Verzekert de woning tegen schade door diefstal/storm, verplicht bij
aanvragen van de hypotheek.
• Aansprakelijkheidsverzekering (AVP): Vergoedt letselschade en materiële schade die door
de verzekerde bij derde wordt veroorzaakt.
Levensverzekering: Verzekering met betrekking tot het overlijden van de verzekerde. Zoals:
• Uitvaartverzekering: Bepaalt bedrag wordt uitgekeerd aan nabestaanden, na overlijden van
de verzekerde ter dekking van de begrafenis.
• Lijfrenteverzekering: Gedurende een vooraf vastgestelde periode worden uitkeringen betaald
aan de verzekerde als aanvulling op AOW of het pensioen.
• Overlijdensrisicoverzekering: Verzekering tegen het risico op overlijden, bij overlijden van de
verzekerde komen zijn eventuele resterende schulden geheel of ten dele te vervallen.
Kopen of huren
Huren: Tegen een bepaalde betaling per termijn mag de woning worden gebruikt. Er geldt een
opzegtermijn gelijk aan de betalingstermijn (meestal een maand), de woning moet na gebruik in
originele staat worden achtergelaten. Huurder heeft de volgende rechten:
I. Recht op woongenot: Huurder moet onbeperkt van de woning kunnen genieten zonder
overlast van de verhuurder.
II. Recht op privacy: Verhuurder mag niet zonder toestemming de woning betreden.
III. Huurbescherming: Verhuurder kan niet zomaar eenzijdig de huur op zeggen, enkel met
toestemming van de rechter.
• Scheefwonen: Bewoner van een huurwoning heeft een inkomen dat niet passend is bij de
huurlasten. De bewoner zou eigenlijk moeten doorstromen naar een andere woning.
• Voordelen huren/nadelen kopen: Korte opzegtermijn, geen risico bij waarde daling van de
woning, er is huurtoeslag van de staat mogelijk. Opstalverzekering is niet verplicht en groot
onderhoud of reparatie kosten zijn voor de verhuurder.
Kopen: Bij het kopen van een woning wordt meestal een hypotheek afgesloten. Afsluiten van een
hypothecaire lening is een belangrijk nancieel besluit omdat de looptijd lang is.
• Notaris: Deze maakt een eigendomsakte op, dit is verplicht bij het kopen van een huis.
• Voordelen kopen/nadelen huren: Veel keuze, je bouwt vermogen op door waarden stijging of
a ossingen. Woonlasten zijn stabiel zolang de rente niet veranderd. Eigen baas mbt verbouwing.
• Waardering Onroerende Zaken (WOZ): De WOZ-waarde van de woning is de waardebepaling
waarvoor deze geregistreerd staat, dus niet de huidige markt prijs (Belangrijk bij nanciële
verdeling bij gedwongen verkoop, erven of scheiden).
Samenwonen, trouwen en geregistreerd partnerschap
Huwelijk: Juridisch een contract waarbij twee keuzes moeten worden gemaakt.
• Gemeenschap van goederen: Alle bezittingen en schulden van voor en tijdens het huwelijk
worden na het verstrekken van het huwelijk door beide partners gedeeld.
• Beperkte gemeenschap van goederen: Alle bezittingen en/of schulden van voor het huwelijk
blijven privébezit. Alleen het vermogen en/of de schuld die tijdens het huwelijk wordt
opgebouwd wordt als gemeenschap goed gezien. Ook erfenissen en schenkingen blijven
privé tenzij in testament anders staat.
Huwelijkse voorwaarde: Trouwen waarbij in een overeenkomst wordt geregeld wat privé en wat
gezamenlijk is. Hierin staat ook wat er met het vermogen gebeurd bij een scheiding of
faillissement en hoe het pensioen wordt verdeeld. Opgesteld door de notaris.
Pagina 8 van 31 Versie 8
fl
fi fi